Help jongeren aan een goede toekomst: advies voor Plasterk
Marion van Voorst
Staatsspoor 31
3994 VD Houten
Beste Ronald Plasterk,
In deze startperiode van uw ministerschap heeft u aangegeven graag te willen luisteren naar de mensen uit het veld. Deze kans wil ik met beide handen aangrijpen. Deze brief gaat met name in op de problematiek rond schooluitvallers en risicojongeren. