Skip to main content

Redactie Beroepseer

De lessen en inzichten van het Professioneel Activisme Lab van Beroepseer

Om het toenemende activisme van professionals aan te moedigen en te ondersteunen organiseerde Stichting Beroepseer van maart tot en met juni 2016 het Professioneel Activisme Lab, een reeks workshops die professionals aan het denken en werken zette over wat activisme voor henzelf, hun organisatie en beroepsgroep kan betekenen.

In recente publicaties van Stichting Beroepseer hebben diverse beroepsbeoefenaren wegen uitgestippeld voor professioneel activisme. Ze hebben vanuit de praktijk alternatieven geschetst voor o.a. de afrekencultuur in het onderwijs en voor de bureaucratisering van de zorg.
In de workshops vertelden zij hoe zij met hun activisme hun beroep verdedigden, het eigenaarschap van hun werk heroverden en weer wat te zeggen kregen over de kwalitleit ervan.

Onderwerpen van de workshops waren:

1. Machinebureaucratie versus humaan organiseren met Jos Lamé, 31 jaar lang directeur van Riagg Rijmond.
2: Hoe organiseer je collectief verzet? met Pascale Hendriks en Josephine Kan van het actiecomité Het Roer Moet Om en Corrie van Brenk, sectorhoofd FNV Zorg en Welzijn.
3. De juridische weg voor professioneel verzet, met Edwin Brugman, directeur Kennismanagement en Netwerken van de ledenorganisatie voor zorgprofessionals VvAA; Denise Hupkens, voormalig docent wiskunde; Kaspar Mengelberg, psychiater; Wouter van den Berg van de Vereniging Praktijkhoudende Huisartsen en Lex Geerts van advocatenkantoor Elderman-Geerts.
4. Professionele autonomie in de zorg en het onderwijs, met René Kneyber, docent en lid van de Onderwijsraad en Jos de Blok, oprichter en directeur van Buurtzorg Nederland.

Stichting Beroepseer heeft de belangrijkste lessen en inzichten van de vier workshops op een rij gezet in de samenvatting Professioneel Activisme Lab: lessen en inzichten.
Klik hier voor lezen en downloaden: https://beroepseer.nl

Wie eraan mocht twijfelen of professioneel activisme wel zin heeft, neme zich de uitspraak van de Amerikaanse antropologe Margaret Mead (1901-1978) ter harte:

 “Twijfel er nooit aan of een kleine groep serieuze,
betrokken burgers de
wereld kan veranderen.
Het is zelfs zo dat zo’n groep het enige is
dat ooit iets
heeft veranderd”

Nieuw type zorggroep in de maak die het belang van de huisarts vooropstelt: de zelfsturende zorggroep

omslag medz no 4De inmiddels welbekende Het Roer om Om beweging heeft vaste denkpatronen doorbroken. Zo worden er steeds meer vraagtekens geplaatst bij de bestaande zorggroepen.
Het vakblad voor de praktijkhoudende huisarts MedZ no 4 besteedt aandacht aan een nieuw type zorggroep. In Zuidwest Brabant heeft Bob Tersteeg met een aantal huisartsen het initiatief genomen om een zelfsturende zorggroep op te richten, die nu eens echt het belang van de huisarts voorop wil gaan stellen. Bob van Heukelom van MedZ vroeg aan Tersteeg, werkzaam als ICT-manager bij diverse gemeenten, hoe hij op het idee was gekomen zelf een zorggroep te beginnen?

Tersteeg: “Het idee ontstond ongeveer vijf jaar geleden. Mijn vrouw was net afgestudeerd huisarts. Ik zag hoe ze worstelde met een aantal vraagstukken waar ze bij geen enkele vereniging antwoord op kreeg. Ik keek met verbazing naar de ingewikkelde procedures die een huisarts moet doorlopen om de juiste instanties te pakken te krijgen. Ze werd van het kastje naar de muur gestuurd. Van Vecozo naar VZVZ, naar ION naar E-zorg en Vektis, via Zorgmail en Pharma Partners naar UZI en weer terug. Het ICT-beleid is een totaal onduidelijke brei”.
Waar is de zorggroep in dit hele verhaal?’ vroeg hij zich toen af: “Is dat niet de partij waar alle huisartsen verplicht/genoodzaakt bij aangesloten zijn? Sommige zorggroepen hebben wel zestig mensen in dienst! Zou dat niet de ideale partij zijn om, naast de contacten met de zorgverzekeraar, ook een vraagbaak te zijn voor huisartsen met problemen in de dagelijkse bedrijfsvoering?”

Maar helaas bleek dat niet zo te zijn. Tersteeg: “Ik ben daarover gaan nadenken. Ik ontwikkelde samen met huisartsen een nieuw concept en vervolgens ben ik daarmee gaan lobbyen. Alle partijen zijn het erover eens dat de zorggroep buiten de huidige taken ook andere taken op zich zou moeten nemen. Waarom doen ze dat dan niet? In mijn ogen kan het een stuk beter en voordeliger. Ik maak me hard voor marktconformiteit voor expertise en inkoop, maar zeker ook voor een reëel salaris van de zorggroepmanager”.

Het wordt tijd dat we gaan zorgen voor de huisarts

Wat gaat deze zorggroep anders doen?
“Het wordt tijd dat we gaan zorgen voor de huisarts, aldus Tersteeg: “Drieëntwintig procent van de omzet met betrekking tot de ketenzorg blijft momenteel ‘hangen’ bij de zorggroep. De zorggroep waar wij bij zijn aangesloten en waarmee we nu werken vertelt ons hoe we de Excelsheets moeten invullen en moeten aanleveren. Misschien wat kort door de bocht, maar daar komt het wel op neer. Er wordt slecht tot niet uitonderhandeld met de zorgverzekeraar, en de huisarts kan het werk doen. Waar blijft het advies en de actie hierover vanuit de zorggroep?”
De zorggroep zal een belangirjke schakel blijven tussen de huisarts en de zorgverzekeraar, denkt Tersteeg, maar de functie van deze zorggroep zal moeten worden verbreed: “De startende huisarts zou moeten worden geholpen met allerlei zaken rondom het opstarten van de nieuwe praktijk”.

