Skip to main content

Redactie Beroepseer

Tweede Kamer wil vervolgfase drie decentralisaties naar gemeenten kritisch blijven volgen

omslag als alles verandertDe Transitiecommissie Sociaal Domein (TSD) die in september 2016 haar taken had afgerond, krijgt naar verwachting een opvolger. Op 22 december 2016, de laatste vergaderdag van het jaar, heeft de Tweede Kamer een motie aangenomen van leden Hayke Veldman (VVD) en Manon Fokke (PvdA) waarin de regering wordt opgeroepen ‘een onafhankelijke derde’ aan te wijzen “die tot taak heeft om bij de transformatie in het sociaal domein een vinger aan de pols te houden, zijn bevindingen bij gemeenten aan de orde te stellen, en het kabinet hierover te rapporteren”.

De TSD werd in september 2014 voor een periode van twee jaar ingesteld. In deze periode heeft de Transitiecommissie vijf rapportages uitgebracht over de voortgang van de decentralisaties maatschappelijke ondersteuning, jeugdzorg en werk en inkomen. Volgens de Kamer heeft de commissie een “een belangrijke ondersteunende en aanmoedigende rol richting het rijk en de gemeenten vervuld”. De Kamer wil, nu de eerste fase van de decentralisaties achter de rug is, de ontwikkelingen blijven volgen.

De praktijk aan de macht en Als alles verandert…

De slotrapportage van de TSD verscheen eind september 2016: Transformatie in het Sociaal Domein; de praktijk aan de macht. Tegelijk verscheen het magazine Als alles verandert… Vakmanschap in tijden van decentraliseren, waarin Jos van der Lans en Pieter Hilhorst dertien vakmensen – van huisarts tot wijkverpleegkundige, van wethouder tot jeugdpsychiater, van ambulant hulpverlener tot schooldirecteur – aan het woord laten over de veranderingen die zij van binnenuit hebben vormgegeven.
In het Voorwoord schrijft Han Noten, voorzitter van de Transitiecommissie: “Professionals in het sociaal domein proberen te ontsnappen aan de opgelegde formats van het verleden, de protocollen, de productieverplichtingen, de verkokering, en zoeken elkaar op. Ze willen ruimte voor vakmanschap, in het besef dat geen professional het alleen af kan. Ze willen maatwerk leveren en dus samenwerken. Anders gezegd: de beloften van de decentralisaties zijn doorgedrongen tot de dagelijkse werkelijkheid, tot discussies in het stadhuis, tot de werkvloer van de verzorgingsstaat. In dit magazine proberen we in beeld te brengen wat er nu écht in de praktijk veranderd is in het vakmanschap van professionals binnen het sociaal domein”.

De conclusie van de TSD in haar slotrapportage is: “Geef de mensen in de uitvoeringspraktijk de kans én tijd om het goede te doen”. Op haar website schrijft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) dat zij zich goed kan vinden in dit advies.

Downloaden Vijfde rapportage TSD: Transformatie in het Sociaal Domein; de praktijk aan de macht, 30 september 2016: www.transitiecommissiesociaaldomein.nl

Downloaden magazine Als alles verandert…, door Jos van der Lans en Pieter Hilhorst, 30 septembert 2016: www.transitiecommissiesociaaldomein.nl/magazine

Nieuwe luis in de pels voor decentralisaties, Yolanda de Koster, Binnenlands Bestuur, 2 januari 2017: www.binnenlandsbestuur.nl

Motie van de leden Veldman en Fokke over het aanwijzen van een onafhankelijke derde voor de vervolgfase van de decentralisaties, Tweede Kamer, 22 december 2016: https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/moties/detail?id=2016Z24843&did=2016D50855

Corine Korrel nieuwe voortrekker van Beroepseer

corine korrelStichting Beroepseer heet Corine Korrel hartelijk welkom als nieuwe voortrekker!

Corine Korrel (1963) is oprichtster van Onderwijs/VMBO On Stage: van rode lap naar rode loper! Directe aanleiding was een televisie-uitzending in 2006 waarin het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs voor de zoveelste keer negatief in beeld kwam: “Steeds als ergens iets vervelends gebeurde, vermeldden de kranten er expliciet bij: die en die vmbo’er had een bushokje vernield. Bij leerlingen van andere scholen stond dat er nooit bij. En ik geloof echt niet dat het daar niet voorkomt. Dit werkt als een rode lap op een stier. Het idee voor VMBO On Stage werd diezelfde avond bedacht”.

Maar Korrel zag in die tijd ook al een tekort aan goed opgeleide vakmensen aankomen. Twee redenen dus om vmbo-leerlingen weer te laten dromen en een doel voor ogen te geven.

On Stage is letterlijk een ‘Beroepenfeest’ waar leerlingen in contact komen met een lokaal netwerk van beroepsbeoefenaren en met elkaar in gesprek gaan over het beroep en het werk. Geen kraam met voorlichtingsfolders en geen beroepenbeurs dus, maar een plek voor direct contact van mens tot mens. Een betere hulp bij het kiezen van een beroep is niet denkbaar. Hier worden duurzame contacten gelegd en als het leerlingen lukt de relaties te onderhouden, is het gevolg vaak een stageplaats of zelfs een dienstverband (25%!) tijdens of na de vervolgopleiding.

