Skip to main content

Redactie Beroepseer

Trends voor 2018: Het jaar van hergroeperen

trendsverwachting 2018We naderen het eind van 2017, tijd om vooruit te kijken. Wat gaat 2018 ons brengen? Volgens het trendwatchersduo Richard en Lieke Lamb wordt 2018 een jaar van … Hergroeperen. De  door hen opgestelde Trendsverwachting 2018 is een samenvatting van trendlijnen, initiatieven, innovaties en signalen die zij waarnemen in de samenleving, het bedrijfsleven en de overheidsinstellingen. De Trendsverwachting 2018 geeft de koers aan en biedt een visie op het komende jaar. Dat allemaal ter inspiratie.

In het verleden voorspelden de Lambs de financiële crisis van 2008, de transitie-economie en huiselijke bezigheden als breien en bakken, het jarenlange economische zaagtandherstel tot 2020+, de komst van tablets en de uitfasering van het gasnet.

 2018 in vogelvlucht

We hebben roerige jaren achter ons, aldus Richard en Lieke Lamb, waarin heel wat zekerheden; instituten en uitgangspunten achterhaald bleken of omver werden geworpen. Waarin het vertrouwen in een maakbare toekomst een aardige knauw kreeg. Jaren ook waarin tegelijkertijd de technologie een vlucht vooruit nam. Ondanks moeilijke economische tijden ging bijvoorbeeld de opmars van beeldschermen (van smartphones tot tablets en TV’s) misschien wel sneller dan welke andere productintroductie ooit. Het is een periode geweest waarin vaste waarden immens aan het verschuiven waren en we ons hebben moeten aanpassen aan een nieuwe werkelijkheid. Al met al wordt 2018 een jaar van nieuwe verbanden; nieuwe uitgangspunten en nieuwe – niet altijd vanzelfsprekende – vormen van samenwerking.

2018 is een jaar waarin Nederland bruist. Het zwaartepunt van de economische recessie ligt achter ons. Al is de weg omhoog hobbelig, dreigt de nieuwe economische bubble en zijn de vraagstukken omtrent migratie en milieu wellicht heftiger dan ooit. We herpakken ons en maken ons op om de regie weer terug te pakken. De maatschappij ziet zich daarin geconfronteerd met een reeks nieuwe ijkpunten. De Trendsverwachting 2018 is gebaseerd op 12 Trendpijlers. Deze worden up-to-date gehouden op www.trends2018.nl

De 12 Trendpijlers

  1. Fata Morgana economie – De huidige economische groei is gebaseerd op financieel drijfzand.
  2. Decentrale defragmentatie – samenwerkingsverbanden zonder centrale aansturing.
  3. Roaming generation (de online, zwervende generatie).
  4. FroBots en artificial attention – Kunstmatige robotvrienden; digitale systemen en robots adviseren en helpen bij diverse taken en het nemen van beslissingen.
  5. Zelfrijdend / vliegend / varend – Aantal zelfrijdende objecten neemt fors toen. In de Rotterdamse haven vaart het eerste prototype van de BaaiHaai rond. Deze wordt verder ontwikkeld tot een autonoom varende drone die afval uit het water opvist.
  6. Energieke duurzaamheid – Elektriciteit uit een plant. Op den duur wordt waterstof de belangrijkste energiedrager. Maakt op termijn de milieubelastende grote accu’s in elektrische auto’s overbodig.
  7. VoorZorg – Preventieve zorg. In Eindhoven is men bijvoorbeeld begonnen met actieve luchtzuivering in de stad.
  8. Cyberwar is here to stay – De online ‘oorlog’ zal komende jaren doorwoeden en intensiveren als een veenbrand. Op alle niveaus worden backup-voorzieningen gebouwd en onderhouden.
  9. De nieuwe waarheid – De beïnvloeding van media-consumenten via traditionele media alsook via sociale medianetwerken. Programmamakers vergroten steeds meer hun feeling met de samenleving. Herwaardering van lokale media. Overkill aan videocontent; video’s blijken geen toegevoegde waarde te hebben.
  10. Sprokkelwijs 3.0. – Focus in het onderwijs op het vergroten van vaardigheden (skills) om snel de juiste informatie te vinden, te interpreteren en toe te passen. Landelijke norm voor kennis van technologie voor leerkrachten.
  11. Continental shift – Europa wordt een afzetgebied van opkomende economieën in Azië en elders. Hergroepering der machten. Mondiale anarchistische initiatieven krijgen economische impact (cryptocurrency).
  12. De (on)maakbare toekomst – Mensen met een gelijksoortige achtergrond (georganiseerd per cultuur; generatie of sociale danwel intellectuele achtergrond) communiceren steeds vaker alleen maar met gelijkgestemden. Zo’n groep vormt a.h.w. een eigen layer in de samenleving. De verzuiling van vroeger is vervangen door ‘bubbles’ gebaseerd op leeftijd, woon/werkomgeving of achtergrond. Verborgen apartheid.