De concrete plannen van Tersteegs zorggroep zijn erop gericht de zaken voor de huisarts eenvoudiger te maken. Een voorbeeld is de automatisering. “We gaan alle ICT-zorgen wegnemen. Daar hoeft de huisarts als zorgprofessional zich niet mee te bemoeien. Het moet gewoon werken.We gaan ervoor zorgen dat de infrastructuur voor de huisarts werkt”.

Wat ook belangrijk is, is in gesprek gaan met de zorgverzekeraar “op een manier dat we er aan beide kanten iets aan hebben. Laat ons zorgen voor een betaalbaar keteninformatiesysteem en laten we samen de spelregels bepalen. Niet vanuit de manager van de zorggroep, maar vanuit de huisartsen die ermee moeten gaan werken”.

Zelfsturende zorggroep, door Bob van Heukelom, MedZ no 4, eind augustus 2016: https://issuu.com

Andere artikelen in MedZ no 4 :
– Verslag van het VvAA congres van 22 juni 2016: Zelf aan het roer.
– Waarom het roer voorlopig nog vastzit.
– ‘De huisarts moet niet de V & D van de zorg worden’. Gesprek met Lex Mausart, directeur Huisartsenorganisatie Oost-Gelderland.
– Huisarts luidt noodklok over financiën.
– Zorggroep Soesterkwartier: de kracht van klein.
– Financiële strop voor huisarts Engelenburg.
– 10-minuten-consult verpest ons vak.
– ‘Er moeten dokters blijven die draadjes verbinden’. Gesprek met Ben Crul, arts/projectadviseur Buurtzorg Nederland sinds maart 2016.

MedZ is een uitgave van de landelijke Vereniging Praktijkhoudende Huisartsen (VPHuisartsen): www.vphuisartsen.nl

Zweedse hoogleraar maakt zijn excuses voor “twintig jaar aan onderwijshervormingen”

De Belgische pedagoog Pedro de Bruyckere die zich sinds jaren verdiept in de leefwereld van jongeren, schrijft op zijn onderwijsblog X, Y of Einstein dat hij Zweden altijd een boeiend onderwijsland om te volgen heeft gevonden: “Ik deelde al eerder de presentatie van Per Kornhall waarin hij met veel data en als een ware thriller beschrijft hoe enkele maatregelen het vaak geroemde onderwijssysteem behoorlijk naar de haaien heeft geholpen.

Maar gisteren kreeg ik van Zweedse vrienden een nieuwe, opvallende Zweedse onderwijsepisode in de mailbox. Jonas Linderoth is een invloedrijke professor onderwijskunde die nu vriend en vijand heeft verrast met een boodschap die je niet anders kan samenvatten als ‘sorry voor wat ik het onderwijs heb aangedaan de voorbije 20 jaar’. Dit artikel maakt ondertussen behoorlijk wat reacties los: hij heeft het namelijk niet enkel over de hervormingen waar Per Kornhall over sprak in zijn presentatie, maar ook over het ondermijnen van onderwijs an sich.
Hij linkt het stijgende lerarentekort – ook in Zweden – aan het te centraal stellen van het natuurlijk leren van de leerling waarbij een leidinggevende leerkracht nog net niet werd weggezet als een machtsgeile, sadistische Caligula (zijn woorden).
Vandaag huivert de man echter bij wat volgens hem een simplistische en populistische boodschap was die in de praktijk niet werkt en haaks staat op wat de wetenschap toont.
De reacties op deze publieke excuses zijn opvallend omdat ze hem niet per se ongelijk geven, maar wel omdat Linderoth de invloed van de wetenschap op onderwijs zwaar overschat: alsof leerkrachten als makke schapen deze ideologie hebben gevolgd”.
De Bruyckere vraagt zich tenslotte af wat het equivalent zou zijn van een dergelijk excuus in ons taalgebied? Het komt in de buurt van wat in Nederland de commissie Dijselbloem teweegbracht enkele jaren geleden.

Zie de blog X, Y of Einstein van Pedro de Bruyckere over over onderwijs, jongeren, cultuur en media: Sorry voor de voorbije twintig jaar aan onderwijshervormingen, 26 augustus 2016: https://xyofeinstein.wordpress.com

x y of einstein blog

Gesprek met prof. Tops over barmhartigheid en solidariteit in de 21ste eeuw

De westerse democratie koerst mogelijk af op een hardvochtige splitsing tussen ‘winnaars’ en ‘verliezers’, die fysiek en mentaal steeds verder uiteen zullen groeien. De rationeel opererende overheid, zonder menselijk hart, staat machteloos tegenover de groei van deze splitsing. “Vanuit haar wezen van rechtsgelijkheid, iedereen hetzelfde te behandelen, kán een overheid ook geen menselijk hart hebben, liefdevol zijn. Maar wat ze wél kan: omstandigheden creëren waarin het particulieren veel makkelijker wordt gemaakt hun hulpvaardigheid te organiseren”. Aan het woord is Pieter Tops, hoogleraar Bestuurskunde aan de Universiteit van Tilburg. Hans van Willigenburg had een gesprek met Tops over de toekomst van solidariteit en barmhartigheid in de 21-ste eeuw en de menselijkheid van het lokale bestuur, dat gepubliceerd is op Stadslog Rotterdam, als eerste deel van de artikelenreeks: De koude overheid hoeft niet koud te zijn.