Met On Stage wordt kiezen voor een opleiding en een beroep makkelijker gemaakt. Immers, veel schooluitval in het middelbare beroepsonderwijs wordt veroorzaakt door een verkeerde beroepskeuze. Op de dag van het ‘Beroepenfeest’ worden de leerlingen feestelijk ontvangen op de rode loper met een erehaag van applaudiserende professionals en ondernemers.
De eerste editie van On Stage was in Delft, in 2007. Inmiddels wordt On Stage in zeventien regio’s van Nederland georganiseerd onder het motto: “Alles mag je worden. Behalve ongelukkig”. Beloofd?”

Corine Korrel werkt sinds 2001 als zzp’er met uiteenlopende opdrachten voor het bedrijfsleven, veelal (her)huisvestingsprojecten. Daarnaast geeft zij lezingen en presentaties. Tevens is zij lid van de Commissie Vraagfinanciering MBO, waarvan Jolande Sap voorzitter is. De Commissie – ingesteld door minister Bussemaker van Onderwijs – brengt in maart 2017 advies uit over de mogelijkheden voor vraagfinanciering in het MBO voor volwassenen en bekijkt e.e.a. ook in het kader van Leven Lang Leren en kansgelijkheid. Leven Lang Leren is een thema dat onderdeel uitmaakt van het onderwijsbeleid van de rijksoverheid dat volwassen wil stimuleren om te blijven studeren.
Voor 2001 was Korrel acht jaar werkzaam als psychodynamisch gedragstherapeut in de psychiatrie en zeven jaar als facilitair manager in het bedrijfsleven. Als mens, ondernemer en moeder van vier kinderen is On Stage voor haar een persoonlijke missie geworden: Een vmbo-leerling doet ertoe.

www.onderwijsonstage.nl

Corine Korrel

corine korrel gr

Corine Korrel (1963) is oprichtster van Onderwijs/VMBO On Stage: van rode lap naar rode loper! Directe aanleiding was een televisie-uitzending in 2006 waarin het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs voor de zoveelste keer negatief in beeld kwam: “Ik realiseerde me dat dat de enige toon is waarop er over het VMBO gerapporteerd wordt. VMBO-leerlingen moeten op hun 15e kiezen, dat is hogere levenskunde! De meerderheid van de 12-jarigen gaat naar het VMBO. Het idee voor VMBO On Stage werd diezelfde avond bedacht”.

Maar, in die tijd zag Corine Korrel ook al een tekort aan goed opgeleide vakmensen aankomen. Dit alles maakt dat niet alleen de school hier een taak in heeft, maar ook de samenleving en het bedrijfsleven. Genoeg redenen om VMBO-leerlingen weer te laten dromen en een doel voor ogen te geven.

VMBO On Stage is letterlijk een ‘Beroepenfeest’ waar leerlingen in contact komen met een lokaal netwerk van beroepsbeoefenaren en met elkaar in gesprek gaan over het beroep en het werk. Geen kraam met voorlichtingsfolders en geen speeddaten maar een plek voor direct contact van mens tot mens. Op de dag van het ‘Beroepenfeest’ worden de leerlingen feestelijk ontvangen op de rode loper met een erehaag van applaudiserende professionals en ondernemers. Er worden duurzame contacten gelegd en het lukt veel leerlingen om deze relaties te (onder)houden. Dit resulteert in zaterdagbaantjes, vakantiewerk, stageplaats en zelfs dienstverbanden (25%!) tijdens of na de vervolgopleiding.
De eerste editie van VMBO On Stage was in Delft, in 2007. Elk jaar komen er nieuwe regio’s bij.
In schooljaar ’17-’18 wordt VMBO On Stage in negentien regio’s van Nederland georganiseerd onder het motto: “Alles mag je worden. Behalve ongelukkig”. Beloofd?”

Corine Korrel is moeder van vier kinderen en werkt sinds 2001 als zzp’er met uiteenlopende opdrachten voor het bedrijfsleven waaronder projecten m.b.t. huisvesting, in-en externe dienstverlening en als kwartiermaker voor o.a. ondernemersfondsen. Daarnaast geeft zij lezingen over VMBO, beroepskeuze, toekomstdromen en netwerken.
In 2017 was zij lid van de Adviescommissie Vraagfinanciering MBO. De Commissie – ingesteld door minister Bussemaker van Onderwijs en met Jolande Sap als voorzitter – bracht het adviesrapport Doorleren werkt uit met als invalshoek Leven Lang Leren en kansgelijkheid. Voor 2001 was Corine Korrel acht jaar werkzaam als psychodynamisch gedragstherapeut in de psychiatrie en zeven jaar als facilitair manager in het bedrijfsleven.

Alternatieven-kabinet

Corine Korrel over toetreding tot het Alternatieven-kabinet*): “Omdat ik geloof in vakmanschap, beroepseer en beroepstrots. Omdat ik geloof dat sociaal kapitaal en de kracht van menselijk contact kan bijdragen aan een inclusieve samenleving zonder uitsluiting. Als iedereen een beetje voor een ander zorgt, komt niemand iets tekort”.

*) Alternatieven-kabinet: www.beroepseer.nl

 

Vakkennis en ervaring dreigen te verdwijnen bij gemeenten. Dat komt door opmars ‘universele ambtenaar’

Friso de Zeeuw vraagt zich af in zijn blog op Gemeente.nu of vakkennis, ervaring en deel uitmaken van het ‘collectieve geheugen’ nog wel terzake doen? De Zeeuw is praktijkhoogleraar Gebiedsontwikkeling aan de TU Delft. Zijn blog gaat over de in 2019 in werking tredende Omgevingswet die zeer ingrijpend is en nu al zijn schaduwen vooruit werpt. De Zeeuw: “Bij de nieuwe wet horen een andere werkwijze, houding en gedrag van gemeentebestuur en ambtelijke organisatie. Enkele kernbegrippen van deze ‘cultuurverandering’ zijn: niet sectoraal, maar integraal werken, een ‘ja tenzij’ mentaliteit jegens initiatieven van burgers en bedrijven en verbetering van externe communicatie. Op zichzelf prima, maar met de introductie van de ‘universele ambtenaar’ dreigt dit veranderingsproces compleet te ontsporen.

Marieke van Leeuwen, verbonden aan een opleidingenbedrijf voor overheden, bracht in Binnenlands Bestuur*) het profiel die ‘universele ambtenaar’ perfect onder woorden. Het maakt niet meer uit in welk domein hij of zij werkzaam is, het gaat om persoonlijke vaardigheden: ‘Een groot verschil met vroeger is dat de benodigde informatie veel gemakkelijker toegankelijk is, er is een open aanbod. Specifieke inhoudelijke kennis kan met korte trainingen worden aangeleerd. Overigens kom je al een heel eind als je een analyse van het beleidsstuk of collegevoorstel maakt’.

Dit wil ik kenschetsen als rampzalig voor de kwaliteit en slagvaardigheid van de ambtelijke organisatie. Kennis van het vakgebied, beschikken over ervaring en deel uitmaken van het ‘collectieve geheugen’ van de gemeente doen kennelijk niet meer ter zake. Nee, de inhoudelijke kennis haalt de universele ambtenaar binnen met wat googelen en het volgen van een training. Dat informatie vergaren wordt vereenzelvigd met kennis en de toepassing ervan, vormt nog de meest onschuldige vergissing in deze redenering”.

De Zeeuw wijst er nog eens op dat gemeenten al veel vakinhoudelijke deskundigheid en ervaring hebben verloren. Op zijn eigen vakgebied, ruimtelijke ordening, wonen, grondbeleid, vastgoed en milieu, is dat maar al te goed te merken. Een van de oorzaken is dat gemeenten selecteren op managementcompetenties en geen waarde meer hecht aan mensen met kennis en ervaring op hun eigen vakgebied.

De Zeeuw waarschuwt ervoor dat met de introductie van de universele ambtenaar, de gemeente zich verder naar de marge manoeuvreert. Men maakt zich nog afhankelijker van externe adviesbureaus en regionale diensten: “Burgers, marktpartijen en maatschappelijke organisaties krijgen te maken met vlotte, extern gerichte, communicatieve types die zichzelf ongetwijfeld ‘verbinder’ zullen noemen… Maar vraag ze niet iets inhoudelijks; vraag ze niet om een woonvisie op te stellen, vraag ze niet om een intentieovereenomst met een projectontwikkelaar op te stellen. Erfpacht. Wat is dat? Even googelen”.

Noot
*) De ruimte-ambtenaar wordt nieuw exemplaar (met opleidingsmanager Marieke van Leeuwen aan het woord) door Esther Walstra, Binnenlands Bestuur, 19 juni 2016: www.binnenlandsbestuur.nl

Lees de hele blog van De Zeeuw, waarin hij besluit met een aantal aanbevelingen: Universele ambtenaar is ramp voor gemeente, 24 oktober 2016: www.gemeente.nu

Actie ‘Hart voor de GGZ’ pleit voor een nieuwe GGZ met compassie

gerrit glasGerrit Glas pleit voor een betere GGZ en roept op de actie Hart voor de GGZ te steunen. Glas is filosoof en psychiater. Sinds 2011 bekleedt hij de Dooyeweerd-leerstoel aan de Vrije Universiteit Amsterdam. In 2016 is hij benoemd tot de eerste Nederlandse hoogleraar Filosofie van de neuro-wetenschappen van het VUmc. Hart voor de GGZ is een initiatief van psychiater Remke van Staveren. Zij begon haar actie omdat ze vindt dat de balans tussen hoofd en hart in de zorg zoek is.

Van Staveren in een interview: “Compassie is de essentie van ons vak. Het waarom. Daar waar het allemaal om draait. Om goede zorg te leveren is compassie nodig; naast vakbekwaamheid – anders zou de buurvrouw ook professionele zorg kunnen bieden – en naast een goede financiering – anders kunnen we helemaal geen zorg leveren. Maar het evenwicht tussen die drie is zoek. Waar zijn de passie voor het vak en de compassie voor de patiënt gebleven?”
Om goede zorg te leveren is dus compassie nodig, naast vakbekwaamheid en een gezonde financiering. Er kunnen eigenlijk niet genoeg acties als deze komen: je inzetten voor goede, menswaardige zorg, vooral in een tijd van bezuinigingen en bureaucratie: achter de computer zitten met rapporteren, classificeren, lijsten afvinken, tijd bijhouden.

Wie wil werken met Hart voor de GGZ kan volgens Van Staveren vandaag al beginnen door vijf punten in acht te nemen: Verantwoordelijkheid nemen; beginnen met het waarom (compassie); goed voor jezelf zorgen en voor elkaar; de ander behandelen zoals je zelf behandeld wil worden; gewoon aan de slag gaan.
In maart 2016 publiceerde Van Staveren haar boek HART voor de GGZ – Werken met compassie in een nieuwe ggz. Het staat boordevol ideeën waarmee je zó aan de slag kunt.