Klik hier voor lezen van de volledige TrendsVerwachting 2018 in PDF: www.trendsverwachting.nl

Meer info over Richard en Lieke Lamb, Trendwatcher, het Future Expertise Center en info over meeschrijven aan de Trendsverwachting: http://trends2018.nl

TrendRede 2018

Op dinsdag 16 januari 2018 presenteren de Nederlandse toekomstdenkers voor alweer de achtste keer de TrendRede: 2018Het jaar van het doorzettingsvermorgen. Ze geven de algemene lijnen aan en wijzen waar de ruimte zit in de samenleving. Ze benoemen de meest relevante termen van vandaag en kijken verder vooruit, bijvoorbeeld naar een toekomst die ons zaken als Hollands holisme en samensturing gaat brengen.

Na de officiële lezing volgt een gesprek met de aanwezigen. Wie er bij wil zijn kan zich aanmelden. Locatie: Pakhuis de Zwijger in Amsterdam. Aanvang 17.30 uur.

De beredeneerde lijnen in de Trendrede zijn uitdrukkelijk bedoeld om de discussie en besluitvorming op sociaal-maatschappelijk vlak verder op weg te helpen.

De Trendrede is een initiatief van Nederlandse toekomstdenkers. Jaarlijks kaderen en clusteren ze de actualiteit in drie grote overkoepelende thema’s en tonen Nederland daarmee een uitgelicht pad richting de toekomst. De Trendrede schildert zo de tijd die voor ons ligt met krachtige streken en kleurt hem in met opvallende details. Zij schetst daarmee de golven waarop Nederland richting de toekomst surft.

Aanmelden, namen sprekers en meer info bij TrendRede: http://trendrede.nl

U P D A T E

Trendrede 2018: http://trendrede.nl

 

Goed werk en het streven naar welzijn en banen met kwaliteit

Het rapport Good work, wellbeing and changes in performance outcomes laat het effect zien van goed ‘people-management’ en geeft daarnaast een analyse van de Britse nationale gezondheidsdienst, de National Health Service (NHS). Met ‘people- management’ wordt bedoeld de aandacht die een leidinggevende behoort te hebben voor zijn teamleden en medewerkers. Het rapport is opgesteld door het What Works Centre for Wellbeing, onderdeel van het in 2013 ingestelde What Works Network van onderzoekers, regeringsinstanties, denktanks, bedrijven en non-profitorganisaties die gegevens verzamelen en onderzoek doen naar welzijn en daarover publiceren. Het netwerk dient ter ondersteuning van de dienstverlening van de Britse publieke sector op landelijk en lokaal niveau.

What Works is gebaseerd op het principe dat goede besluiten worden genomen als de juiste gegevens, gebaseerd op onderzoek, voorhanden zijn. Als die er niet zijn behoren besluitvormers zich te bedienen van methoden om uit te vinden wat werkt en niet werkt. What Works is de eerste overheidsinstantie van de wereld die gericht is op het vinden van betere manieren van besluitvorming.
Welzijn gaat om mensen en het creëren van voorwaarden voor de ontwikkeling en groei van een leven van voorspoed, fysieke en geestelijke gezondheid en een duurzame, bloeiende gemeenschap. Welzijn is een maatstaf voor maatschappelijke vooruitgang en het doel waarnaar goed bestuur streeft.

Kenmerken van welzijn

Een baan hebben is over het algemeen goed voor ons welzijn en reikt verder dan er alleen een salaris mee verdienen. Maar een goede baan hebben is nog vele malen beter. Dit gegeven blijkt internationaal te gelden en is van alle tijden.
Een onderzoek heeft een aantal kenmerken van welzijn opgeleverd. De drie belangrijkste voor een gemiddelde persoon van 34 jaar zijn:

  • gezondheid, vooral geestelijke gezondheid
  • partner, relatie
  • een baan

Voorts is gebleken dat ons gevoel van voldoening vermindert als we gaan werken. Dat is belangrijk. Niet alleen omdat we een groot deel van ons leven werken, maar ook omdat gebeurtenissen op het werk van invloed zijn op ons privéleven. Als we meer inzicht krijgen in de rol van werk in ons leven en wat er gedaan kan worden om het te verbeteren, kunnen we een verschil maken. Hoe zorgen we voor beter werk, nu en in de toekomst? Verbetering van welzijn op het werk zorgt voor betrokkenheid van de medewerkers en is ook beter voor de prestaties en de productiviteit.
Gebleken is ook dat goed people-management bij de NHS heeft geleid tot ruim drie keer minder ziekteverzuim en vier keer meer waardering van tevreden patiënten.

Kenmerken van een goede baan

Er zijn elf kenmerken te onderscheiden van wat we verstaan onder een goede baan volgens een rapport van het Britse Department for Business Innovation & Skills uit 2014 over de relatie tussen welzijn en prestaties op de werkvloer: meer controle over je eigen werk; afwisseling; duidelijkheid over wat ervan je verwacht wordt; positieve relatie met managers, medewerkers en klanten; een fatsoenlijke financiële beloning; een gevoel van persoonlijke zingeving en waardering van anderen; kansen om eigen vaardigheden te gebruiken en te ontwikkelen; een veilige en plezierige werkomgeving; ondersteunend toezicht; heldere vooruitzichten en zekerheid; een goede balans tussen werk en privéleven.