Van Willigenburg: Professor Pieter Tops hééft iets met Rotterdam. Hij schreef onder meer het gerenommeerde boek ‘Regimeverandering in Rotterdam’, over de ‘revolutionaire jaren’ ‘0, na de Fortuynrevolte, waarin de gemeente zichzelf meer bestuurlijke ruimte toestond en met onorthodoxe instrumenten als interventieteams en stadsmariniers een gevoel van elementaire veiligheid terugbracht in de stad. De vraag ‘tot hoe ver een overheid kan gaan’ om de maatschappij en individuele levens te beïnvloeden, speelt in zijn vak, de bestuurskunde, een cruciale rol, en zeker ook in het denken van Pieter Tops. Hij was nauw betrokken bij de oprichting van Bureau Frontlijn, de organisatie binnen de gemeente Rotterdam die kwetsbare burgers terzijde staat en op weg helpt weer een normaal bestaan op te bouwen (‘ik volg de verrichtingen van Bureau Frontlijn nog steeds nauwgezet, het is een unieke organisatie’). Maar Tops erkent tegelijkertijd volmondig de problematische verhouding tussen een overheid die gebaseerd is op rechtsgelijkheid en de missie van Bureau Frontlijn, waarbinnen waarden als ‘inlevingsvermogen’ en ‘compassie’ essentieel zijn.

We schijnen met zijn allen in een ‘participatiemaatschappij’ te zijn beland en tot de conclusie te zijn gekomen dat ieder-voor-zich de moraal van de toekomst is. Klopt het dat de ‘participatiemaatschappij’ harteloos is en de overheid, die dat maatschappijmodel aanbeveelt, eveneens?

“Laat ik me vooralsnog beperken tot de overheid. Volgens mij zijn ‘liefde’ en ‘overheid’ elkaar uitsluitende begrippen. De reden voor deze stellingname is dat er bij liefde mijns inziens per definitie sprake is van het op een voetstuk plaatsen van een persoon en het, daarom, schenken van bovengemiddelde aandacht aan die persoon. Een overheid kan dat niet doen. Die opereert op basis van rechtsgelijkheid: iedereen hetzelfde behandelen. Maar dat betekent nog niet – laat dát duidelijk zijn – dat er bij de overheid liefdeloze ambtenaren werken. Het betekent alleen dat ambtenaren binnen de rigiditeit van het overheidssysteem met hun liefdevolle gevoelens niks kunnen beginnen. Dat kun je als een gebrek van de overheid beschouwen, maar zo zie ik het niet. Ik zie het neutraal. Als een gegeven”.

Liefdevolle ambtenaren werken binnen een liefdeloze overheid. Is dat zoals het is?

“Dat klinkt me te dramatisch. Ik zou het anders zeggen: in de context van je privéleven is liefde een heel waardevolle en misschien zelfs onmisbare emotie, in de context van werken voor de overheid is het een emotie die nog steeds waardevol is, maar, om redenen van rechtsgelijkheid, nooit leidraad kan zijn. De liefdevolle overheid bestaat niet. En heeft in de moderne tijd, volgens mij, nooit ergens bestaan”.

Terwijl je zou kunnen zeggen dat onze maatschappij anno 2016 ‘schreeuwt’ om een meer liefdevolle en begripvolle overheid. Een groeiende groep mensen haakt af, voelt zich in de steek gelaten en wantrouwt de overheid. 

“Als je constateert dat er toenemende wrijving aan het ontstaan is tussen burger en overheid, en het gevoel van gemeenschappelijkheid aan het afkalven is, zeg ik: volkomen eens. Om deze ontwikkeling in perspectief te plaatsen ontkom je niet aan een korte geschiedenisles. In het verzuilde Nederland hadden katholieken, protestanten, vrijzinnigen en socialisten hun eigen instituties en mechanismen om mensen in nood te ondersteunen. Deze zuilen werden financieel ondersteund door de overheid om vervolgens, op ideologische gronden, solidair te zijn met hun eigen mensen. Ik beweer niet dat het systeem van de verzuiling ideaal was, maar wat we nu missen – en toen wél aanwezig was – is een georganiseerde vorm van solidariteit die op afstand van de overheid functioneert. En organisatievorm die wél in zekere mate gekenmerkt werd door warmte, liefde en opvoedkundige correctie. Al is er natuurlijk ook de keerzijde: wie zich destijds ideologisch van de zuil afwendde, kon ineens met de nek worden aangekeken en kwam dan vaak niet meer in aanmerking voor die compassie vanuit de eigen zuil”.

Begrijp ik u goed dat het tijdperk van de verzuiling om diverse redenen te prefereren is boven de in de jaren ’50 en ’60 opgebouwde verzorgingsstaat, die zorg en solidariteit verregaand ‘verstatelijkte’ en anoniem maakte via sociale wetten en uitkeringen?

“Ik begrijp de achtergrond van deze vraag. Houvast zoeken in het verleden, is een logische reactie op wat er nu gaande is. Maar anno 2016 kun je onmogelijk zeggen: geef ons die verzuiling of verzorgingsstaat terug. Intussen zitten we, mede dankzij de jaren ’60, in een volslagen nieuw tijdperk – dat van individualisering. En bijna alle aandacht gaat nu uit naar wat ik het ‘meritocratische project’ noem, ofwel, het idee dat elk individu op grond van prestaties, dus helemaal los van ouders en sociaal economische achtergrond, de plek krijgt die hij of zij verdient. Dat ‘meritocratische project’ is de nieuwe consensus. Daarop is de ideologie van bijna elke partij, van links tot rechts, nu gebaseerd”.

Meritocratie is, kortom, de dominante ideologie geworden.

“Ja”.

