Het is tijd voor een nationale beweging van krachtige leraren
Lang geleden, schrijft Bruce Alberts in het Amerikaanse tijdschrift Science, had de zakenwereld veel baat bij het voortdurend raadplegen van de mensen op de werkvloer. Dat was afgekeken van de Japanse auto-industrie die daaraan zijn verbazingwekkende succes had te danken. Maar de meeste scholen in de Verenigde Staten zijn hiërarchische organisaties gebleven die de wijsheid van hun beste leraren negeren.
Na decennialang gefaald te hebben in een bevredigende reactie op het top-down vraagstuk, is nu de tijd aangebroken voor een massale nationale beweging die leraren macht geeft en hen respecteert. Wetenschappers en leraren in de exacte vakken kunnen daarin volgens hem een leidende rol spelen.
Bruce Alberts (1938) is een Amerikaanse biochemicus, en o.m. bekend van zijn invloedrijke en in vele talen verschenen leerboek: Molecular Biology of the Cell. Van 1993 tot 2005 was hij voorzitter van de National Academy of Sciences (NAS); van 2009 – 2013 was hij hoofdredacteur van Science. In 2014 ontving hij de National Medal of Science van de Amerikaanse regering voor zijn verdiensten aan de wetenschap.
Helaas worden zulke leraren maar zelden ingezet
Een doeltreffend onderwijsstelsel ontwerpen is een uitermate gecompliceerd proces. Toch presteren Amerikaanse beleidsmakers het altijd weer het simplistische top-down model toe te passen als ze weer eens poging wagen het onderwijs te verbeteren. Denk hierbij aan de hooggespannen verwachtingen bij de federale overheid na de introductie in 2001 van de de standaardtoetsen op scholen. Dat gebeurde onder het motto dat geen enkele kind meer mocht achterblijven, vandaar de titel van het besluit: No Child Left Behind Act.
Tegen het advies van deskundigen in, heeft men de leraren zelfs zeer onheus behandeld door hun functioneren te beoordelen op grond van de uitkomsten van de jaarlijkse toetsen van de leerlingen. Daarbij werden zowel dominante, externe invloeden genegeerd als onderzoek dat had aangetoond dat de verschillen tussen leraren slechts voor tien procent verantwoordelijk waren voor de afwijkingen in jaarlijkse toetsresultaten.*)
Het zal niet verbazen dat de waardering van leraren voor het werk in vijf jaar tijd gedaald is van 62 naar 39 procent en dat het aantal jonge Amerikanen dat van plan is leraar te worden in recordtempo terugloopt. Hoe kunnen de Verenigde Staten leren van dit falen? Hoe kunnen ze opnieuw beginnen, nu ze met het besluit Every Student Succeeds Act van 2015 de schadelijkste elementen van het besluit van 2001 geschrapt hebben?
Het is al bijna te laat voor een brede nationale beweging van uitmuntende, ervaren leraren die effectief bijdragen leveren. Die hun school besturen en het beleid op een krachtige manier in de praktijk brengen, maar ook voor een deel van de tijd blijven lesgeven in de klas.
Het is nodig dat studenten van vandaag leren hoe ze moeten samenwerken en echt leren communiceren door gebruik te maken van bewijsvorming en logica. Daarbij moeten ze ook leren ordenen, analyseren en informatie kritisch tegen het licht houden. Een bekwame, ervaren leraar daagt elke student uit, doet ideeën aan de hand en geeft aanknopingspunten om verder te gaan. Alberts schrijft dat een wijze vriend van hem met een jarenlange leiderschapservaring op een openbare school ervan overtuigd is dat “de ervaren, actieve leraar een enorme bron voor onderwijsstelsels is die veel te weinig aangeboord wordt… misschien de enige bron die kan zorgen voor echte verandering en verbetering die studenten en leraren verdienen”.
Helaas worden zulke leraren maar zelden adequaat ingezet. Het komt zelfs voor dat ze vijandig worden behandeld door de bureaucratische onderwijsstelsels.
Een krachtig lerarenkorps
Een doeltreffende, nationale beweging starten om leraren macht te geven, vereist een heel breed netwerk en de mogelijkheid te kiezen uit duidelijke strategieën. Volgens Alberts kan er een begin gemaakt worden door advies te vragen aan de allerbeste leraren. Daarmee kan direct worden begonnen in de sector exacte vakken waarin al diverse netwerken actief zijn. Overkoepelende organisaties zouden een consortium kunnen vormen dat een aantal beleidsplannen gaat maken.
Daarna dient er samenwerking te komen met nationale instellingen die andere, cruciale aspecten vertegenwoordigen van het Amerikaanse onderwijsstelsel. Denk daarbij aan directeuren, schoolhoofden, onderwijsvakbonden, schoolbesturen, opleidingsscholen, ouderorganisaties en andere groepen.
Zo’n nationale beweging kan bijvoorbeeld een waardesysteem ontwikkelen voor de selectie van leidinggevende leraren en het definiëren van een specifieke rol voor hen op de scholen. Ook voor het vinden van een manier om hen financieel te ondersteunen als ze blijven lesgeven in de klas, gecombineerd met het verrichten van administratieve taken.
De toestand is urgent, schrijft Alberts. Tenzij de V.S. een beslissende stap voorwaarts zetten en de leraar macht geven, zal het land nooit een openbaar schoolsysteem hebben met het beste onderwijs voor leerlingen. Noch zal het land in staat zijn een getalenteerd lerarenkorps aan te trekken en te behouden. En dat is wat elk land nodig heeft.**)
*) E. H. Haertel, 2013; www.ets.org/s/pdf/23497_Angoff%20Report-web.pdf.
**) Dit artikel is gebaseerd op B. Alberts, in Past as Prologue: The National Academy of Education at 50, Members Reflect, 2015; www.naeducation.org
Empowering great teachers, door Bruce Alberts, Science, 15 januari 2016, Vol. 351, Issue 6270, pp. 207: http://science.sciencemag.org