Onderzocht werd eveneens of goed people-management verband houdt met een hoog niveau van welzijn en betere prestaties. De uitkomst is dat NHS-organisaties beter scoorden als ze:

  • uitgebreid gebruik maakten van scholing
  • waardering uitspraken over prestaties
  • teamwerk stimuleerden
  • duidelijke rollen afbakenden voor de medewerkers
  • medewerkers toestonden te beslissen over de manier van werken
  • ondersteund werden door het management
  • medewerkers betrokken bij besluitvorming over hun afdeling en de organisatie

Verhoging van kwaliteit van banen heeft de volle aandacht van de Britse overheid en dient landelijk prioriteit te krijgen. Voor dat streven zijn gegevens nodig om beter beleid te maken. In oktober 2017 is een nieuwe groep gevormd o.l.v. de Carnegie UK Trust en de Royal Society for the encouragement of Arts, Manufactures & Commerce (RSA) die gaat zoeken naar methoden om de kwaliteit van een baan te meten en naar manieren om de kwaliteit van banen te verbeteren op landelijk niveau.
Martyn Evans van de Carnegie UK Trust: “Voordat kwaliteit van werk op nationaal niveau de voorrang krijgt, hebben we eerst behoefte aan een algemeen aanvaarde definitie van goed werk. Nodig is ook een methode voor het meten van de af te leggen weg tot dat doel en dat doel omvat de essentie van werk en het effect op de kwaliteit van leven van Britse burgers”.

Matthew Taylor van de RSA: “Het is nu de tijd voor iedereen aan goed werk landelijk de voorrang te geven. Groot-Brittannië is terecht trots op een recordaantal gecreëerde banen, maar we hebben ook manieren nodig die ervoor zorgen dat mensen in hun werk vooruitkomen en een eerlijk loon ontvangen. De werkervaring behoort ook overeen te stemmen met de aspiraties van modern burgerschap, namelijk dat mensen voelen dat ze gerespecteerd en vertrouwd worden en in staat tot het nemen van verantwoordelijkheid”.

In de in juli 2017 gepubliceerde Taylor Review of Modern Working Practices heeft Taylor zijn streven uiteengezet: alle werk behoort eerlijk en fatsoenlijk te zijn en een realistische kijk te bieden op uitvoering en ontwikkeling.

Rapport: Good work, wellbeing and changes in performance outcomes, december 2017: www.whatworkswellbeing.org

What do we know about ‘good work’?, What Works Wellbeing, 12 december 2017: https://whatworkswellbeing.org/blog/what-do-we-know-about-good-work/

New initiative aims to identify measurement approach to make job quality a national priority, Carnegie UK Trust, 12 oktober 2017: www.carnegieuktrust.org.uk (Artikel is niet meer beschikbaar).

Good work: the Taylor review of modern working practices. An independent review of modern working practices by Matthew Taylor, chief executive of the Royal Society of Arts, juli 2017: www.gov.uk

good work wellbeing and changes in performance outcomes

 

 

 

Oproep aan zorginstellingen om verpleegkundigen meer leiderschap te geven

In dagblad BN De Stem pleit dr Anita Wydoodt ervoor verpleegkundigen meer leiderschap te geven. Wydoodt is bestuurder van het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis in Tilburg.

Wydoodt: “Ziekenhuizen, verpleeg- en thuiszorgorganisaties hebben een structureel tekort aan (wijk)verpleegkundigen. De komende vijf jaar zijn 100.000 mensen in de zorg nodig, aldus de beroepsvereniging voor Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland. Maar de inzet om nieuwe verpleegkundigen te werven, gaat over de hoofden van de beroepsbeoefenaars heen. Daarom hier een pleidooi om verpleegkundigen veel meer zelf aan het roer te zetten. Op álle gebieden.

Investeren

Het nieuwe kabinet gaat 2,1 miljard euro investeren in verpleeghuiszorg. Maar met dit extra geld worden structurele problemen, zoals het tekort aan verpleegkundigen en de hoge werkdruk, niet opgelost. Ondanks dat zorgorganisaties en opleidingsinstituten steeds beter samenwerken, zullen we niet voldoende in staat zijn de duizenden vacatures in te vullen. Een andere aanpak is vereist.

Het werk van verpleegkundigen moet op de schop. Werkgevers moeten verpleegkundigen de kans geven zelf het voortouw te nemen. Zij zijn als geen ander in staat initiatieven te nemen om hun werk anders in te richten. Werkgevers en managers luisteren vaak onvoldoende naar verpleegkundigen. Daardoor horen ze wel klachten over de hoge werkdruk, maar hebben ze geen oor voor oplossingen die worden voorgesteld. Ik ben van mening dat we verpleegkundigen de ruimte moeten geven verpleegkundig leiderschap te nemen. En zorgorganisaties moeten dit faciliteren.

Een voorbeeld: op veel verpleegafdelingen wordt al decennia op dezelfde wijze gewerkt. Met vaste tijdstippen voor wassen en eten. Als verpleegkundigen meer mandaat krijgen, kunnen ze in overleg met patiënt en naasten hier van afwijken, leert de praktijk. Daar wordt de patiënt gelukkiger van, want niet iedereen wil om half 8 gewassen en aangekleed worden, en om 8 uur ontbijten. En door betere spreiding van het werk, gaat de piekbelasting naar beneden”.

Wydoodt is ervan overtuigd dat door het werk voor verpleegkundigen aantrekkelijker te maken, meer jongeren zullen kiezen voor een baan in de zorg, en stromen er minder verpleegkundigen voortijdig uit.