En wat vindt u daarvan?

“Met het basisidee van de meritocratie is weinig mis. Maar in de praktijk begint het op zijn grenzen te stuiten. Als je het niet hebt gemaakt of hard bezig bent het te maken, wijst de meritocratie ondubbelzinnig in jouw richting en roept het keihard: ‘Jij faalt!’. Behalve dat dit mechanisme massa’s mensen onzeker maakt en rigoureus verdeelt in twee kampen, ‘winnaars’ en ‘verliezers’, klopt het feitelijk natuurlijk niet. Als je het niet maakt, ligt dat niet alleen aan jezelf, maar ook aan bepaalde omstandigheden, zoals omgeving, opvoeding en meegekregen talent”.

En wat is het gevolg wanneer de meritocratie steeds zo happig ‘Jij faalt!’ blijft roepen?

“Het gevolg is dat er een groeiende groep ontstaat die zich niet alleen door de overheid in de steek gelaten voelt, maar óók nog wordt geplaagd door een negatief zelfbeeld dat niet meer, zoals vroeger, verzacht wordt door een optimistische of messianistische levensvisie, zoals het socialisme of religie dat bood. Combineer deze leegte met een steeds hardvochtiger optreden bij betalingsachterstanden inzake huur, ziektekosten, bekeuringen, etcetera, en je hebt een recept te pakken voor sociale instabiliteit. Want in de meritocratie denkt het overgrote deel van de ‘winnaars’, op hun beurt, dat ze hun welvaart enkel en alleen te danken hebben aan de eigen inzet en voortreffelijkheid, aan het pakken van kansen. Waarmee de morele opdracht vervaagt om ook degenen te helpen, die hun kansen niet hebben gepakt”.

Toch zeggen veel ‘winnaars’, ter verdediging, dat ook als je het slecht hebt, je in een land als Nederland vergelijkenderwijs nog altijd heel goed af bent. Mede dankzij hun belastingafdracht.

“In materieel opzicht is dat misschien zo. Er zijn dan ook genoeg ‘winnaars’, die beweren dat echte armoede in Nederland niet bestaat. Maar los van ingewikkelde definitiekwesties over wat armoede nou precies is: wat je ziet gebeuren, en wat je in bijna alle recente enquêtes en onderzoeken tegenkomt, is dat er een groep aan het ontstaan is die profiteert van globalisering, europeanisering en multiculturalisering, de ‘winnaars’, of toekomstige ‘winnaars’. En er daarnaast een groep aan het ontstaan is die bij al deze ontwikkelingen aan de verkeerde kant van de medaille zit. Voor die laatste groep wordt het steeds moeilijker uit hun benarde situatie te ontsnappen”.

Wanneer deze ontwikkeling zich rechtstreeks naar de politiek zou vertalen, naar een soort Winnaars- en Verliezerspartij, krijg je een keiharde botsing. Klopt dat?

“Als je met de handen over elkaar gaat zitten, is een botsing zeer voorstelbaar, ja. Vandaar dat ik een enorme voorstander ben van het laten opbloeien van nieuwe ‘caring institutions’. Organisaties die wél weer vanuit idealisme, zingeving en betrokkenheid met mensen aan de slag gaan. Ze met liefde bejegenen”.

Instituten die, als ik u goed begrijp, per definitie weinig of helemaal niets met de overheid te maken moeten hebben. Want anders lopen ze vast in formulieren en abstracte informatiesystemen.

“Ik ben inderdaad hartstochtelijk voorstander van wat ik enigszins gezwollen ‘De Onweerstaanbare Terugkeer Van Het Particulier Initiatief’ noem. Met grote interesse kijk ik naar initiatieven als energie- en zorgcoöperaties, waarbij groepen mensen, geheel uit eigen beweging en met een onderlinge financiële verplichting, besluiten solidair met elkaar te zijn. Daar liggen enorme kansen voor de toekomst. Dus zou de overheid ruimte moeten geven om dergelijke initiatieven tot ontwikkeling te laten komen”.

En dóet de overheid dat voldoende? Ruimte geven aan initiatieven vanuit de samenleving?

“Nee, dat doet ze niet. Hier zit het cruciale pijnpunt”.

Hoe zou u dit cruciale pijnpunt omschrijven?

“Dat de overheid in wezen dubbelhartig is. Dat ze lippendienst bewijst aan de ‘participatiemaatschappij’, maar op de rem trapt zodra burgers écht gaan participeren”.

Voorbeeld…

“Neem de zojuist aangehaalde zorgcoöperaties. Er zijn nu bijna geen financieringsmodellen beschikbaar om dergelijke coöperaties succesvol van de grond te krijgen. Het zou enorm helpen als er nieuwe, coöperatieve banken zouden ontstaan, die niet in rendementseisen denken en het maatschappelijk nut weer voorop plaatsen. De overheid zou condities kunnen scheppen, waarin zulke banken weer tot bloei kunnen komen. Dat zou een manier kunnen zijn waarop de koude overheid zich van haar warme, sociale kant laat zien, zonder het principe van rechtsgelijkheid geweld aan te doen”.

Waarom dóet de overheid het dan niet? Waarom is ze, bewust, zo ‘koud’ op dit punt?

“Als puntje bij paaltje komt, wil de overheid controle houden. Zèlf – ben ik bang – overal meekijken. En bepalen wat wel of geen goede zorg is. Ambtenaren en politici vinden het vaak doodeng om zaken uit handen te geven en op burgers te vertrouwen”.

Door die controledwang belemmert de overheid sociale initiatieven, die de rendementscultuur afwijzen en in maatschappelijk nut willen afrekenen. Is dat wat u zegt?

“Dat is precies wat ik zeg”.

Wát een kortzichtigheid!

