Stand van zaken van lopend onderzoek naar professionele ruimte van de leraar
In mei 2015 begon een team van negen wetenschappers aan een onderzoeksproject naar de professionele ruimte van de docent in het voortgezet onderwijs. Ze schrijven dat zij “professionele ruimte beschouwen als de mate waarin docenten zeggenschap hebben over hun onderwijspraktijk, hun eigen professionele groei en de schoolontwikkeling”.
Het onderzoek is een beleidsgericht onderzoek, gesubsidieerd vanuit het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO). Het doel van een beleidsgericht onderzoek is om op zoek te gaan naar een wetenschappelijke onderbouwing van onderwijsbeleid.
Het project is een nauwe samenwerking tussen drie academische instellingen: Radboud Docenten Academie (Radboud Universiteit Nijmegen), het Interfacultair Centrum voor Lerarenopleiding, Onderwijsontwikkeling en Nascholing ICLON (Universiteit Leiden) en de afdeling Educatie van de Universiteit Utrecht. Deze drie instellingen houden zich bezig met het opleiden van docenten voor het voortgezet onderwijs en het uitvoeren van onderwijsonderzoek.
Officieel recht op professionele ruimte
Pieter Boshuizen schreef bij de lancering van het project op 20 mei 2015 op het blog van de onderzoekers over de betekenis van het project. Hij verwees naar het beleid van het ministerie van Onderwijs voor de komende jaren. Het ministerie wil dat de leraar het verschil maakt. Goede leraren zijn cruciaal voor goed onderwijs en dus is het van belang dat de leraar genoeg ruimte krijgt.
Met dit beleid probeert het ministerie de positie van de leraar te versterken. Per 2017 treedt bijvoorbeeld de Wet op het lerarenregister in werking, waarmee onder andere de ‘professionele ruimte’ van leraren in de wet verankerd wordt. Docenten krijgen dus officieel recht op professionele ruimte. Maar wat betekent dit voor de docent? Ontstaat er daadwerkelijk meer professionele ruimte en wordt de positie van de docent hierdoor ook versterkt?
Een proces van ruimte krijgen
Met die vraag is het onderzoeksteam aan de slag gegaan: “Wij onderzoeken professionele ruimte als een proces van ruimte krijgen, ervaren en benutten in schoolorganisaties. Aan de hand van ons onderzoeksproject hopen wij de dynamiek in kaart te brengen die bij dit proces van belang is.
Wij onderzoeken drie initiatieven in het voortgezet onderwijs die ieder op hun eigen manier een bijdrage zouden moeten leveren aan de professionele ruimte van docenten. De drie initiatieven zijn de excellentietrajecten voor nieuwe leraren (Eerst de Klas/Onderwijstraineeships), de promotiebeurzen voor leraren en de verschillende professionele leergemeenschappen die door het land actief zijn”.
Het onderzoek bestaat uit vier deelprojecten. In het eerste deelproject worden de opvattingen van docenten en schoolleiders met betrekking tot professionele ruimte onderzocht. De drie volgende deelprojecten zijn ieder op één beleidsinitiatief gericht. Ieder beleidsinitiatief zou op zijn eigen manier een bijdrage moeten leveren aan de professionele ruimte van docenten.
Het probleem met de factor leraar
Op hun blog schrijven de onderzoekers regelmatig over de voortgang en ontwikkling van het project. De recentste bijdrage van projectleider Rosanne Zwart van deelproject 1 heeft de uitdagende titel: Waarom de leraar geen factor moet zijn in het onderwijs. Geen factor in het onderwijs? Juist wel toch? Onderzoek wijst immers uit dat ‘de factor leraar’ een belangrijke invloed heeft op de leerlingresultaten: “Klopt, dat is ook zo, maar het probleem zit ‘m volgens Mark Priestley, Gert Biesta en Sarah Robinson in het woordje ‘factor’.”
De drie genoemde auteurs schreven voor het in oktober 2015 verschenen boek Het alternatief II: de ladder naar autonomie het hoofdstuk: Teacher Agency: een ecologische kijk op het handelingsvermogen van leraren.