Op het You tubekanaal Hart voor de GGZ zijn nog meer pleidooien voor een betere GGZ te beluisteren: van de psychiaters Menno Oosterhoff en David Con, en psycholoog Kim Helmus. (https://www.youtube.com/results?q=%23HARTvoordeGGZ)

Ontmoedigt Plasterk de ambtelijke dienst?

Hans Wilmink, tot 2013 werkzaam in verschillende functies bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en medewerker van Stichting Beroepseer, gaat in zijn artikel Ontmoedigt Plasterk de ambtelijke dienst? op de nieuwssite voor het openbaar bestuur Platform O, in op twee belangrijke actuele berichten over ambtelijk vakmanschap.

Hans Wilmink:

Het eerste bericht: Op 19 september 2016 schreef minister Plasterk aan de Tweede Kamer dat hij – ondanks een eerdere toezegging aan de Tweede Kamer – niet met een Statuut zal komen waarin de ambtelijke kernwaarden zijn vastgelegd.
Het tweede: Op 8 november 2016 keurde de Eerste Kamer het wetsvoorstel goed dat de rechtspositie van ambtenaren normaliseert. Hoewel die normalisering alleen de arbeidsvoorwaardelijke kant van de rechtspositie betreft, en een aantal bijzondere eisen verbonden aan het ambtelijk functioneren in stand laat, wordt toch gevreesd dat het de aandacht voor die bijzondere eisen zal schaden. Heeft aandacht voor waarden gedreven handelen nog toekomst? Hoe moeten we dat zien in het licht van het groeiende zogenoemde populisme?

Op deze vragen ga ik in, aan het slot doe ik de volgende minister voor de ambtelijke dienst een paar bemoedigende suggesties. Ik put in het bijzonder uit het essay Ambtelijk vakmanschap en moreel gezag dat onder auspiciën van de Vereniging voor OverheidsManagement (VOM), de Stichting Innovatie, Kwaliteit en Professionaliteit van het Openbaar bestuur (IKPOB) en de Stichting Beroepseer is uitgebracht [1]. Waar gesproken wordt over ‘het essay’ gaat het over dát stuk.
Nadat minister Plasterk had aangekondigd dat hij met een ambtenarenstatuut zou komen en dat hij daarin een aantal ambtelijke kernwaarden zou opnemen, heb ik met Thijs Jansen een pleidooi uitgewerkt voor een krachtig ambtenarenstatuut [2]. Centraal in dat betoog – ondersteund door onderzoek en ervaringen – staat dat een Statuut of een code moet zijn ingebed in een breed programma waarin het leren en oefenen met de waarden in praktijksituaties centraal staat. Anders kan een Statuut niet meer dan een symboolwerking bieden, en misschien zelfs worden ervaren als een van bovenaf opgelegd keurslijf. Leren en oefenen met de onderlinge spanning tussen die kernwaarden en met de dilemma’s die men tegenkomt bij de toepassing in de praktijk.

Dat doen we bij de Stichting Beroepseer in sessies over vakmanschap en goed werk[3], in drie of vier dagdelen. Deelnemende ambtenaren brengen daar hun eigen ervaringen in. Veelvuldig kwam daarbij de volgende spanning op tafel: tussen de klassieke waarden rechtmatigheid en rechtsgelijkheid aan de ene kant en aan de andere kant de opdracht om recht te doen aan de individuele situatie, maatwerk te leveren. Hoe daar de balans te vinden is geen hogere wiskunde en ook geen zaak van verdere regelgeving of protocollering. Oefenen met de toepassing van kernwaarden op die praktijkgevallen. Aandacht voor de verschillende verantwoordelijkheden van de ambtenaar. Met elkaar reflecteren op handelingsperspectieven. Dat helpt de deelnemers hun moreel en professioneel kompas te richten. Meermalen kwam men daarbovenop met waardevolle signaleringen of adviezen richting eigen ambtelijke of politieke leiding.
Nu wil de minister afzien van een statuut omdat hij het van belang vindt ‘om aan te sluiten bij de dialoog en de beleveniswereld van de ambtenaren zelf ‘ [4]. Dat wijst erop dat hij is uitgegaan van een Statuut als een statisch juridisch instrument dat van bovenaf waarden en regels oplegt aan de ambtelijke praktijk. Het is dan ook maar goed dat hij daar niet mee komt.

Moreel handelen

Natuurlijk moeten we aansluiten bij de belevingswereld van ambtenaren zelf. Uit onderzoek en uit onze praktijkervaring blijkt dat de meeste werkers intrinsiek en impulsief geneigd zijn tot integer en eerlijk handelen. Medewerkers willen hun sociale en morele drijfveren waarmaken in hun werk. Dat geldt ook voor ambtenaren, genormaliseerd of niet. Er is uitgebreid internationaal onderzoek gedaan naar de waarden die volgens de vakliteratuur belangrijk zijn voor ambtenaren. Wij lieten de uitkomsten daarvan zien, het gaat daarbij om een set van ethische, morele, rechtsstatelijke , bedrijfsmatige en mensgerichte waarden. Maar we bespraken ook de waarden die ambtenaren zélf belangrijk vinden voor hun werk. Harrie Aardema – organisatieadviseur en een aantal jaren bijzonder hoogleraar Publiek Management aan de Open Universiteit – voerde een krachtig pleidooi om vooral gebruik te maken van de ‘stille waarden’ die medewerkers zélf koesteren. De waarden en beweegredenen die zij zelf hoog houden in hun werk. Hij stelt die tegenover de ‘over normering’ in plannen of systemen waar organisaties veelal mee komen, en die vaak met schijnsturing of cynisme gepaard gaan [5]. Het gaat er om die stille waarden een stem te geven.
De impuls tot moreel handelen is er niet alleen in werksituaties. Het essay betoogt dat er in onze samenleving meer consensus over waarden en normen bestaat dan we denken, en dat mensen in beginsel ook wel graag conform hun eigen waarden en normen willen handelen. Het stelt dat de overheid dat heeft onderschat toen ze ‘vraagsturing’ als leidend principe ging invoeren in de veronderstelling dat burgers vooral als ‘klant ‘wilden worden behandeld. Waarden als eerlijkheid en betrouwbaarheid worden juist belangrijker naarmate de omgeving en cultuur meer divers wordt.