“Goed voorbeeld dat ik van nabij heb meegemaakt, is de opheffing van 13Volt, hier in Tilburg. Die organisatie deed heel goed werk met groepen die elders nooit in beeld verschijnen, maar was tegelijkertijd een ‘pain in the ass’ binnen de gemeente. Dat wil zeggen: dankzij 13Volt kwamen de imperfecties van die gemeente keer op keer aan het licht. En daar had de officiële politiek kennelijk genoeg van. Door een nieuwe aanbestedingsprocedure te starten, is het ze gelukt 13Volt buitenspel te zetten. Resultaat? Het goede werk van 13Volt wordt nu gedaan door een organisatie die vooral beter is in aanbestedingsprocedures. Alles wat onder 13Volt is opgebouwd, dreigt nu weer afgebroken te worden”.

Samenvattend: ‘Vadertje Staat’ roept dat burgers moeten gaan participeren, maar wanneer burgers wérkelijk verantwoordelijkheid op zich willen nemen zegt ‘Vadertje Staat’: ho ho, daar gaan wij over.

“Inderdaad. In plaats van vruchtbare condities te scheppen voor de oprichting van, bijvoorbeeld, zorgcooporaties, houdt de overheid vast aan bestaande organisaties, aan hun lobby’s en belangen en bureaucratieën, die volgens de dominante vrije markt ideologie in rendementseisen blijven denken”.

Het lijkt wel of de ‘verliezers’ niet in een omgeving of structuur terecht mogen komen, waar ze ontdekken dat ze iets waard zijn of kúnnen.

“Ik geloof werkelijk niet dat onze overheid kwaadaardig is. Maar je zou het bijna gaan denken als je ziet hoe ze een organisatie als 13Volt de nek om hebben gedraaid”.

Dit is het eerste deel van het tweeluik De koude overheid hoeft niet koud te zijn, door Hans van Willigenburg, Stadslog Rotterdam, augustus 2016: www.stadslog.nl

Ondernemers en bestuurders klagen over passieve en krampachtige houding van accountants

BNR Nieuwsradio had in de ochtend van 26 augustus 2016 een gesprek met ondernemer Bert Jonker van ingenieursbureau Clafis. Aanleiding is het krantenartikel van Jeroen Piersma Heimwee naar de accountant als sparringpartner in het Financieele Dagblad. Daarin staat dat een van de uitgangspunten van het hervormingsplan dat de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) twee jaar geleden heeft opgesteld, luidt dat de accountant niet op aarde is om zijn klant blij te maken. Het rapport dat in september 2014 is gepubliceerd droeg niet voor niets de titel: ‘In het publiek belang’. De accountant is er in de eerste plaats om zekerheid te verschaffen aan de gebruikers van de jaarrekening. Of zoals accountants dat noemen, hij is de vertrouwenspersoon van het maatschappelijk verkeer.

Daar zijn de (financieel) directeuren van Nederlandse ondernemingen het niet helemaal mee eens, zo blijkt uit gesprekken met een aantal van hen. “De accountant heeft een maatschappelijke functie, zeker”, zegt Ton Van Veen, financieel directeur van supermarktconcern Jumbo. “Maar ik geloof ook dat de accountant een toegevoegde waarde heeft voor het bedrijf zelf. Door een kritisch gesprek te voeren met het bestuur. Als de accountant alleen voor de maatschappij werkt, dan moet de maatschappij hem ook gaan betalen. Maak er dan maar ambtenaren van, al wordt niemand daar beter van”.
Van Veen vindt dat de accountant ook niet een keer per jaar een controle moet doen, maar door het jaar heen in gesprek moet zijn met het bestuur van de onderneming over de risico’s die de onderneming loopt en hoe die gemitigeerd kunnen worden.

Jos Nijhuis, president-directeur van Schiphol wil van zijn accountant horen wat hij er echt van vindt, wat zijn gevoel hem zegt. “Neem afstand en deel je mening”, is zijn boodschap richting accountants. Nijhuis vindt daarom ook dat de accountant er niet alleen is voor de maatschappij. “Het is èn èn. Een accountant moet kritisch zijn en uiteindelijk rapporteren aan de raad van commissarissen, maar het is voor mij net zo belangrijk om te weten of mijn organisatie ‘in control’ is”.

Radiogesprek met Bert Jonker

In het BNR radiogesprek vertelt Bert Jonker tegen welke problemen hij regelmatig aanloopt: “Elf jaar geleden ben ik mijn bedrijf gestart en in het begin kon ik nog zakendoen met een soort van administratiekantoor. Maar als je een bepaalde omvang van je bedrijf hebt, dan moet je naar een controlerende accountant toe. Dan krijg je allereerst te maken met hele hoge tarieven en dan vraag je je af, oké wat krijgen we daarvoor? Daar is bijgekomen een bepaalde soort van economische crisis en toestanden in de financiële sector. Dan zie je in een keer dat ze zichzelf eigenlijk compleet hebben lopen verlammen”.

Interviewer: Verlammen, u noemt het zelf bijna apathisch hé?

“Ja kijk, wat ik verwacht van externen, en daar hoort een accountant ook toe, is dat je ongevraagd advies krijgt. Door de situatie die er ontstaan is, kijken zij op het moment van als je een vraag stelt, zo van: kunnen wij hier wel op antwoorden? Ze komen dan in een soort van apathische toestand terecht ja”.

En wat is de oorzaak van die apathie van de accountants denkt u?

“Ik denk dat het nogal eens te maken heeft met het strengere toezicht en de verscherpte regels. Ik moet toch helaas wel bekennen dat zij gewoon niet meer hun taak die zij eigenlijk zouden moeten hebben, op de juiste manier uitoefenen. Als ik bijvoorbeeld een jaarrekening heb, en natuurlijk, het is mijn eigen bedrijf, al die cijfertjes, en het enige dat ze doen is een handtekening zetten… Maar als je daar enige tienduizenden euro’s voor neer moet leggen, dan vraag ik, wat hebben jullie nu gedaan?”