Lees het hele artikel Roer om in zorg: geef verpleegkundigen meer leiderschap, door Anita Wydoodt, De Stem, 20 december 2017: www.bndestem.nl

Lysanne van Schaik wint BZK scriptieprijs 2017: Professionaliteit als uitdaging tegen burn-out

In november 2017 werd voor de eerste keer de BZK-scriptieprijs uitgereikt. Het betreft een prijs voor degene die de origineelste en relevantste afstudeerscriptie schrijft over werken in het openbaar bestuur.
De BZK-scriptieprijs is een initiatief van de directie Ambtenaar & Organisatie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Konkinkrijksrelaties (BZK) en stimuleert studenten om onderzoek te doen op het brede terrein van ‘arbeid en organisatie’.

Voor deze eerste scriptieprijs ontving het ministerie 29 scripties over zeer uiteenlopende onderwerpen. Over vakmanschap en mobiliteit; leiderschap en flexibilisering, aantrekkelijk werkgeverschap en het vertrek van burgemeesters. De scripties zijn beoordeeld door een deskundige jury bestaande uit beleidsmakers. Er is gelet op originaliteit, beleidsrelevantie en kwaliteit.
Drie prijswinnaars hebben zich weten te onderscheiden doordat zij nieuwsgierigheid wisten op te wekken. Zij krijgen naast een geldbedrag ook de uitnodiging om een dag mee te lopen met een topambtenaar van het ministerie.

lysanne van schaik De eerste prijs is gegaan naar Lysanne van Schaik voor haar masterthesis: Professionalism als uitdaging tegen burn-out, waarin het verband wordt onderzocht tussen professionalism en het risico op burn-out.
Aanleiding voor het onderzoek is de recente constatering dat het burn-outrisico alsmaar blijft stijgen. Burn-out wordt omschreven als een vorm van overbelasting die vaak tot uiting komt op het werk. Hoewel burn-outs door de actualiteit vrij nieuw lijken te zijn, is dit niet het geval. Al sinds de jaren zeventig is er veel over burn-outs verschenen in de wetenschappelijke literatuur. De term burn-out komt oorspronkelijk uit de Verenigde Staten en beschrijft het proces van emotionele uitputting op het werk. Volgens de Maslach Burnout Inventory (MBI), de meest gebruikte test, wordt burn-out vastgesteld aan de hand van drie criteria: emotionele uitputting, depersonalisatie en bekwaamheid. In Nederland wordt burn-out vaak omschreven als een ‘opgebrand gevoel’.

Een verstoorde balans

Door de opkomst van de kenniseconomie is de arbeidsmarkt niet meer zoals tientallen jaren geleden. Er komen steeds meer hoogopgeleide mensen bij die zich blijven ontwikkelen, zowel op professioneel als op sociaal gebied. Er is steeds meer vraag naar ‘professionals’. De medewerker anno nu is een professional, gespecialiseerd in specifieke kennis en onderdeel van een brede professie. Met professionalism wordt bedoeld de houding en het gedrag van een werknemer t.o.v. de professie. Hoewel de excellentiedruk bij deze professionals hoog ligt, krijgen zij veel energie bij een positieve houding ten opzichte van hun beroep.

Andere factoren die bijdragen aan een burn-outrisico zijn emancipatie en de verandering in werkverdeling. Mannen en vrouwen werken tegenwoordig beiden; privé worden de taken anders verdeeld dan voorheen. Medewerkers besteden ook steeds meer tijd aan hun werk en ervaren meer druk; er wordt meer van hen geëist. Hierdoor krijgen Nederlanders steeds meer te maken met een verstoorde balans tussen hun professionele en persoonlijke leven.

Omdat het aantal mensen met een burn-out of een hoog burn-outrisico gestaag toeneemt, is burn-out niet alleen in de wetenschappelijke literatuur, maar ook in de populaire media een terugkerend thema. Veel media hebben het onderwerp de afgelopen tijd onder de loep genomen. In 2016 bijvoorbeeld werd de film Everybody Happy uitgebracht over een komiek met een burn-out en in maart 2017 zond jongerenzender BNN een documentaire reeks uit over de problematiek rondom burn-out. Dat een jongerenzender zoveel tijd en geld besteedt aan het (populair) onderzoeken van burn-outs is relevant: steeds meer jongeren krijgen te maken met burn-outklachten terwijl, zo bleek uit het programma, burn-out zich nog in de taboesfeer bevindt en door veel jongeren als falen wordt beschouwd.

De grootste oorzaak van een burn-out is een verstoorde balans, als de aan de professionals gestelde eisen veel druk of stress veroorzaken. Voorbeelden hiervan zijn
– het begin van de carrière, waarbij werknemers nog onervaren zijn en veel prestatiedruk ervaren;
– werkdruk, omschreven als de druk die wordt ervaren om binnen een bepaalde tijd een prestatie te moeten leveren;
red tape, omschreven als onnodige bureaucratische regelgeving en procedures die het behalen van werkdoelen moeilijker maken;
– algemene professionele en persoonlijke eisen.