Gezag en moraliteit

Is dat laatste wel te rijmen met de recente ontwikkelingen in de verhouding tussen de overheid (in het bijzonder de politiek) en de samenleving? Er zijn tekenen dat we afstevenen op een vertrouwenscrisis met betrekking tot het gezag. We zien in de media hoe sommige politieke en maatschappelijke gezagsdragers eigen belangen najagen, en te weinig bezig zijn met de meer algemene verantwoordelijkheden waarvoor ze zijn aangesteld of gekozen. Maar ook waar geen sprake is van grove schendingen van integriteit, zien we dat politieke gezagsdragers en bestuurders steeds meer op zichzelf en op het bestuurlijke systeem gericht zijn. Daarmee verliezen ze het zicht op de gezaghebbende rol richting de samenleving. In het essay wordt dat samengevat als een overschakeling door de politiek van de ‘volksmodus’ naar de ‘staatsmodus’.
Het vertrouwen van burgers in hun elites neemt af. Agressie en geweld tegen bestuurlijke gezagsdragers en tegen publieke professionals (bij sociale diensten bijvoorbeeld) is een serieus issue geworden. Politieke kandidaten die zich tegen hen afzetten trekken veel stemmen bij verkiezingen. Dat is een goede zaak in zoverre het laat zien dat het democratisch proces politieke machthebbers vervangt als kiezers hun tijd gekomen achten. Zorgwekkend wordt het waar kiezers het vertrouwen lijken te verliezen dat er überhaupt nog algemene belangenafwegingen gemaakt (kunnen) worden die uiteindelijk ook henzelf ten goede komen. Dan komt het vertrouwen in de democratische rechtsstaat onder druk.

Op het eerste gezicht lijkt dat in tegenspraak met de verwachting in het essay dat waarden als eerlijkheid en betrouwbaarheid belangrijker worden. Maar niet als we in ogenschouw nemen dat de nieuw gekozen leiders – of ze nu meer of minder van populistische signatuur zijn – uiteindelijk toch met deze waarden zullen moeten rekenen. Immers, ook zij zullen beslissingen moeten nemen over algemene en publieke zaken. Daarbij is het onontkoombaar dat in specifieke gevallen particuliere belangen van sommige burgers meer gediend worden dan die van andere. Dat is het geval bij infrastructurele maatregelen, bij het verdelen van financiële en sociale lasten, bij het toekennen van zorgrechten, bij de opvang van vluchtelingen, enz. Bij het maken van die publieke afwegingen zal iedere politieke leider worden geconfronteerd met de realiteit dat we in die aangelegenheden ‘in allerlei opzichten van elkaar afhankelijk zijn en dat het idee van zelf beschikkende individuen in een aantal opzichten niet klopt ‘(essay, pag. 47).

Moreel

De overheid moet soms dus een knoop doorhakken, het machtswoord spreken. In een democratische rechtsstaat streeft de overheid naar een publieke erkenning van dat machtsoptreden. We spreken dan van (overheids)gezag.
Uit onderzoek blijkt dat ook burgers die ongelijk krijgen van de overheid of in hun directe belang worden benadeeld, veelal toch de beslissingen accepteren. Mits zij overtuigd kunnen worden van een rechtvaardige behandeling. De acceptatie van de opvang van vluchtelingen in gemeenten die dat met een goed proces van afweging en besluitvorming hebben aangepakt, is een voorbeeld daarvan. In zulke situaties kunnen we spreken van een gezaghebbende toedeling van waarden door de overheid. De Nationale Ombudsman laat in zijn rapporten vele voorbeelden daarvan zien.
Op die ervaringen is zijn ‘Behoorlijkheidswijzer’ gebaseerd, daarin staat onder meer dat de burger met respect bejegend moet worden, en coulant moet worden behandeld waar deze onevenredig benadeeld wordt door een maatregel die in het algemeen belang is genomen.
De normen die vervat zijn in deze normen voor een behoorlijke bejegening, en in de aloude algemene beginselen voor behoorlijk bestuur, vloeien rechtstreeks voort uit morele waarden als: rechtvaardigheid, rechtmatigheid, betrouwbaarheid, eerlijke behandeling.
Dan hebben we het kortom over een overheid die niet alleen eisen aan de burger stelt, maar ook aan zichzelf. Een fatsoenlijke overheid.
Waar de politiek teveel met zichzelf is bezig gegaan en in een zekere morele leegte is vervallen, werkt dat door in de ambtelijke dienst. Ook de ambtenaren hebben te maken gehad met de eerdergenoemde vraagsturing binnen de overheid, die de burgers ziet als afnemers tegen wie je ook eenvoudigweg ‘nee’ kunt verkopen omdat de voorraad (het budget) op is.
Bij de toekenning van thuiszorg heeft de bestuursrechter duidelijk gemaakt dat dit niet kan zonder de algemene beginselen van behoorlijk bestuur te hanteren. Zoals goed onderzoek doen, en een goede en zorgvuldige motivatie geven van de keuzes en afwegingen.
De eerder genoemde gerichtheid op het interne systeem vertaalt zich in het bestuur en in de ambtenarij veelal in bureaucratisch handelen en denken. Dat gebeurt overigens ook in tal van grote maatschappelijke organisaties. Volgens Christiaan van den Berg[6] is in Nederland die tendens nog sterker dan in andere landen, zoals bijvoorbeeld België. In het verslag van een bijeenkomst over het essay wordt zijn inbreng hierover samengevat: ‘Wij Nederlanders daarentegen schrijven rampenplannen en herschrijven protocollen. Wij kunnen niet meer lijden dat iets mis gaat, maar er hoeft niet overal een protocol voor te zijn, toch? Door overal regels voor te maken en strikte uitvoering daarvan te eisen krijgt de ambtenaar een slechte naam, bureaucratie is een negatief woord geworden. Van den Berg is van mening dat het stellen van hogere morele normen in sommige situaties best lastig is. Maar we zouden kunnen beginnen met het naleven van de al bestaande normen, en dat is tweezijdig. Op die manier kan het gezag terug gewonnen worden. En daar start het mee.’

