Interview met William Voorberg: ‘De participatiesamenleving leidt tot groeiende ongelijkheid’
In zijn eerste troonrede, op Prinsjesdag 17 september 2013, had koning Willem-Alexander het over de ‘participatiesamenleving’: “Het is onmiskenbaar dat mensen in onze huidige netwerk- en informatiesamenleving mondiger en zelfstandiger zijn dan vroeger. Gecombineerd met de noodzaak om het tekort van de overheid terug te dringen, leidt dit ertoe dat de klassieke verzorgingsstaat langzaam maar zeker verandert in een participatiesamenleving. Van iedereen die dat kan, wordt gevraagd verantwoordelijkheid te nemen voor zijn of haar eigen leven en omgeving”.
Leven we anno 2017 in een participatiesamenleving? Volgens bestuurskundige Willam Voorberg is op deze vraag het antwoord negatief. Voorberg promoveerde in het najaar van 2017 op een studie naar co-creatie en burgerparticipatie. Titel proefschrift: Co-creation and co-production as a strategy for public service innovation. Voorberg is coördinator van de Erasmus Governance Design Studio, dat oplossingen zoekt voor vraagstukken op het snijvlak van wetenschap en praktijk.
Participatie is niet automatisch goed
Geert Maarse interviewde Voorberg voor Erasmus Magazine (EM), het onafhankelijke, journalistieke magazine van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Maarse’s eerste vraag betreft het tijdstip waarop de komst van de participatiemaatschappij werd aangekondigd. Waarom precies toen?
Voorberg: “Ik zou niet zeggen dat hij aangekondigd werd. Het is meer zo dat er een reeds bestaande ontwikkeling benoemd werd. In de bestuurskunde kennen we drie paradigma’s die beschrijven hoe overheidsbeleid tot stand komt.
In Nederland stonden we lange tijd bekend om onze verzorgingsstaat: Vadertje Staat zorgde voor je, of het nou om je veiligheid of om je gezondheid ging. Dat model kwam in de jaren negentig fors onder druk te staan, omdat het zou leiden tot bureaucratie, trage besluitvorming en hoge kosten.
Toen werd een tweede vorm geïntroduceerd: het marktdenken. Dat manifesteerde zich in Nederland het duidelijkst in de zorg: het ziekenfonds werd afgeschaft en private zorgverzekeraars gingen met elkaar concurreren. De burger werd een klant. Maar ook dat had nadelen: het slaat de publieke dienstverlening plat en alles draait ineens om efficiëntie en geld verdienen.
Men dacht: er moet een andere relatie met die burger mogelijk zijn. Niet iedere burger wil in dezelfde mal gepropt worden. Hij weet heel goed hoe hij een probleem moet oplossen, of kan anderen daar zelfs bij helpen. Daar zag je al jaren tekenen van en bestuurskundigen omschreven dat als New Public Governance. De financiële crisis vormde vervolgens de perfecte window of opportunity om die participatiesamenleving ook publiekelijk te lanceren. Het geld was op, ruimte dus voor een nieuwe manier van beleid maken. Want ook dat is de participatiesamenleving: een bezuinigingsoperatie”.
Sindsdien moet de burger actief meedoen, participeren en co-creëren. Wat betekent dat?
“Ik gebruik graag de metafoor van een band. Dave Grohl, oud-drummer van Nirvana en zanger van de Foo Fighters, heeft eens uitgelegd hoe hij liedjes schrijft. Hij komt met een idee en daarmee gaat ie naar de andere bandleden toe. Dan trekt iedereen dat idee met zijn talenten en vaardigheden in zijn eigen richting. En daarmee wordt het iets waar ze zich allemaal eigenaar van voelen. Dat is in mijn optiek co-creatie: iemand neemt een initiatief – dat kan een burger zijn, maar ook de overheid – en zoekt daar andere partijen bij om iets tot stand te brengen dat nuttig is voor iedereen”.
Maar dat was dus niets nieuws?
“Nou, wat nieuw is, is dat de betrokken burger sindsdien ruimte krijgt om zelf ideeën te ontwikkelen. Bijvoorbeeld dat er een stuk grond braak ligt en dat je niet meer door een hele bureaucratische molen moet om daar een moestuin te beginnen. Sterker nog, soms ligt er al een budget klaar. Daarnaast zie je dat burgers steeds meer betrokken worden bij de gemeentelijke besluitvorming. In Rotterdam had je bijvoorbeeld het Stadsinitiatief, waarbij burgers konden kiezen uit een aantal beeldbepalende projecten. Dat heeft een schaatsbaan en de luchtsingel opgeleverd”.
Het wemelt van de fans over deze nieuwe samenlevingsvorm. Hoor jij daarbij?
“Ik ben redelijk cynisch, vooral over de uitwerking”.
Voorberg legt uit dat de belofte dat iedereen mag meedoen en meepraten niet is ingelost: “Het gaat vaak om hippe initiatieven – moestuinen voor de wijk, speeltuinen voor stadskinderen – die een enorme uitsluitende werking hebben. Het zijn steevast dezelfde mensen die aan de slag gaan met dit soort burgerinitiatieven. Die weten hoe dit werkt en waar je de potjes met geld kunt vinden. Ze zijn hoogopgeleid, linksgeoriënteerd en hebben de sociaal-economische status om hier hun tijd in te kunnen investeren. Dat laatste heb je nodig. Ga maar na, als jij een alleenstaande ouder bent die amper zijn vaste lasten bij elkaar kan verdienen, ga je je niet bezig houden met de herinrichting van de straat. En als je een advocaat bent die zestig uur per week werkt ook niet trouwens”.
Participatie is niet automatisch goed. Wat Voorberg betreft is het tijd voor overheden om echt professioneel met burgerparticipatie aan de slag te gaan.
Lees het hele interview met William Voorberg door Geert Maarse: ‘De participatiesamenleving leidt tot groeiende ongelijkheid’, Erasmus Magazine, 5 december 2017: www.erasmusmagazine.nl