Over de economisering van het onderwijs
Paulien Honkoop is docent Onderwijskunde aan de Pabo. Op haar blog schrijft ze een nachtmerrie-achtig verhaal over de economisering van het onderwijs: Anno 2020: Restafval. Ze doet verslag van een bezoek in het jaar 2020 aan een basisschool die door combinatie van slimme public relations en kwaliteitsbeleid iedereen versteld doet staan en steeds meer leerlingen krijgt:
“De ene na de nadere nieuwe Phobos-school werd geopend. Nieuwsgierig geworden meldde ik me aan voor een werkbezoek. Het was zodoende op een prachtige, zonnige dag dat we met een delegatie leerkrachten uit alle uithoeken van het land een werkbezoek mochten brengen aan een Phobos-school in Maarn. Het frisse gebouw straalde ons tegemoet terwijl wij langs het versgemaaide sportveld naar de voordeur liepen. Nog voor we aan konden bellen zwaaide de deur open, en werden we ontvangen door een gastvrouw van wie we ons onmiddellijk afvroegen of het een conciërge of een onderwijsassisstente was: De meeste scholen hadden daar toch geen geld meer voor? Al gauw bleek het om een geheel nieuwe functie te gaan. We hadden het hier over de ‘floor-manager’. Een bekende bank sponsorde allerhande schoolmaterialen, waaronder de vlag met de oranje leeuw en deze floormanager.
‘Allemaal evidence based’
Een in goed pak gestoken bestuurder die zich voorstelde als ‘Fondsen’ ontving ons hartelijk en leidde ons met gepaste trots en bevlogenheid rond in het schoolgebouw. Werkelijk alles was doordacht. ‘En allemaal evidence – based!’ riep de voor ons uit lopende Fondsen bij alles wat hij toonde. Het materiaal van de gordijnen, de lichtinval in de werkruimten, de ergonomie van de kindervergadertafels en ontspannings(‘lounge’-) ruimten, alles had een basis in wetenschappelijk onderzoek. En natuurlijk het kleurgebruik. Zelfs het type wit dat op de raamverdelingen zat was niet de gebruikelijke RAL 9010 maar een afwijkende witschakering die concentratie zou bevorderen. ‘En echt: allemaal evidence based’, riep hij opnieuw, terwijl hij met flapperende colbertpanden voortjaagde.
Eén van de delegatieleden, een pragmatische Brabander, knipoogde naar me. We probeerden te achterhalen wat het geheim van de school was –naast dit uitzonderlijk mooie gebouw-. ‘En is dit gebouw de voornaamste reden dat jullie zo’n goed pedagogisch klimaat realiseren?’ probeerde de Brabander. Fondsen stond abrupt stil. Hij bewoog zich naar ons toe en zei gedempt ‘Nee.. dat is een prachtig verhaal. Een Amerikaans instituut deed in opdracht van onze sponsor onderzoek naar de voorwaarden voor een goed pedagogisch klimaat. Daar is een prachtig model uitgerold; een formule waarmee je op basis van enkele observeerbare indicatoren het pedagogisch klimaat een cijfer kunt geven. Dat wordt hier gemonitord. Is het onder de maat, dan worden er direct maatregelen genomen’. We hadden zo’n vermoeden wat dat betekende, ‘maatregelen nemen’.. Onlangs lazen we nog in de krant dat Phobos alleen werkte met freelancers die op basis van prestaties in dienst bleven of uit dienst geraakten. ‘We zijn overigens met OCW in overleg over die pedagogisch klimaat-formule. De inspectie heeft interesse’.
Na afloop van de rondleiding werden we uitgenodigd voor de lunch. In een prachtig Atrium konden we midden tussen de basisschoolkinderen meegenieten van het dagelijkse lunchbuffet dat bestond uit verse broodjes, vis, fruit en groente. Fondsen voorzag zichzelf ruimschoots van zalm en salade en wisselde intussen allerhande vrolijke noten uit met de om hem heen krioelende basisschoolkinderen en de medewerkers achter het buffet.
Het plafond
Eenmaal aan tafel opende een leerkracht – een eigenzinnige dame van een democratische school- het vuur. Ze voelde zich duidelijk geïntimideerd door het gebouw en door Fondsen zelf. Hoe het kwam dat de school alsmaar zo hoog scoorde op de CITO-toetsen. En of dan die CITO-kennis en vaardigheden de enige waren die er werkelijk toe deden. Fondsen negeerde die laatste vraag. En terwijl hij zorgvuldig de blaadjes eikenbladsla op zijn zalm manoeuvreerde lichtte hij toe hoe bij Phobos voor de totale leerlingpopulatie de optimale omstandigheden gecreëerd werden om de CITO-plafondscore te behalen. Onder andere door ‘back to the basics’ te gaan in het curriculum en door veel extra uren begeleiding te steken in de kinderen die met een achterstand binnenkwamen.
