De zeven zonden van de moderne maatschappij
In 1925 formuleerde Mahatma Gandhi de zeven maatschappelijke zonden. Gelden ze nog voor de maatschappij van de 21ste eeuw? Jan Ross, redacteur van het tweemaandelijkse Duitse tijdschrift Zeit Wissen ging op zoek en concludeerde dat Gandhi´s ‘geniale gedachten’ tot op heden politiek van grote betekenis zijn.
Ross begint zijn artikel 7 Sünden der modernen Gesellschaft met een beschrijving van een portret van Gandhi in de kunstgalerij van het National Gandhi Museum in New Delhi. Er hangen er verschillende, zoals er overal op de wereld portretten en beelden te zien zijn. In Den Haag werd in 2012 een nieuw beeld op het Hobbemaplein onthuld; sinds 1952 bevindt zich in het Vredespaleis een bronzen buste van Gandhi, onthuld door premier Drees in aanwezigheid van de ambassadeur van India.
Gandhi (1869-1948) is een van de belangrijkste politici van de twintigste eeuw. Hij heeft India naar de onafhankelijkheid geleid na een decennialange geweldloze onafhankelijkheidsstrijd tegen de Britse koloniale macht die tot 1947 heer en meester was in het reusachtige Zuidaziatische land. Gandhi slaagde er uiteindelijk in de bezetter door middel van een campagne van burgerlijke ongehoorzaamheid uit te putten en te dwingen de macht over te dragen. Door zijn campagne is Gandhi een soort politieke heilige geworden. Hij wordt gezien als een man met schone handen en een zuiver hart die geschiedenis heeft gemaakt.
Inspiratiebron
Gandhi is met zijn mengeling van politiek en moraal een inspiratiebron geworden voor Martin Luther King, de Dalai Lama en Barack Obama. Maar ook voor een onbekende, doorgeschoten kunstenaar die in 1977 een roestbruinkleurig portret van Gandhi schilderde met zijn eigen bloed, zoals te zien in het Gandhi Museum in New Delhi. Daar staat ook een lange houten tafel waarop een soort lijst met waarschuwingen, een ‘katechismus van dwaalwegen’ waarvoor de mensheid zich dient te hoeden. Daar staan de zeven sociale zonden, te weten: politiek zonder principes; rijkdom zonder arbeid; welbehagen zonder geweten; weten zonder karakter; zakendoen zonder moraal; wetenschap zonder menselijkheid; religie zonder offergave.
Gandhi publiceerde de lijst zonder commentaar in de herfst van 1925 in een tijdschriftartikel. Hij schreef er alleen over dat hij ze van een vriend had gekregen. Het artikel ging hoofdzakelijk over het handmatig verwerken van katoen met een spinnewiel. Voor Gandhi had het handwerk een belangrijke betekenis omdat hij de katoenindustrie – die in Britse handen was – beschouwde als een middel tot uitbuiting. Hij stond overigens zeer wantrouwend tegenover de mechanisering van de landbouw. Gandhi zag het liefst dat in de toekomst fabrieken plaats maakten voor kleinschalige produktie-organisaties in kleine gemeenschappen. Zijn politieke ideaal was niet een grote nationale staat naar Europees model, maar een federatie van dorpsrepublieken.
Gandhi wilde de moderniteit geenszins afschaffen, maar hij zocht naar een ethische, verantwoordelijke basis van de maatschappij. Politiek, economie en wetenschap zouden hun gevaarlijke kant, het ontbreken van ethisch normbesef, moeten erkennen en een moreel ankerpunt vinden.
De maatschappij was volgens Gandhi, onder invloed van het Westen, een verkeerde richting ingeslagen. Rijkdom zonder armoede kon volgens hem niet bestaan. Hij bedoelde daarmee niet maathouden in de salariëring van managers en de hoogte van winstaandelen. Voor hem was handenarbeid van de gewone man echte, eerbare arbeid. Met wantrouwen keek hij naar de veronderstelde veeleisende vaardigheden waarvoor je moest studeren en waarvoor je je naderhand goed liet betalen, een bron van een vaak niet te verontschuldigen hoogmoed. Met streven naar rechtvaardiger zakendoen en geringere winst zou, om te beginnen, al veel gewonnen zijn.