Ralph Heintzmann – een Canadese hoogleraar met topambtelijke ervaring – maakt zich zorgen dat ambtenaren teveel worden gedegradeerd tot pure uitvoerders van de zittende regering, en dat daarmee hun neutraliteit en onafhankelijkheid in gevaar komt. In Nederland kennen we die zorgen ook. Heintzman pleit voor een nieuw ‘moreel contract’ tussen bewindslieden, parlement en ambtelijke dienst[7]. Dat zou natuurlijk op het niveau van een provincie of gemeente ook kunnen.
Wij hebben in ons pleidooi voor een krachtig ambtenarenstatuut – dat is herhaald in het essay – geopperd om in termen van een recht op ambtelijk vakmanschap te gaan denken.

Bemoedigend geluid

De moedeloosheid van Plasterk en zijn team is begrijpelijk. Het is ondoenlijk om een Statuut te maken dat de opperste morele wijsheid eenduidig vastlegt. Maar dat is ook niet nodig.
Een door het kabinet én ambtelijke dienst gedragen ‘waarden gedreven’ inzet in welke vorm dan ook, zou de ambtelijke organisatie kunnen helpen. Die inzet is het eerste ‘gouden kenmerk’ van de ambtelijke organisatie, volgens Paul ’t Hart [8]. Ik zou zeggen: gebruik die inzet dan niet als los instrument, maar als onderdeel van een actie – en trainingsprogramma waarin geoefend wordt met de betekenis van de waarden en de spanningen en dilemma’s die zich voordoen in de praktijk. Op deze manier kan de aandacht voor ambtelijke kernwaarden systematisch in het dagelijks werk worden ingebracht.
Zou het programmateam een aanpak kunnen organiseren waarbij men de ervaringen en lessen documenteert en – wellicht met enige onafhankelijke wetenschappelijke begeleiding – overheid breed communiceert? Op dat vlak lijkt samenwerking en inspiratie mogelijk tussen de ambtelijke diensten over de bestuurslagen heen. Dat zou een gepaste en leerzame vorm van coördinatie zijn, en direct aansluiten op de belevingswereld en praktijk van ambtenaren. Het zou de publieke en professionele missie van de ambtelijke dienst – ook bij voortschrijdende normalisering – kunnen versterken. Een meer bemoedigend geluid dan in de brief van minister Plasterk. Iets voor de volgende minister?

Noten
[1] Waar in het vervolg van dit artikel sprake is van ‘het essay’ doel ik op: Van den Brink, Gabriël, en Thijs Jansen. Ambtelijk vakmanschap en moreel gezag. Stichting Beroepseer 2016.
[2] Wilmink, H.& en Jansen, T (2016). Bouwstenen voor een krachtig ambtenarenstatuut. In: Jaarboek Integriteit 2015 (pp.40-48). Den Haag BIOS.
[3] Ontleend aan The Good Work Project. Dit onderzoek stond onder leiding van professor Howard Gardner, die als professor verbonden is aan de prestigieuze Harvard Graduate School of Education, en zijn collega’s Mihaly Csikszentmihalyi en William Damon.
[4] Brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. TK34 550 VII nr. 4. 19 september 2016
[5] Aardema. H. (2005). Stille waarden: een reflectie op over normering in publiek management. Open Universiteit Nederland.
[6] Christian van den Berg is bestuurslid Goed Werkgeverschap in het VGS bestuur en lid van het CvA.
[7] Heintzman,R.R. (2014). Renewal of the Federal Public Service: Toward a Charter of Public Service. A Policy Paper prepared for Canada 2020
[8] ’t Hart, Paul. Ambtelijk Vakmanschap 3.0: Zoektocht naar het handwerk van de overheidsmanager. Essay in opdracht van de Vereniging van OverheidsManagement, Vereniging van Gemeentesecretarissen, Stichting IKPOB. Mei 2014.