U had liever advies gehad. Wat voor advies had u bijvoorbeeld graag gehad? U houdt zich o.m. bezig met het renoveren van vastgoed.

Jonkger renoveert oude panden. Bijvoorbeeld de voormalige Technische school in Heerenveen. Het bleek dat hij subsidie had kunnen krijgen voor o.m. aardwarmteboringen. Maar achteraf kun je geen subsidie aanvragen, mijn accountant had mij dus vantevoren erop moet wijzen dat die mogelijkheid op subsidie bestond. Dan hadden ze nog geen enkel risico genomen”.

U wilt dat uw accountant goed in gesprek met u gaat en u wijst op zaken, met iemand met wie u kunt sparren?

“Ja precies, en het is ook nog een keer zo dat ik aan hun gevraagd heb: oké dit is jullie prijs. Ja Bert, eigenlijk moet er nog wat geld bij, want eigenlijk is dit een soort van bodemprijs. Ja maar, waar ligt dan jullie toegevoegde waarde? Kijk, op het moment dat jullie toegevoegde waarde leveren, kunnen we ook over de prijs praten. Dat was eigenlijk een beetje raar. Ze hebben geen enkele toegevoegde waarde. Sterker nog, ze hebben juist geld gekost”.

Heimwee naar de accountant als sparringpartner, door Jeroen Piersma, Het Financieele Dagblad, 26 augustus 2016: http://fd.nl

Accountants verkeren in angstpsychose, Gesprek met ondernemer Bert Jonkger, BNR, 26 augustus 2016: www.bnr.nl

Delegatie heeft zorgen geuit tijdens overleg met ministers over ‘chilling effect’ bij gebruik van Big Data

omslag big data vrije samenlevingIn het overleg op 22 augustus 2016 met de ministers Van der Steur en Blok over Big Data-toepassingen heeft de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) haar zorgen geuit over het ‘chilling effect’ van het gebruik van Big Data voor zowel burgers als journalisten en hun bronnen.
Van der Steur liet weten dat de inzet van Big Data wat betreft het kabinet sowieso gaat plaatsvinden. Wel zal de inrichting zeer zorgvuldig moeten plaatsvinden, aldus de minister van Veiligheid en Justitie. Het gebruik moet transparant, controleerbaar en specifiek zijn.

“Maar alle mailverkeer met bijvoorbeeld Raqqa moet wel kunnen worden opgevraagd”, aldus NVJ-secretaris Thomas Bruning. “Tot zover specifiek dus”. Meer zal blijken uit de officiële kabinetsreactie op het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) Big Data in een vrije en veilige samenleving in het najaar van 2016.

Naar aanleiding van dit WRR-rapport had de minister van Veiligheid en Justitie, Ard van der Steur een kleine delegatie uitgenodigd, waaronder de NVJ. De WRR analyseert in het rapport hoe de Nederlandse overheid Big Data op een verantwoorde wijze kan gebruiken. Het rapport richt zich specifiek op (Big) Data-analyses door politie en justitie, de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en verschillende organisaties en samenwerkingsverbanden op het gebied van fraudebestrijding.

Doelbinding wordt losgelaten

Een jaar geleden verzonden 32 partijen, inclusief de NVJ, een brief aan de minister van Veiligheid en Justitie, waarin werd opgeroepen een fundamentele visie te ontwikkelen rondom het thema privacy in de verhouding tussen overheid en burger. Ter voorbereiding werd een brief geschreven met punten van zorg. Zo wordt in het rapport geen antwoord gegeven op de vraag of er een harde noodzaak is om Big Data in te zetten en of er geen minder vergaande mogelijkheden zijn. De inzet van Big Data wordt nu als een gegeven gepresenteerd, terwijl de bescherming van data bestaat om de privacy en autonomie te waarborgen. Er is geen reden om Big Data ineens als een uitzondering te beschouwen, waarvoor die zorgvuldig opgebouwde bescherming ineens weg zou moeten vallen. Die bescherming zit bijvoorbeeld in het uitgangspunt van doelbinding. Dat wordt bij Big Data losgelaten, omdat gegevens voor het ene doel zijn verzameld en ze vervolgens voor een ander doel worden gebruikt.

In het gesprek van 22 augustus zijn de meeste punten van zorg kort aan de orde gekomen. De bewindslieden twijfelen niet over nut en noodzaak van de inzet van Big Data, maar gaan dat ook niet verder onderbouwen. In het najaar volgt de officiële kabinetsreactie op het rapport. De delegatie zal de ontwikkelingen kritisch blijven volgen en waar nodig reageren.

De delegatie die 22 augustus de ministers Van der Steur en Blok bezocht, bestond uit:

Thomas Bruning (NVJ)
Brendan Newitt (Nederlandse Vereniging voor Strafrechtadvocaten – NVSA)
Jelle Klaas (PILP/NJCM – Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten)
Alexander Blom (Internet Society Nederland – ISOC)
Vincent Böhre (Privacy First)
Jaap-Henk Hoepman (Wetenschappelijk directeur Privacy & Identity Lab en Universitair hoofddocent computersecurity, privacy en identitymanagement aan de Radboud Universiteit)
Hans de Zwart en Daphne van der Kroft (Bits of Freedom).