Geweldloos verzet: Een intelligentie, succesvolle en historische innovatie
Het idee van globalisering en de zich almaar uitbreidende handel in produkten en financiële diensten zou hij absurd hebben gevonden. Maar, Gandhi was wereldvreemd noch reactionair. Hij was een bereisde, nieuwsgierige en open man met een in Londen gevolgde juristenopleiding. Foto’s uit die tijd laten een goedgeklede, uiterlijk verwesterse jongeman zien. Hij was een overtuigde hindoe en zowel het christelijke pacifisme van de Russische dichter Leo Tolstoy als het boeddhisme met zijn liefde voor alle levende wezens vonden weerklank bij hem. Voordat hij in zijn eigen vaderland tegen de Britten ging demonstreren, had hij twee decennia in Zuid-Afrika gewoond, daar een praktijk als advocaat gevoerd en ervaring op politiek gebied opgedaan. In Zuid-Afrika ontwikkelde hij de strategie en de tactiek van het geweldloos verzet in de strijd tegen discriminatie van de Indiase minderheid. Tienduizenden Indiërs leefden in Zuid-Afrika als tweederangs burgers, als landarbeiders of kooplieden. Ze werden wel beter behandeld dan de zwarte bevolking, maar waren niet gelijk aan de blanken. Onder Gandhi’s leiding weigerden de Indiërs pestigere politievoorschriften op te volgen. Ze lieten zich niet registreren en stonden hun vingerafdrukken niet af. Ze verbrandden in het openbaar hun identiteitsbewijs en lieten zich gewillig gevangen nemen. Deze nieuwe vorm van een met moraliteit opgelegde politiek, was geen wereldvreemd idealisme, maar een zeer intelligente, historische en succesvolle innovatie. De dissidenten van het communistische Oostblok hebben hier van geleerd, net zoals de burgerrechtenbeweging van Aung San Suu Kyi in haar strijd tegen de militaire junta van Birma.
Van Occupy Wall Street tot demonstraties in Hongkong, protestpolitiek of burger-activisme: ze zijn een erfenis van Gandhi. Een onderzoek heeft uitgewezen dat bij politieke omwentelingen van onze tijd in meer dan zeventig procent van de gevallen de omverwerping van dictaturen niet door middel van gewapende opstanden zijn bereikt, maar door vreedzame protesten. Tegenover de bloedige revoluties en stichters van een dictatuur in de twintigste eeuw zoals Lenin, Hitler, Mao en Khomeini, heeft Gandi het model van een humane, historische omwenteling gezet.
Toen Gandhi vanuit Zuid-Afrika naar zijn vaderland terugkeerde, was hij al een beroemdheid. Voordien was de belangstelling voor politiek beperkt gebleven tot de elite van India. Gandhi bereikte en mobiliseerde voor het eerst de massa’s, miljoenen boeren door het hele land. Hij bezat een geniaal vermogen tot beeldsymboliek waarmee de nationale en spoedig ook de internationale verbeeldingskracht tot leven kwam. Zijn merktekens waren een lendendoek, een ronde bril en een glimlach om zijn mond. Vrienden onder de industriëlen in India boden financiele ondersteuning waardoor hij zich aan zijn ascetische en patriottische missie kon wijden. Een aanhangster zei eens spottend dat het veel geld kostte om de Mahatma zo in armoede te kunnen laten leven.
De mars van burgerlijke ongehoorzaamheid
In 1930 kondigde Gandhi aan een grote mars van burgelijke ongehoorzaamheid te starten, de zogenaamde zoutmars, een ruim drie weken durende tocht van bijna vierhonderd kilometer door India naar de kuststad Dandi als protest tegen het Britse zoutmonopolie in India. Op het strand pakte hij wat zoutresten op en liep weer weg. Met die daad had hij de wet overtreden. Dat was alles. Maar het was meer dan genoeg. In de weken daarna stroomden de mensen met pannen, potten en schalen naar de kust om zout te halen. Zout was het volmaakte symbool van de tot in de haarvaten van de maatschappij doorgedrongen koloniale overheersing. Het was tevens het symbool van de maatschappelijk breed gedragen onafhankelijkheidsstrijd van het volk. Niemand heeft het zout als voedselbestanddeel meer nodig dan de arme bevolking die, zwetend in de hitte, zware lichamelijke arbeid moet verrichten.