Ontmoedigt Plasterk de ambtelijke dienst? door Hans Wilmink verscheen eerder op Platform O, voor nieuws en achtergronden over het openbaar bestuur, 12 december 2016: https://platformoverheid.nl

Zie ook Invoering van ʻlevendʼ en rijk ambtelijk statuut nodig als tegenwicht tegen dominant kortetermijndenken van politieke bestuurders. Actueel, Blogs Beroepseer, 25 mei 2016: https://beroepseer.nl

Wim van de Merwe neemt, na bijna veertig jaar in het onderwijs, afscheid als docent metaaltechniek

wim van de merwe afscheid docent metaaltechniek2Na bijna 34 jaar bij scholengemeenschap Reggesteyn gewerkt te hebben en ruim 39 jaar in het onderwijs, heeft Wim van de Merwe op 12 oktober 2016 afscheid genomen als docent metaaltechniek. Maar wie denkt dat de inmiddels 65-jarige Wim van zijn pensioen gaat genieten, heeft het mis. “Ik ga zeker niet achter de geraniums zitten”. Een verslag van het afscheid is te lezen op de site van Stichting A+O Metalektro.

Na zoveel jaren van trouwe dienst, wilde Reggesteyn het vertrek van Wim van de Merwe niet zomaar voorbij laten gaan. Daarom werd hij tijdens een feestelijke bijeenkomst toegesproken door zijn eigen directeur, Gerard Rutterkamp. Die typeerde Wim als een bijzonder mens, iemand die altijd zijn eigen plan trok. “Als jij iets in je hoofd had, dan moest het gebeuren, linksom of rechtsom.” En zonder dat Wim zich iets aantrok van hiërarchie, ervoer Rutterkamp. “Op papier moest ik leidinggeven aan jou, maar daarin ben ik mislukt”.

Maar Wim was tegelijkertijd ook iemand die veel heeft betekend voor het onderwijs en de onderwijsontwikkeling, stelde Rutterkamp. “Dankzij jou hebben honderden leerlingen een prachtige toekomst gekregen in het, volgens jou, mooiste vak: de techniek. In die 34 jaar heb je bovendien de nodige impact gehad op de onderwijsontwikkeling. Je wist door te dringen tot op het hoogste ambtelijke en politieke niveau”. En daar profiteerde Reggesteyn volop van. Want Van de Merwe wist heel wat coryfeeën de school binnen te halen: van Jan-Peter Balkenende tot Mark Rutte. Rutterkamp: “Je was een bevlogen, kritische en van jezelf overtuigde docent en vakman. Dat kwam je ook op kritiek te staan, maar daar trok je je over het algemeen niet veel van aan”.

Betrokken docent

Volgens Gerrit Voortman, van het gelijknamige Rijssense staalbouwbedrijf, was Van de Merwe een hele belangrijke schakel tussen school en bedrijfsleven. “Hij werd door het bedrijfsleven enorm gewaardeerd, hij was een groot promotor van de metaal. En Wim leverde altijd goed personeel af, hij wist die jongens enorm te motiveren. Dat was zijn grote kracht”.
Ook A+O regiomanager Rob Nijhof herinnert zich Van de Merwe als een begeesterd docent. “Hij stopte al zijn vrije tijd erin om zijn leerlingen maar zo goed mogelijk het vak van lasser bij te brengen. Er zijn maar weinig docenten die zo betrokken zijn. Met Wim verdwijnt een echte techniekman uit het onderwijs. Zoals Charles Groenhuijsen ooit zei: ‘er zijn teveel managers in het onderwijs en te weinig Wimmen”.

Laswedstrijden

Van de Merwe zelf kijkt met veel plezier terug op zijn tijd op Reggesteyn. “Ik was soms misschien wel een lastige klant, maar daar bereik je ook dingen mee. Ik heb echt genoten van al die jaren. Het is zo mooi om je eigen kennis aan leerlingen over te dragen en ervoor te zorgen dat de juiste leerling bij het juiste bedrijf terechtkomt”. En waar is hij het meest trots op? “Dat ik hier in de regio laswedstrijden voor vmbo-scholen heb opgezet. Later zijn dat de landelijke laswedstrijden geworden. Het is mooi dat ik aan de basis daarvan heb gestaan”.

Maar niet alles is ten goede veranderd, zegt Van de Merwe. “Ik maak me echt zorgen over het praktijkonderwijs. Op Reggesteyn hebben we nu het vmbo-profiel PIE: Produceren, Installeren & Energie. Er wordt steeds breder lesgegeven. Dat betekent méér onderwijs in dezelfde uren, waardoor het aantal praktijkuren nog maar 16 uur is. Dat is veel te weinig om leerlingen nog wat bij te kunnen brengen. Dat zou minimaal 22 uur moeten zijn”. Het onderliggende probleem volgens Van de Merwe is dat het beschikbare geld niet aan onderwijs wordt besteed. “De school heeft teveel overhead, waardoor het geld niet bij de leerlingen terecht komt. Dat is dood- en doodzonde”.
Eén ding is zeker: de komende jaren zullen we van Wim blijven horen. “Ik geef lascursussen aan het bedrijfsleven en geef ook nog op maandagochtend les op Reggesteyn. En ook bij de WorldSkills Nederland blijf ik betrokken als lasexpert. Daarnaast heeft TechniekTalent.nu mij gevraagd als ambassadeur: om op scholen teams te gaan begeleiden in de voorbereiding op die wedstrijden zowel bij vmbo als mbo. Ik ga dus zeker niet achter de geraniums zitten”.

Wim van de Merwe is voortrekker van Beroepseer.