‘Maar bij sommige kinderen zal dat plafond nooit bereikt worden’ mompelde een ras-Amsterdamse van een bestuur voor openbaar onderwijs. ‘Ik bedoel.. Zo lang je geen invloed hebt op de thuissituatie’. Fondsen veerde op en slikte gehaast zijn laatste hap door. ‘Inderdaad. Inderdaad. Onderzoek heeft aangetoond dat er ook voor de optimale ontwikkeling van het kind een formule is. Ouder-involvement bij het schoolgebeuren is een voorbeeld van een factor die de ontwikkeling van het kind sterk beïnvloedt. Is de ouder-involvement niet optimaal, dan zie je direct dat de CITO-score veel lager uitkomt. Voor dit type kinderen hebben we een internaat waar de condities voor optimale ontwikkeling volop gerealiseerd worden. Wij hebben de laatste jaren gewerkt aan een protocol dat we kinderen in zulke gevallen opnemen in ons internaat. Mochten ouders protesteren, dan volgt in overleg met gemeente en lokale jeugdzorgteams een ondertoezichtstelling. Er is dan sprake van aantoonbaar schaden van het ontwikkelingsverloop van het kind. Op die wijze is onlangs een ouderpaar uit de ouderlijke macht ontzet’.
Het bleef even heel stil aan de tafel. Fondsen begon aan een tweede broodje. Met zijn mond nog halfvol mijmerde hij nadenkend: ‘Zo hebben we voor de totale leerlingpopulatie uiteindelijk de beste omstandigheden kunnen creëren om hun plafondscore op de Cito-toets te behalen. En die hoge Cito-scores leveren een aardig rendement aan bonussen op waarmee we weer verbeteringen kunnen aanbrengen in ons productieproces – hij verbeterde zich – onderwijsleerproces’.
Zwijgend aten we onze broodjes op. We keken naar de kinderen die om ons heen oergezonde broodjes aten (invloed op cognitief presteren! Evidence based!). Waren ze gelukkig? Ze zagen er in ieder geval niet ongelukkig uit.
Restafval
Een wat oudere leerkracht uit Zutphen had zich al die tijd op de achtergrond gehouden. Na minutenlang met wisselende gezichtsuitdrukkingen naar drie bovenbouwkinderen gekeken te hebben vroeg hij uit het niets: ‘En wat doen jullie als, ondanks alle inspanningen, kinderen niet presteren zoals je verwacht? Als ze níet hun plafond halen, als ze de gemiddelden ernstig naar beneden halen? Wat doen jullie dan?’
Fondsen glimlachte met een zweem van samenzweerderigheid. Hij keek op zijn horloge en legde zijn broodje even neer. ‘Ik weet welke groep kinderen je bedoelt. Die groep is cognitief gezien restafval. Tenminste, zo noemen wij dat wel eens, restafval. Er is onlangs nog onderzocht dat voor een bepaalde groep kinderen de investering in onderwijs een onnodige kostenpost is, of verlies. Deze groep kost de maatschappij uiteindelijk minder wanneer we investeringen in hun opleiding minimaliseren. Dat is omdat deze kinderen hoe dan ook terecht zullen komen in sociale voorzieningen, in de ww, de ziektewet enzovoort. En er zijn een aantal indicatoren waarmee je al vroeg in de basisschoolloopbaan kunt vaststellen om welke kinderen het gaat. Wij screenen ze direct in de eerste twee schooljaren en er zitten er altijd weer een aantal tussen. Moeilijke groep. Ze drukken de scores erg, en ze leveren maatschappelijk gezien uiteindelijk ook niets op. Wat wij gedaan hebben, is deze kinderen creatief onderbrengen onder een andere bestuurlijke eenheid. We kunnen het net zo bij elkaar puzzelen dat de algemene kwaliteitscijfers van die eenheid niet het predicaat ‘zwak’ krijgen. Want, je begrijpt, zo gauw de prestaties te laag worden, wordt dat verhaal weer stopgezet door de overheid. En dan zitten ze er vanzelf bij ons weer bij. Maar dat is een groep waar we eigenlijk niets mee kunnen en vooral ook: niets mee wíllen. Het levert echt niets op’.
Ik voelde me misselijk worden. Misschien was mijn broodje verkeerd gevallen. Ik stond op, maar ging weer zitten toen alles om me heen ging tollen. ‘Maar.. ’ probeerde ik toch, ‘gaat het dan allemaal om ‘er economisch of maatschappelijk iets aan hebben?’’
Apocalyps
Fondsen verstrakte. Er viel een schaduw over zijn gezicht, zijn ogen werden donker. Met een papieren servet veegde hij de kruimels van zijn gezicht en stond op. Langzaam liep hij naar het venster en schoof de lamellen opzij. ‘Wat zie je hier?’ vroeg hij dreigend. Ik aarzelde, had hij het tegen mij? ‘Een bushalte’ noemde ik, ‘een weg, een stoplicht. En een fabriek in de verte’.