Zorgen over ‘chilling effect’ bij gebruik Big Data geuit, Nederlandse Vereniging van Journalisten, 24 augustus 2016: www.nvj.nl

Big Data in een vrije en veilige samenleving, WRR-rapport nr. 95, 28 april 2016: www.wrr.nl

Het Zorgdebat van BNR Nieuwsradio van dinsdag 4 oktober 2016 in Utrecht dat georganiseerd wordt in samenwerking met de ledenorganisatie voor zorgprofessionals VvAA gaat over: Big data in de gezondheidszorg: vloek of zegen? Zie voor meer info over het debat en registreren bij BNR: www.bnr.nl (= intussen verlopen).

Denk mee met voorbereiding advies van de Onderwijsraad over ´de leerling centraal stellen in het onderwijs´

Aandacht voor onderwijs dat aansluit bij de individuele leerling is niet nieuw. Maar de laatste tijd horen we, onder noemers als leerlinggericht onderwijs, maatwerk en gepersonaliseerd leren, opnieuw een roep om de leerling meer centraal te stellen. Dat gebeurt op steeds meer manieren.  Er is aandacht voor zowel excellente leerlingen als leerlingen met een achterstand. Scholen profileren zich ook op hun aandacht voor bepaalde groepen leerlingen of hun maatwerkaanpak. Tegelijkertijd zijn de mogelijkheden voor maatwerk ook begrensd in ons systeem, onder andere door de institutionele vormgeving van het onderwijs.

Deze ontwikkelingen vormen aanleiding voor de regering de Onderwijsraad om advies te vragen. In de verkenning gaat de Onderwijsraad in op de vraag wat het betekent om de leerlingen meer centraal te stellen en of dit wenselijk is. De Onderwijsraad zal ook verkennen of het stelsel belemmeringen opwerpt waardoor de leerling niet centraal staat in het onderwijs en of deze belemmeringen weggenomen kunnen worden. De verkenning richt zich op de sectoren primair onderwijs, voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs.

Denk mee

De Onderwijsraad vraagt mee te denken. Als u wilt bijdragen aan de voorbereiding van dit advies, stuur een schriftelijke reactie naar leerling@onderwijsraad.nl

Reageren kan tot 1 oktober 2016.

Van instelling naar leerling centraal, Onderwijsraad, vierde kwartaal 2016: www.onderwijsraad.nl (item is vervallen).

De Onderwijsraad is het adviesorgaan voor de regering op het terrein van het onderwijs. De raad adviseert over de hoofdlijnen van het beleid en de wetgeving op het gebied van het onderwijs.

U P D A T E

De leerling centraal? Verkenning, 4 juli 2017: www.onderwijsraad.nl/publicaties/adviezen/2017/07/04/de-leerling-centraal

Downloaden De leerling centraal? Een verkenning naar het centraal stellen van de leerling vanuit het perspectief van het publieke belang van onderwijs, Onderwijsraad, juli 2017: https://beroepseer.nl

Universitaire studies bestuurskunde besteden te weinig aandacht aan ambtelijke beroepsethiek

omslag beroepsethiek in het onderwijsUniversitaire studies bestuurskunde besteden amper aandacht aan ambtelijke beroepsethiek. Dit blijkt uit het onderzoek Beroepsethiek in het onderwijs: van bijzaak naar Bildung. Morele vorming en integriteit bij wo-opleidingen bestuurskunde van het Bureau Integriteitsbevordering Openbare Sector (BIOS).
Het gevolg is dat studenten onvoldoende voorbereid zijn op integriteitsvraagstukken wanneer zij beginnen aan een carrière als ambtenaar. BIOS heeft regelmatig signalen gehoord – van o.a. Joris Luyendijk en diverse wetenschappers – dat universiteiten meer moeten doen aan ethiek.

Veel bereidheid tot verbetering

De opleidingen bestuurskunde doen nog onvoldoende aan de educatie van ambtelijke beroepsethiek. Hoewel de meeste vertegenwoordigers de maatschappelijke verantwoordelijkheid van hun opleiding erkennen, blijft ethiekonderwijs impliciet, beperkt, fragmentarisch, intellectueel en vrijblijvend. Studenten worden nauwelijks ondersteund in hun morele vorming tot goed ambtenaar. Praktische bezwaren en andere prioriteiten spelen hierbij een rol.
De grootste belemmering is de weerstand tegen een meer normatieve, praktische en vormende invulling van ethiekonderwijs. Op dit vlak is nog veel ruimte voor verbetering. Tegelijkertijd zijn er veelbelovende initiatieven en signalen. Veel opleidingen hebben al in meer of mindere mate oog voor beroepsethiek, en opleiders voelen de urgentie om het ethiekonderwijs te verbeteren. Vanuit de universiteit zelf, maar ook vanuit de overheid, het bedrijfsleven en de maatschappij, vanuit professionals en studenten zelf wordt de roep om Bildung steeds luider.

BIOS adviseert overheidsorganisaties in het voeren van een volwaardig integriteitsbeleid. De conclusies van het onderzoek zijn gebaseerd op interviews met dertien vertegenwoordigers van acht bachelorprogramma’s en acht masterprogramma’s bestuurkunde in Nederland.
Het rapport bevat enkele best practices, zoals het geven van een vak Bestuurlijke ethiek en het ontwikkelen van een integrale aanpak.
Velen gaven in de interviews al aan dat zij ethiek beter willen integreren in hun onderwijsprogramma. Bij opleidingen bestuurskunde zijn bovendien al de nodige initiatieven, goede voorbeelden en aanknopingspunten te vinden. Opleidingsdirecteuren, vakdocenten en ethiekdocenten hoeven dus niet opnieuw het wiel uit te vinden. In dit rapport kunnen zij nieuwe energie en ideeën opdoen om hun studenten, onze aankomende publieke professionals, te ondersteunen in de ontwikkeling van een beroepsethische houding.