Leeftijd maakt niet uit

Een voorbeeld van druk of stress in het persoonlijke leven is de de leeftijd. Een hoog burn-outrisico werd in het verleden vaak toegeschreven aan bepaalde leeftijds-of beroepsgroepen, terwijl steeds duidelijker wordt dat het vinden van een balans in elke levensfase voorkomt. Tegenwoordig blijkt dat ook jongeren steeds meer moeite hebben om werk en privé in balans te houden en dat leidt tot een hoger burn-outrisico. De Nederlandse arbodienst ArboNed die gaat over arbeidsomstandigheden- en verzuimbeleid, stelde al vast dat de gemiddelde leeftijd van de piek van het meeste psychische verzuim, steeds verder zakt. Andere voorbeelden zijn o.m. de gezins- en thuissituatie, maatschappelijke betrokkenheid en persoonlijke eigenschappen.

Het onderzoek van Lysanne van Schaik is een waardevolle bijdrage aan de kennis over de relatie tussen professionaliteit, sociale en professionele levensfasen en het burn-outrisico. De resultaten laten zien dat er een significante relatie bestaat tussen de mate van professionaliteit en het burn-outrisico, in de zin dat een hoge mate van professionaliteit leidt tot een lager burn-outrisico. Elke leeftijdscategorie heeft een even hoog burn-outrisico. Dit onderzoek draagt ook bij aan de kennis over hoe werkgevers een burn-out bij hun werknemers kunnen voorkomen.

Klik hier voor downloaden Professionalism als uitdaging tegen burn-out, door Lysanne van Schaik, 2017: https://studenttheses.uu.nl

BZK scriptieprijzen voor USBO studenten, Universiteit Utrecht, 6 november 2017: www.uu.nl/nieuws/bzk-scriptieprijzen-voor-usbo-studenten

Bekijk ook de video hieronder waarin Lysanne van Schaik vertelt over haar onderzoek. Duur: 1.40 min

 

 

 

 

Het grote Onderwijs-jaaroverzicht van 2017 door Steven Geurts

Op de weblog van Steven Geurts is Het grote Onderwijs-jaaroverzicht van 2017 te lezen: “Het enige onderwijs-jaaroverzicht wat telt. Incl bekendmaking van de Onderwijsverliezer én winnaar van 2017”. Geurts is leraar en bioloog en blogt regelmatig over onderwijs, politiek en natuur.

Geurts begint met te schrijven dat “2017 een bewogen onderwijsjaar was. In maart waren er verkiezingen, waarna zelfbenoemde onderwijspartij D66 samen met Arie Slob van de ChristenUnie de scepter ging zwaaien op het Ministerie van OCW. Ondertussen verenigde PO in Actie het werkveld en werd er voor het eerst sinds jaren gestaakt. Er werden rechtzaken gevoerd tegen de eindexamenmakers en ook binnen de lerarenvertegenwoordigingsorganen was het niet bijzonder rustig. Tijd om de balans op te maken, en de winnaars en verliezers van onderwijsjaar 2017 bekend te maken.

Een van de verliezers in dit onderwijsjaar is Maurice de Hond. De Hond, initiatiefnemer van de zogeheten Steve Jobsscholen, moest dit jaar zijn biezen pakken als bestuurder. Zijn scholen kwamen onder verscherpt toezicht te staan na rammelende financiën, en De Hond zelf ontving een ton subsidie teveel. Een misverstand, zegt hij zelf. De Hond verkoopt zijn schoolconcept aan andere scholen, maar deze scholen gaven er vanwege de torenhoge kosten massaal de brui aan. Toch lijkt het Maurice de Hond niet echt te deren, zijn schoolconcept vindt gretig aftrek in het goed betalende buitenland.

Nog een verliezer: het College voor Toetsen en Examens kreeg de ene oorvijg na de andere te verduren na een rotzooitje in het examen Frans. Het leidde zelfs tot een rechtszaak en hoewel het CvTE op papier gelijk kreeg “de regels zijn juist toegepast”, is het credo helder: het moet beter.

In het lijstje verliezers kunnen we niet om Sander Dekker heen. De staatssecretaris PO, VO, cultuur en media gaat de geschiedenis in als de man die talloze projecten optuigde, die daarna zo gammel bleken te zijn als een bouwsteiger van gekookte spaghetti”.

Lees verder: Het grote 2017 Onderwijs-jaaroverzicht op de blog van Steven Geurts: https://stevengeurts.wordpress.com

Nieuw essay over openbaarheid en transparantie bij de overheid

omslag de droom het land en het tekortHet essay De droom, het land en het tekort gaat over de dilemma’s en de positieve kanten van openheid en transparantie op de ministeries. Het essay is geschreven door drie auteurs op basis van literatuur, elf interviews en werkateliers. In de Inleiding wordt verwezen naar de Duitse regisseur en filmproducent Rainer Werner Fassbinder die in de jaren zeventig het controversiële toneelstuk Der Müll, die Stadt und der Tod (in het Nederlands Het vuil, de stad en de dood) schreef, een uiterst somber verhaal over kapotte mensen in een kapotte stad. Dat sombere beeld heeft in onze tijd een tegenhanger gekregen, het boek The Circle van de Amerikaan Dave Eggers dat de ultieme consequentie van transparantie en totale openheid toont. The Circle is wel Orwelliaans genoemd, dystopisch ook, maar bovenal een verkenning van puurheid, zuiverheid en neutraliteit. Van: “het beste voor hebben met de mensen”.