“Met Wim verdwijnt een echte techniekman uit het onderwijs”, A÷O Metalektro, december 2016: http://ao-metalektro.nl/nieuws/divers-nieuws/449-met-wim-verdwijnt-een-echte-techniekman-uit-het-onderwijs (Artikel is niet meer beschikbaar op site van A+O Metalektro).

 

Foto: In het midden Wim van de Merwe. Links Gerard Rutterkamp, rechts Gerrit Voortman.

Bij overname Telegraaf straks alle Nederlandse landelijke kranten in handen van twee Vlaamse mediabedrijven

krant foto niek verlaan 2René van Zanten, directeur van het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek vraagt zich af hoe het toch komt dat de Vlamingen, geruisloos bijna, het overgrote deel van de Nederlandse dag- en huis aan huisbladen overnemen. Het Vlaamse Mediahuis heeft een bod gedaan op de Telegraaf Media Groep (TMG). Als die overname doorgaat, dan krijgen twee Vlaamse partijen – Persgroep en Mediahuis – negentig procent van de markt in handen. De Persgroep is een Vlaams mediabedrijf en uitgever van o.m. de landelijke dagbladen Het Parool, Trouw, Algemeen Dagblad en De Volkskrant, zes regionale kranten en circa 150 huis- aan huisbladen. Het Mediahuis is sinds februari 2015 eigenaar van NRC Media. Nog niet zo lang geleden was menig land jaloers op de Nederlandse uitgevers en drukkers, die zeer gewaardeerd werden om hun vakmanschap, kwaliteit, degelijkheid en openstaan voor nieuwe ontwikkelingen.

Van Zanten: “Op 8 december hield het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek een bijeenkomst in de Brakke Grond in Amsterdam met als thema ‘Vlaanderen-Nederland’. Eén van de sprekers was Gert Ysebaert, de ceo van het Vlaamse Mediahuis. Aanleiding voor de bijeenkomst was natuurlijk dat Vlaamse uitgevers in rap tempo de Nederlandse dagbladen aan het overnemen zijn. Gespreksleider Joris van Poppel (NOS-correspondent in Brussel) vroeg Ysebaert op het podium – bijna gekscherend – of Mediahuis nog plannen had om TMG over te nemen. Neen, daar kon natuurlijk niet een direct antwoord op komen, want pas vandaag, een week later, is bekend geworden dat Mediahuis een serieus bod heeft gedaan op TMG.

Hardwerkende Belgen

Het verslag van die bijeenkomst is hier*) te lezen. Zeker is dat de sprekers van die middag uiteindelijk een beeld schetsten van enigszins verwende Nederlandse mediabedrijven, die door hun gebrek aan visie en daadkracht prooi worden van ‘de hardwerkende Belgen’. Sterker nog, de doorgaans Vlaamse sprekers stelden dikwijls enigszins verbaasd vast dat de Nederlandse dagbladen, waar ze ooit met heel veel ontzag naar keken, één voor één in handen vallen van onze zuiderburen.

En niet alleen onze dagbladen trouwens. Het Belgische industriële investeringsbedrijf Groep Heylen neemt de Koninklijke Nederlandse Munt (KNM) in Utrecht over van de Staat en het heeft maar een haartje gescheeld of de Belgen hadden PostNL overgenomen.

Het roept herinneringen op aan het Fyra-debacle: Nederland had een claim bij de Belgische spoorwegen van 300 miljoen euro wegens het niet nakomen van afspraken. Die claim werd kwijt gescholden op voorwaarde dat België een paar Fyra-treinen zou bestellen. Dat deed België en daarmee verviel de claim. Alleen waren de Belgen – anders dan de Nederlanders – zo slim om de treinstellen snel, zonder kosten weer af te zeggen toen bleek dat er tijdens het rijden telkens stukken vanaf vallen.

Eruit gefietst

Nederland wordt er links en rechts uitgefietst. Voor de vorm sputteren we soms een beetje als we uit het zuiden de opdracht krijgen een polder onder water te zetten, maar verder hebben we weinig te vertellen. Onze reputatie van weliswaar enigszins moralistische, maar toch vooral gewiekste onderhandelaars is naar de maan. Als de overname van TMG door gaat, zijn straks alle landelijke kranten in Nederland in handen van Persgroep en Mediahuis. De meeste regionale kranten zijn in handen van de Vlamingen. Hebben we daar gedoe over gehad? Er was een tijd, nog niet eens zo lang geleden, dat je als Nederlandse uitgever wel tien keer nadacht voordat je je oog liet vallen op een plaatselijke krant in Overasselt of Emmer-Compascuum. Je wist namelijk dat je vanaf dat moment een lange tijd vrijwel dagelijks bezoek zou krijgen van een zwik juristen van de mededingingsautoriteit. En nu hebben de Vlamingen, geruisloos bijna, het overgrote deel van al onze dag- en huis aan huisbladen overgenomen”.

Lees het hele artikel van René van Zanten: Eruit gefietst door de Belgen, Stimuleringsfonds voor de journalistiek, 15 december 2016: www.svdj.nl

*) Congres Vlaanderen-Nederland: “We moeten meer samenwerken”, door Marloes Kamer,  SVDJ, 14 december 2016: www.svdj.nl

U P D A T E

De Belg – Christian Van Thillo, de mediakoning van de Lage Landen, door Mark Koster, uitgeverij Prometheus, 2024: https://uitgeverijprometheus.nl/boeken/belg-paperback/

Dagbladen worden steeds uniformer. Oorzaak is duopolie op Nederlandse krantenmarkt, Blogs Beroepseer, 18 oktober 2020: https://beroepseer.nl