De aanbevelingen

In totaal doet BIOS zeven aanbevelingen aan opleidingen, beleidsmakers en overheidswerkgevers. De vier belangrijkste zijn:

Durf normatief te zijn. Bevorder vorming in de ambtelijke moraal en maak het ethiekonderwijs minder vrijblijvend. Welke regels gelden er, welke houding wordt verwacht, welke waarden zijn belangrijk? Individuele, kritische reflectie is van groot belang, maar zonder gedeelde moraal kan er ook geen beroepsethiek zijn.

Ontwikkel praktische vaardigheden. Een deugd of een beroepsethische houding ontwikkelt zich door learning by doing. Het ethiekonderwijs is nu nog erg intellectueel. Studenten leren ethische theorieën en moreel redeneren. Voer bij bestuurskunde daarom oefening in praktische vaardigheden en persoonlijke reflectie in.

Kies een integrale aanpak. Zorg voor een vak Ambtelijke of Bestuurlijke ethiek in het derde jaar van de bachelor èn in de master. Zo leren studenten expliciet spreken en denken in termen van regels, waarden, plichten en deugden. Alleen het vak ethiek geven, is onvoldoende. Ontwikkel een integrale aanpak, waarbij de educatie van beroepsethiek het curriculum en de didactiek van een hele opleiding raakt.

Overheid: versterk de introductiecursus. Overheidsorganisaties kunnen niet verwachten dat afgestudeerde studenten ‘ethisch startbekwaam’ zijn zodra ze in dienst komen. Het vereist een extra inspanning om nieuwe ambtenaren voor te bereiden op integriteitsvraagstukken. Op korte termijn is extra aandacht voor een introductiecursus dus noodzakelijk.

Download het onderzoek Beroepsethiek in het onderwijs: van bijzaak naar Bildung. Morele vorming en integriteit bij wo-opleidingen bestuurskunde, door Alain Hoekstra, Marjolein van Dijk, Jitse Talsma. Met bijdragen van Wouter Sanderse en Willeke Slingerland, uitgave van Bureau Integriteitsbevordering Openbare Sector, 28 p., juni 2016: www.integriteitoverheid.nl (Website is opgeheven). Klik hier voor downloaden: https://beroepseer.nl

Zie ook Steunpunt Integriteitsonderzoek Politieke Ambtsdragers. Het Steunpunt – onderdeel van CAOP, kennis- en dienstencentrum op het gebied van arbeidszaken in het publieke domein – is in het leven geroepen door minister Plasterk van Binnenlandse Zaken per 1 januari 2015: https://www.caop.nl/steunpunt-integriteit/

Bureau Integriteitsbevordering Openbare Sector (BIOS): www.integriteitoverheid.nl
Het Bureau Integriteit Openbare Sector (BIOS) was een onafhankelijk instituut gericht op het bevorderen van integriteit binnen de publieke sector. Per 1 juli 2016 zijn verschillende taken van BIOS overgegaan naar het Huis voor Klokkenluiders. Hiermee houdt BIOS op te bestaan.

Prof. Roger Standaert over meetbare en niet-meetbare kwaliteit in het onderwijs: Benader toetsen pedagogisch en niet technocratisch

roger standaertIn maart 2016 nam Karen Heij afscheid als algemeen directeur van ICE, een bureau in toetsexpertise en ontwikkelaar van toetsen en examens voor alle vormen van onderwijs, van basis- tot hoger en volwassenen-onderwijs. Als dank voor de afgelopen jaren nodigde Heij de Vlaamse prof.dr. Roger Standaert uit voor een lezing.

Standaert is emeritus hoogleraar in de comparatieve pedagogiek aan de Universiteit van Gent en voormalig topambtenaar op het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming. Hij schreef een aantal boeken waaronder De becijferde school (2014) waarin hij indringende vragen stelt over het omgaan met cijfers en indicatoren. Voor de opkomende technocratische manier van denken biedt hij een alternatief, een pedagogische kijk op meten in het onderwijs dat jongeren moet helpen om hun talenten zo goed mogelijk te ontplooien, terwijl overbodige mislukkingen worden vermeden. De cijfercultus behoort plaats te maken voor een cijfercultuur. Toetsen zijn belangrijk, maar we moeten er geen cultus van maken.

Over deze onderwerpen ging ook zijn lezing waarin Standaert aan de hand van de verschillen tussen Nederland en België uitlegt hoe toetsing een nederige dienaar van het onderwijs hoort te zijn en niet een leidende rol moet spelen. Toetsen behoren pedagogisch te worden benaderd.
Volgens Standaert zijn cijfers en metingen allerminst neutrale boodschappen. Ze verhullen vaak de werkelijkheid die erachter schuilgaat. Je kunt immers vragen stellen over ‘wat’ gemeten wordt en wat niet. Ook ‘waarom’ en niet in het minst ‘hoe’ gemeten wordt. Het optimisme, dat we alles kunnen becijferen en meten, is vaak bovenmaats. Dat geldt evenzeer voor het meten van de kwaliteit van scholen en zelfs van de kwaliteit van het onderwijs in een land.

In een interview heeft Standaert eens gezegd: “In Nederland sturen jullie het onderwijs aan met toetsen, wij in Vlaanderen geven sturing via doelstellingen”. Vlaanderen kent geen centraal verplicht eindexamen. De examens worden door docenten gemaakt en afgenomen. De docenten moeten alleen zorgen dat de kerndoelen, zoals we die in Nederland ook hebben, in het onderwijs verwerkt worden en dit wordt door de onderwijsinspectie op de scholen gecontroleerd door ook naar de opgestelde examens te kijken.“In Vlaanderen vertrouwen we de leraar”, aldus Standaert.

Het laatste woord over toetsen is beslist nog niet gezegd in Nederland. Regelmatig laait de discussie daarover op. Standaerts opvattingen kunnen dienen als basis voor gesprekken over toetsing.