De droom, het land en het tekort is een vervolg op een eerder onderzoek naar het gedrag van ambtenaren in de openbaarheid, uitgevoerd in 2012, de tijd van de sterke opkomst van sociale media. Het leek erop of er voor de ambtenaar ruimte ontstond voor nieuwe relaties met ‘buiten’ op persoonlijk- en netwerkniveau. De praktijk bleek evenwel weerbarstig te zijn. Het onderzoek kreeg de titel De uitzondering op de regel en schetste een eerste beeld van de dilemma’s die rond transparantie en openheid hebben gespeeld.

Er zijn vier terreinen waar paradoxen en dilemma’s zichtbaar geworden zijn. In de eerste plaats op het politiek-bestuurlijk vlak. Waar de samenleving steeds horizontaler werd, bleven binnen de overheid strikte hiërarchische, verticale structuren overeind. Daardoor bleef ook – als het er echt om ging spannen – de ambtelijke reflex overeind van werken en beslissen volgens de lijn:“We zijn er – weliswaar – voor de samenleving, maar we werken voor de minister”.

Ook in maatschappelijk opzicht was er spanning. Waar nieuwe media aan de ene kant zorgden voor grotere transparantie en openheid, doemde ook de schaduwzijde van deze transparantie al voorzichtig op. Daden, beslissingen en beleidsvoornemens van ‘de’ overheid kwamen steeds nadrukkelijker onder het vergrootglas te liggen. Vooral als zaken misgaan, of dreigen mis te gaan. In ‘successen van de overheid’ lijkt de samenleving minder geïnteresseerd. Dat riep bij ambtenaren de vraag op of de ‘buitenwereld’ wel echt geïnteresseerd is in transparantie en openheid als het gaat om taaie, wellicht wat saaie, lineaire beleidsprocessen. Of veerde de ‘buitenwereld’ alleen op bij schandalen en beleidsplannen waarmee ‘men’ het niet eens is? Sceptici beweerden dat met die transparantie de Doos van Pandora zou opengaan.

We willen een interactieve en snelle overheid

Een derde terrein van spanning zijn de media. Door de snelle ontwikkelingen van internet en sociale media raken journalistiek en samenleving gewend aan snelle interactie en stijgt het verwachtingspatroon ten opzichte van communicatie met de overheid. Die moet interactief, pro-actief en vooral snel kunnen ageren en reageren.
Aan de andere kant accepteert de samenleving steeds minder ‘fouten’. Zo ontstaat de derde paradox . Wij – media en publiek – willen een interactieve en snelle overheid, maar accepteren niet dat er onzorgvuldig wordt gewerkt en fouten worden gemaakt. We verwachten een betrouwbare en nauwgezette overheid.

Tot slot was er frictie rond privacy. Sociale media maken ruim baan voor de ideeën van de Canadese filosoof Marshall McLuhan die in de jaren zestig schreef dat het tempo van media bij iedere ‘uitvinding’ zou toenemen. Zijn voorspelling: “Snel naderen we het laatste stadium van de menselijke extensies – de technologische simulatie van het bewustzijn, waarin het creatieve kenproces collectief en corporatief extensies vindt in de hele menselijke samenleving, zoals we nu reeds onze zintuigen en zenuwen extensies hebben gegeven in de vorm van verscheidene media”.
Met sociale media is iedereen zijn eigen medium. Hiermee komt de voorspelling van de Amerikaanse beeldend kunstenaar en filmer Andy Warhol uit. Hij beweerde in 1968 dat in de toekomst iedereen vijftien minuten lang wereldberoemd zal zijn.
Ook ambtenaren maken gebruik van sociale media. Sommigen juichen dat toe, anderen juist niet. Immers, al snel werd duidelijk dat het voor ambtenaren lastig is om als privé-persoon – bijvoorbeeld – te twitteren. Hoe ver kun je gaan in het verspreiden van je eigen mening over maatschappelijke kwesties?

Tot 2012 was er een overvloed aan beschouwende studies te raadplegen waarin de theoretische voordelen van transparantie en openbaarheid werden belicht. In een aantal studies werd uitgelegd hoe de nieuwe uitvindingen in de praktijk konden worden gebracht. Waarom er meer openheid en transparantie moest komen en waarom de overheid een actievere rol moest spelen in het openbaar maken van bronnen, gegevens en beleidsprocessen kon goed worden beargumenteerd door de ambtenaren. Deze dingen zouden de overheid veel ‘goeds’ brengen. De overheid zou efficiënter en effectiever werken en zich beter kunnen verantwoorden.

Een kwestie van het stellen van de juiste vragen

Hoe we er nu voor staan is te lezen in dit nieuwe essay. Het richt zich op open data en een open overheid vanuit een principiële overtuiging – bijna een identiteitskwestie – in combinatie met een sterke focus op de praktische realisatie van economische meerwaarde. In de laatste jaren zijn er vorderingen gemaakt, zoals het actief openbaarmaken van alle declaraties van ministers en kabinet. Op het gebied van open data zijn er flinke stappen gezet en rond een aantal urgente problemen zoals de energietransitie of de toekomst van ons onderwijs zijn transparante maatschappelijke dialogen georganiseerd.
Vervolgens is er zicht gekomen op moeilijke vragen en dilemma’s. Bijvoorbeeld hoe een data-gedreven open aanpak te realiseren is, welke vaardigheden daarvoor nodig zijn en welke praktische stappen er genomen dienen te worden.