Rosanne Zwart: “Tegenwoordig is de rol van de leraar niet meer weg te denken uit het debat over de kwaliteit van het onderwijs. Vandaar ook dat er aandacht is voor begrippen als teacher agency en de professionele ruimte van leraren. Dat is een mooie ontwikkeling. Beïnvloed hierdoor wordt het echter meer en meer gemeengoed om te gaan sturen op de kwaliteit van de leraar om de resultaten van leerlingen te verhogen. En daar schuilt nou juist het gevaar, zeggen Mark Priestley, Gert Biesta en Sarah Robinson …
Zij schrijven … dat het idee van de leraar als factor vooral gebruikt wordt in quasi-causale visies op de dynamiek van het onderwijs. Het werk van de leraar wordt dan als ‘input’ gezien en de prestaties van de leerling als ‘output’.
Dit is te simpel gesteld en resulteert in twee problemen. 1. De leraar is geen denkende, handelende, voelende en oordelende professional, die in interactie met en door middel van de omgeving handelt en 2. De leraar is een professional die – vanuit het input-output denken – dus ook kan worden afgerekend wanneer zijn handelen niet direct een aantoonbare invloed heeft op de prestaties van leerlingen. Volgens de auteurs is de taal van de leraar als cruciale ‘factor’ in dit geval dus niet automatisch een ondersteuning voor de professionaliteit van de leraar”.
Teacher agency
Zwart vervolgt dat de “auteurs liever zelf kijken naar het handelen van leraren in termen van wat in het Engels wordt aangeduid als ‘agency’. ‘Agency’ vatten ze op als het handelingsvermogen en de handelingsruimte van leraren. Deze hangen volgens hen niet alleen af van de individuele kwaliteiten en capaciteiten van leraren, maar ook van de materiële en sociale context waarin, waarmee en waardoor wordt gehandeld. Ze spreken van een samenspel van zowel de eigen inzet als beschikbare hulpmiddelen, en contextuele en structurele factoren in de omgeving. ‘Agency’ of professionele ruimte van docenten lijkt daarmee voor elk individu en in elke situatie uniek te zijn”.
Deze verklaring zette Zwart aan het denken, schrijft zij. De vraag is nu: “Hoe zien de schoolleiders die wij spreken eigenlijk die unieke ruimte van de leraren? Zien zij de uniciteit of toch ook algemeenheden? Hoe denken zij als het gaat om de genoemde input-output relatie? Welke rol heeft de schoolleider in het samenspel waarover Priestley en collega’s spreken? Vragen die we zeker verder moeten verkennen”.
Het blog Professionele ruimte nodigt betrokkenen uit mee te denken met het onderzoek: “Wij zijn erg benieuwd naar uw ervaringen met professionele ruimte, of u nu docent, schoolleider, bestuurder of zelf onderzoeker bent”.
Reageren kan via: www.professioneleruimte.info (Website is opgeheven)
Een onderzoeksproject naar professionele ruimte, door Pieter Boshuizen, Professionele ruimte, 20 mei 2015: www.professioneleruimte.info (Website is opgeheven)
Waarom de leraar geen factor moet zijn in het onderwijs, door Rosanne Zwart, Professionele ruimte, 26 oktober 2015: www.professioneleruimte.info (Website is opgeheven)
Zinvolle dialoog over professionele ruimte, door Pieter Boshuizen, Didactief Online, 21 oktober 2016: https://didactiefonline.nl
Het alternatief II: de ladder naar autonomie, René Kneyber & Jelmer Evers (red.), uitgeverij Phronese, 2015: www.uitgeverijphronese.nl
U P D A T E
Professionele ruimte: geen ‘one size fits all’. Opvattingen van leraren en schoolleiders over het inrichten en benutten van professionele ruimte in scholen, door Rosanne Zwart , Monika Louws, Itzél Zuiker, Helma Oolbekkink,
Han Leeferink, Harmen Schaap, Jacobiene Meirink, Anna van der Want en Paulien Meijer. Met medewerking van Jan van Tartwijk, Nationaal Regieorgaan, niet gedateerd: www.nro.nl/sites/nro/files/migrate/405-14-403-Eindrapportage-deelproject-1.pdf
Een ander perspectief op professionele ruimte in het onderwijs. Onderwijsraad, 27 september 2016: www.onderwijsraad.nl