Gandhi’s symbolische daad mondde uit in een hardnekkige en langdurige protestbeweging waar de Britten uiteindelijk niet tegen bestand bleken en die leidde tot de onafhankelijkheid van India. Brits-Indië werd in tweeën gedeeld in een hindoe- en moslimstaat, India en Pakistan. Die tweedeling was niet de bedoeling geweest van Gandhi. De daaropvolgende grote, met geweld gepaard gaande volksverhuizing van groepen moslims en hindoes liet diepe wonden na. Op 30 januari 1948 werd Gandhi vermoord door een fanatieke hindoe die vond dat Gandhi teveel sympathie had getoond voor moslims.
Het verlangen van Gandhi naar een culturele en ethische hervorming, zoals geformuleerd in de lijst van de zeven maatschappelijke zonden, roept in de huidige tijd gemengde gevoelens op. Dat trouw zijn aan principes eerder leidt tot het bereiken van het doel dan een politiek zonder principes heeft hij wel bewezen. Zonder zijn rechtlijnigheid had hij nooit de overtuigingskracht kunnen opbouwen waarvoor de vreemde overheersers uiteindelijk moesten buigen.
Een groot, goed mens
Gandhi is ook wel eens een gevaarlijke, reactionaire, politieke romanticus genoemd, of een autoritaire, moralistische onafhankelijkheidsapostel, het tegendeel van een voorvechter van emancipatie. Maar, hij was beslist niet zonder humor, niet kleingeestig en niet zelfgenoegzaam. Gandhi’s idee van het nieuwe India was ruimhartig en multicultureel, een vaderland voor alle geloofsrichtingen. Hij was vroom en streng maar hij was geen dogmaticus en evenmin een koele man. In 1949 publiceerde George Orwell een artikel over Gandhi. Met diens ascese en wereldonthechting kon Orwell niets beginnen. Hij geloofde ook niet dat Gandhi met zijn geweldloosheid de politieke steen der wijzen had gevonden. Geweldloos verzet is een methode die alleen bij een beschaafde tegenstander zoals het Britse Rijk kan worden toegepast, niet bij gewetenloze misdadigers als Hitler of Stalin. Toch wilde Orwell een lans breken voor Gandhi. Hij vond Gandhi ondanks alles een groot, goed mens… “als men hem louter als politicus beschouwt en met andere politieke leiders van onze tijd vergelijkt. Wat een zuivere geur heeft hij nagelaten!”
7 Sünden der modernen Gesellschaft, door Jan Ross, Zeit Wissen no 2, februari/maart 2015
Van geweld bevrijd. Overleven door democatisering en ontwapening, door Evert A. Huisman, SVAG, Zwolle, 1987
Bij de foto’s: Een aantal voorbeelden van berichten in Indiase en Britse kranten over Gandhi’s campagne van burgerlijke ongehoorzaamheid en de zoutmars.
De zoutmars van 1930. De bovenste foto is uit de film Gandhi van Richard Attenborough uit 1982, met Ben Kingsley in de hoofdrol als Gandhi.
Foto midden en onder: Gandhi is aangekomen bij de kust en schept een handvol zoute modder van het strand. Al gauw doen zijn volgelingen hem na. Met de zoutmars werd burgerlijke ongehoorzaamheid als protestmiddel tegen politiek onrecht bewezen. De mars begon met 78 aanhangers. In elk dorp dat Gandhi aandeed op zijn tocht hield hij een toespraak. De aanhang groeide snel, de stoet mensen bereikte een lengte van twee kilometer. Tegen de tijd dat de menigte bij de kust aankwam was het aantal mensen toegenomen tot 50.000.
Foto links: Bronzen beeld van Gandhi in het Vredespaleis, in 1952 onthuld door premier Willem Drees in aanwezigheid van o.a. de ambassadeur van India, B.N. Chakravarty