Fronsend keek Fondsen mij aan. ‘Alles. Werkelijk alles dat je hier ziet zou aangetast worden als wij ons niet zouden bekommeren om economisch of maatschappelijk nut. Kinderen zijn geen aardigheidjes. Kinderen zijn de toekomst. Hun kennis is ons exportproduct. Zij zijn onze enige verhandelbare grondstof. Als we hen niet tot het uiterste opleiden verliezen we onze toppositie als kenniseconomie. Hebben we geen zinvolle exportproducten meer. Verliezen we werkgelegenheid… Mensen zullen emigreren. We worden periferie, we verliezen inkomsten, de groei stopt. Onze voorzieningen verpauperen. Onze infrastructuur raakt verwaarloosd. Ons dijkenapparaat wordt onveilig. We hebben onvoldoende geld voor zorg. Besmettelijke ziekten grijpen om zich heen. Ouderen sterven alleen in hun eigen huis… Laten we ons niet wijsmaken dat onderwijs om het kind gaat. Het gaat om ons voortbestaan. Het voorkomen van overstromingen, ziekten, armoede, de dood. Ik hoop dat jullie niet zo naïef zijn te denken dat het om minder gaat…’
We hapten naar adem. Niemand durfde iets te zeggen. Ik zocht met mijn ogen naar een wc waar ik zou kunnen overgeven. In de stilte klonk plots de schaterende lach van de leerkracht uit Zutphen. ‘De Apocalyps!’, bulderde hij. Om zijn ogen zag ik ineens rimpeltjes van heel veel jaren lachen. Wat een bevrijding om een echte lach te horen! Als dat maar evidence-based was…
Wezen
De Zutphenaar stond op. Hij boog zich naar voren over de tafel naar Fondsen en schudde zijn hoofd. ‘Hoe heeft het zo ver kunnen komen? De modellen die we gebruikten om de werkelijkheid te beschrijven zijn nu onze onheilsprofeten geworden.Als marionetten dansen we naar de pijpen van wat ‘economisch noodzakelijk’ is! Het model is een macht geworden die alles in ons leven en dat van onze kinderen beïnvloedt’.
Ik hoorde instemmend gemum van de andere leerkrachten.
‘Maar luister’ zei de Zutphenaar, ‘ik ben geen politicus. Ik hoef de toekomst niet de voorspellen. Ik ben geen bestuurder. Ik hoef geen publieke verantwoording af te leggen. Ik ben leerkracht. Ik trek vijf dagen in de week, 7 uur per dag met mijn kinderen op. Van uur tot uur, soms zelfs van minuut tot minuut. Van mijlpaal naar mijlpaal. Ik ken de blik waarmee ze binnenkomen. Ik ben soms meer aanwezig in hun leven dan hun eigen vader. Ik ben bezig met rekenen, lezen, schrijven. Maar meer nog, ben ik bezig met het ‘wezen van het kind’
‘Nou ja…’ mompelde de brabander, ‘wezen.. dat is ook weer zo vaag’.
De Zutphenaar was niet uit het veld geslagen ‘De ziel van het kind’.
‘Tja…’ aarzelde de dame van het democratisch onderwijs, ‘ziel… dat klinkt weer zo religieus…’
‘De kern van het kind’, ging de Zutphenaar onverstoorbaar verder.
‘De kern…,’zei ik zwakjes, ‘de kern.. ik weet niet… Met dat woord lijkt het weer zo statisch terwijl we toch geloven dat er sprake is van een meer fluïde identiteit… ’
En ineens spuwde de Zutphenaar vuur. Ik zag dat hij woedend was. ‘Wát ook het woord is’, riep hij met rooddoorlopen ogen, ‘ondermijn je eigen roeping niet. Vinden we woorden als ‘rendement’ en ‘nut’ dan meer steekhoudend dan ‘wezen’ of ‘ziel’? We kiezen ervoor te geloven in een macht van modellen, maar weigeren waarde te hechten aan het visioen dat we zien als een kind de school binnenwandelt en onder onze hoede komt. Elk kind is een belofte. En of die waargemaakt wordt, dáár gaat het mij om. Daarvoor moet het kunnen lezen, schrijven, rekenen. Daarvoor heb ik ‘evidence based’- kennis nodig, maar vooral ook mijn hart. En mijn hart, dat gelooft in veel meer, veel veel meer, dan die voorspellende modellen. Dat hoopt veel meer dan jouw Apocalyps. En vooral: dat hóudt van die kinderen. Restafval of hoogvliegers’.
Woest beende hij weg om zich halverwege het Atrium, temidden van verschrikt starende kinderen, nog om te draaien en naar ons – verbijsterde delegatie – te roepen: ‘En noem het maar pathetisch! Theatraal! Naïef! Dat wij de woorden niet meer willen uitspreken wil nog niet zeggen dat ze niet meer bestaan!’
Het was een wonderlijk bezoek. Fondsen heeft ons professioneel en beleefd nog uitgelaten. We kregen een pen met een oranje leeuwtje. En ik..? Ik weet het niet.. ik ben er nog niet uit…”
Anno 2020: Restafval, door Palien Honkoop, 21 september 2013: http://paulienh.wordpress.com