Skip to main content

Speech van president Gerechtshof Leendert Verheij over (onjuiste) beeldvorming rond rechterlijke dwalingen

President Leendert Verheij van het Gerechtshof Den Haag hield op 3 december 2015 bij de installatie van twee nieuwe advocaten-generaal en vier nieuwe raadsheren een toespraak met de titel Over de beeldvorming rond rechterlijke dwalingen. Hij blijkt het niet erg begrepen te hebben op ongenuanceerde uitlatingen van deskundigen, zoals rechtspsychologen, in de media over incompetente rechters.

Verheij: “Wat te verstaan onder een rechterlijke dwaling? We hebben het dan, wat mij betreft over een (onherroepelijke) uitspraak waarvan achteraf in rechte wordt vastgesteld dat die – hoewel eigenlijk onherroepelijk – niet in stand kan blijven.
Bij rechterlijke dwalingen is het net als bij het verdwalen van mensen in een vreemde stad. Dat kan komen doordat iemand je de verkeerde richting heeft gewezen. Die persoon kan dat onopzettelijk doen, in de overtuiging dat hij je de goede weg wijst. Hij kan ook lichtvaardig denken de door jou gevraagde bestemming wel te kennen, terwijl dat optimisme niet gerechtvaardigd is.

Onbedoeld kan hij je dus op een dwaalspoor brengen. Het kan ook voorkomen dat iemand je bewust en te kwader trouw de verkeerde kant op stuurt. Maar natuurlijk kan het ook komen doordat je jezelf niet goed georiënteerd hebt. Je dacht het wel te weten en hebt geen kaart of routeplanner gebruikt, misschien ook niemand de weg gevraagd. En zo zijn er wel meer redenen denkbaar waardoor een mens kan verdwalen. Welnu: in de rechtspraak is het net zo. Soms wordt je als rechter door politie, justitie, een getuige, een deskundige of anderszins onbewust op het verkeerde spoor gezet. Soms ook bewust. Maar ook is denkbaar dat de rechter zelf bepaalde relevante informatie over het hoofd ziet, een denkfout maakt, gebrekkig waarneemt of bijvoorbeeld last heeft van ‘confirmatie vooroordeel’ (confirmation bias), de neiging om bevestigende informatie zwaarder te laten wegen dan ontkrachtende en derhalve ook meer op zoek te gaan naar bevestigende informatie (tunnelvisie).

Hoe vaak?

Nu wordt soms in de media (klassieke en sociale) de indruk gewekt dat het in ons land rechterlijke dwalingen regent. Daaraan draagt bij dat regelmatig mensen in het nieuws komen, die over een concrete zaak stellen dat sprake moet zijn van een rechterlijke dwaling. Soms zijn dat veroordeelden zelf, dan weer een enkele maal een advocaat, maar het kan ook gaan om hoogleraren die zaken in onderzoek hebben en daar nogal stellige uitspraken over doen. Maar laten we eens naar de feiten kijken.

In 2010 werd voor het laatst in rechte een rechterlijke dwaling vastgesteld. In dat jaar gebeurde dat zelfs twee keer. De zaken Lucia de Berk en Ina Post. De laatste zaak dateerde uit 1987, de eerste uit 2004. Twee zaken uit een periode van 17 jaar. Sinds 2010 is het daar tot nu toe (5 jaar later) bij gebleven. Zeker, er zijn van voor die tijd nog enkele rechterlijke dwalingen bekend (de Schiedammer Parkmoord, de Puttense moordzaak), maar heel veel verder dan dit lijstje zullen de meeste mensen niet komen”.

Verheij vertelt verder dat er inmiddels in de wet een regeling is opgenomen die het mogelijk maakt om aan de procureur-generaal bij de Hoge Raad te vragen in een onherroepelijk geworden zaak toch nieuw feitenonderzoek te starten naar aanleiding van concrete aanwijzingen omtrent het bestaan van nieuwe gegevens die leiden tot het ernstige vermoeden dat de rechter, wanneer hij ze destijds had gekend, tot een ander oordeel zou zijn gekomen.
Over 2013 en 2014 zijn in totaal 17 adviezen uitgebracht. In 3 van die 17 zaken is geadviseerd om inderdaad nader onderzoek te verrichten.
Voorbeelden van herzieningsbeslissingen, waarin het hof waarnaar de zaak werd verwezen opnieuw tot een veroordeling kwam zijn de zgn. Deventer moordzaak en de zaak van de Zes van Breda.

Verheij vindt dat er – in alle objectiviteit – van een grote hoeveelheid rechterlijk dwalingen in Nederland geen sprake is.

Rol deskundigen uit andere vakgebieden

Tot slot wil Verheij nog één aspect noemen: “Aan de kwaliteit van rechterlijke oordeelsvorming is in de afgelopen 25 jaar in toenemende mate ook bijgedragen door deskundigen uit andere vakgebieden, waaronder de rechtspsychologie en de wetenschapsfilosofie. Dat is belangrijk en waardevol gebleken en de eerlijkheid gebied te zeggen dat de rechtspraak tijd nodig had om die inbreng op waarde te schatten. Inmiddels worden de vruchten van die inbreng al vele jaren geplukt, wat overigens niet wil zeggen dat rechters alles wat in dit verband wordt ingebracht voor zoete koek slikken. Waar sommige deskundigen ‘binnenskamers’ blijk geven van nuance en waardering voor het werk van de rechters, is die nuance en waardering voor microfoon en camera helaas soms ver te zoeken.

Uitlatingen in concrete zaken dat ‘de rechters het niet begrepen hebben‘, ‘dat rechters de stukken niet gelezen hebben’, ‘dat zij de verkeerde vragen stellen’ en zelfs dat zij ‘een analyse van het Project gerede Twijfel’ niet weerlegd zouden hebben (alsof dat hun taak is…) wekken bij het grote publiek gemakkelijk het beeld van een falende rechtspraak en incompetente rechters. Een beeldvorming die volstrekt niet op feiten gebaseerd is.

Men hoeft geen psycholoog te zijn om te bedenken dat je als deskundige met dergelijke ongenuanceerde uitlatingen de ontvankelijkheid van rechters voor het goede dat je te zeggen hebt niet vergroot. Natuurlijk mag men over een concrete zaak een andere opvatting hebben dan de rechter, maar die laatste beslist en de vraag of dat goed gebeurd is, wordt uiteindelijk beantwoord door de Hoge Raad en niet door de Vrije Universiteit of de Universiteit van Maastricht, het project Gerede Twijfel of welke andere instantie ook. En dat vraagt om een respectvolle bejegening, zeker ook in de publiciteit”.

Lees de hele installatietoespraak van Leendert Verheij Over beeldvorming rond rechterlijke dwalingen, de Rechtspraak, 3 december 2015: https://beroepseer.nl