Toegevoegd aan het essay is een co-referaat van Guido Rijnja, adviseur communicatiebeleid van de Rijksvoorlichtingsdienst, getiteld Kramp kan altijd nog, waarin hij constateert dat het niet gaat over de vraag welke gegevens de overheid blootlegt maar hoe de overheid die gegevens blootlegt. Daarmee maakt de overheid kenbaar dat ze a) de ander serieus neemt, b) die ander ook een stem wil geven en c) bereid en in staat is om uitleg te geven.
Wie dit eerste ambtelijke sleutelmoment te lichtzinnig behandelt, doet velen en niet in de laatste plaats zichzelf, tekort. De gevolgen kunnen nihil zijn, maar ook ten hemel schreiend en ronduit kostbaar: hoeveel Wobverzoeken zijn uiteindelijk per saldo niet te definiëren als uitgestelde transparantie? (Wob = Wet openbaarheid van bestuur. Het recht van de burger op informatie van de overheid).

Ambtelijk vakmanschap, aldus Rijnja, “begint met het vermogen te bepalen wat ‘openbaar’ in jouw ‘bestuur’ is. Met ook ‘jouw’ eigenlijk tussen aanhalingstekens. Wat schraagt nou die beoordeling van de vraag van wie iets is en hoe je daarmee omgaat. Zoals Roel in ’t Veld bij de slotbijeenkomst van de ‘Zoektocht naar het handwerk van de overheidsmanager’ op 20 november jongstleden raak opmerkte: aan competenties alleen heb je niets, dat leidt maar tot navelstaarderij. Het gaat om het handelen, als het erop aankomt. En handelen, dat is méér dan iets maken; hét kenmerk van vakmanschap is dat je iets doet.

Omgaan met actieve openbaarheid – of transparantie zo u wilt – is dus in de kern een kwestie van het stellen van de juiste vragen aan de juiste mensen op het juiste moment”.

De droom, het land en het tekort; een essay over openbaarheid, transparantie, open data en de ambtenaar, door dr. Ton Baetens, drs. Arnout Ponsioen en dr. Menno Jacobs, met een co-referaat van Guido Rijnja, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, december 2017. Klik hier voor downloaden.

Nieuw verschenen en te bestellen: ‘Artikel 5 – De beroepseer van de accountant’

omslag artikel5Een nieuw deel in de boekenserie van Beroepseer is verschenen:  Artikel 5 – De beroepseer van de accountant. 

“De registeraccountant onthoudt zich van al hetgeen schadelijk is voor de eer van de stand der registeraccountants”, zo luidde ooit artikel 5 van de Gedrags -en beroepsregels voor de registeraccountant. Het weerhield een deel van de beroepsgroep er niet van dat collectieve eergevoel aan de wilgen te hangen en de eigen verdiensten te laten prevaleren. In 2014 riep de toenmalige minister van Financiën Dijsselbloem de accountants op “hun beroepseer weer terug te krijgen”. Een nobel streven, maar in hoeverre is dat nog een haalbare kaart?

Artikel 5 – De beroepseer van de accountant  biedt een rijke bundeling aan bijdragen met voornamelijk positieve inzichten, scherpe analyses en verhalen van mensen uit of in de nabijheid van de accountancysector. Met als centrale vraag: hoe staat het eigenlijk met de beroepseer van de accountant en wat is er (meer) nodig de accountant te helpen goed werk te leveren in dienst van ons allemaal?

Met bijdragen van onder anderen Arnout van Kempen, Thijs Smit, Martin Martinoff, Marcel Pheijffer, Thérèse Grohnert, Roger Meuwissen, Wim Gijselaers,Henk Scheffers, Frédérique Six, Young Profs, Eric Smit, Boudewijn de Bruin, Arnold Schilder, Christopher Humphrey.

Redacteuren van Artikel 5 zijn Margreeth Kloppenburg, publicist/spreker en onderzoeker/docent aan de Hogeschool Utrecht en Thijs Jansen, directeur van Stichting Beroepseer en onderzoeker/docent aan het Institute of Governance van de Universiteit van Tilburg.

“Wat ik wel weet, is dat ik het hartgrondig eens ben met de redactie van deze uitgave, die het accountantsvak op positieve wijze wil neerzetten als een eervolle professie: met hoge kwaliteitseisen ten aanzien van het uitvoeren van een wettelijke taak (de controle van de jaarrekening), met een nadruk op het dienen van de publieke zaak, telkens gericht op het uitvoeren van verantwoordelijk werk”.
Marcel Pheijffer, hoogleraar Forensische Accountancy aan de universiteiten Nyenrode en Leiden, in zijn essay ‘You can’t handle the truth’.

“While the basics of professions and professionalism have long been established, it is crucial to revisit them regularly. In this important and timely work, Margreeth Kloppenburg, Thijs Jansen, and their colleagues consider how the profession of accountancy can continue its critical work in a time of rapid change, powerful market forces, and often disruptive technological innovations”.
Howard Gardner, co-author of Good Work: When Excellence and Ethics Meet, and Director, The Good Project, Harvard School of Education.

Klik hier voor complete inhoudsopgave van Artikel 5.

Bestellen à €  32,50 per exemplaar ( 250 pagina’s, december 2017) bij Beroepseer Vrije boeken: https://beroepseer.vrijeboeken.com

artikel 5 beroepseer accountant bestellen

Het door de overheid bevorderde thuis-sentiment heeft onbedoelde en onwenselijke gevolgen in de zorg

omslag thuis drama van sentimentele samenleving duyvendakDe overheid heeft besloten dat ‘oost west, thuis best’ is’, constateert hoogleraar sociologie Jan Willem Duyvendak in zijn bijdrage op de site van Sociale Vraagstukken naar aanleiding van een bijeenkomst vandaag – 13 december 2017 – in Den Haag over decentralisaties in de zorg van de Nederlandse Sociologische Vereniging (NSV). Zie: www.nsv-sociologie.nl

Duyvendak: “Er zijn de afgelopen jaren in Nederland talloze ‘keukentafel’-gesprekken gevoerd. Sinds gemeenten verantwoordelijk zijn geworden voor de uitvoering van professionele zorg, terwijl ze tegelijkertijd fors moeten bezuinigen, schuiven ambtenaren en sociaal professionals aan de keukentafel aan om met hulpbehoevende burgers te bezien wat ze ‘echt’ nodig hebben. Burgers moeten namelijk veel meer zelf en voor elkaar gaan doen, vooral voor hun partners, hun kinderen, hun ouders, en anderen in hun ‘sociaal netwerk’.

Gemeenten dragen nu verantwoordelijkheden die voorheen grotendeels bij het Rijk lagen. Leidende gedachte is dat gemeenten dichter bij hun burgers staan – er schemert een ‘belofte van nabijheid’ door alle wetteksten: als ambtenaren en politici ‘dichter’ bij hun burgers staan, dan kunnen ze meer ‘maatwerk’ leveren.

Veel gemeenten nemen deze gedachte van nabijheid heel letterlijk en komen dus bij de mensen thuis. Ambtenaren uit Gemert verklaarden daarbij dat ze niet zozeer als ambtenaren op bezoek kwamen maar meer als ‘grote zussen’ – daarmee de setting verder verhuiselijkend. In plaats van een ongezellig professioneel gesprek bij bijvoorbeeld de sociale dienst, schuift de ambtenaar of de sociaal professional nu als wijs familielid aan de keukentafel aan.

Kille instellingen

De sociologe Evelien Tonkens heeft deze verhuiselijking scherp geanalyseerd in haar Socrateslezing in 2014: grote, formele, kille instellingen en professionals zijn uit de mode. Zorg en steun worden nu verwacht van het informele netwerk; échte, warme zorg kan het best geleverd worden door hen die zeer nabij staan.

De populariteit van deze huiselijke aanpak vloeit voort uit de in ons land breed gedeelde opvatting dat ‘thuis’ de plek is waar het beste zorg kan worden verleend, veel beter in ieder geval dan in een grote instelling. Tehuizen worden dan ook ontmanteld: eerder verdwenen al grootschalige psychiatrische inrichtingen, nu worden in hoog tempo verzorgingstehuizen gesloten. De gedachte is dat een ‘tehuis’ nooit een ‘thuis’ kan bieden.

Politici geven huizenhoog op van ‘thuis’; ze willen er alles aan doen om mensen maar zolang mogelijk thuis te laten wonen. Gevoed door negatieve beeldvorming, bestaat onder de hulpbehoevenden zelf die wens overigens vaak ook: tehuizen worden gezien als onpersoonlijk, een plek waar niet goed voor je gezorgd wordt, waar de urine je langs de benen loopt.

Thuis is heilig

Zelfs als onderzoeken uitwijzen dat veel zelfstandig wonende, hulpbehoevende mensen erg eenzaam zijn en liever onder gelijken zouden willen verkeren, dan nog blijft een discussie over voor- en nadelen van thuis versus tehuis uit. Thuis is heilig verklaard. De overheid heeft besloten dat ‘oost west, thuis best’ is. Om af te dwingen dat mensen thuis ook meer voor elkaar gaan doen, verscherpt de politiek voortdurend de norm voor – wat ambtelijk heet – ‘de gebruikelijke zorg’.”

Lees het hele artikel van Jan Willem Duyvendak, waarin hij tot slot schrijft hoe de overheid in feite helemaal niet terugtreedt  maar, integendeel, burgers steeds meer opdrachten geeft om informele hulp te verlenen. Zo leidt de grote nadruk op ‘thuis’ in de zorg tot een zekere verstatelijking van ‘thuis’: de overheid komt letterlijk bij u thuis en gaat aan uw keukentafel zitten. Maar dit thuis-sentiment heeft onbedoelde, onwenselijke gevolgen: Ook in de zorg is ‘thuis’ een magische belofte geworden, Sociale Vraagstukken,
13 december 2017: www.socialevraagstukken.nl

Duyvendaks artikel is een bewerking van het eerste hoofdstuk van zijn nieuwe boek Thuis – Het drama van een sentimentele samenleving, 2017: http://nl.aup.nl/books/9789462987654-thuis.html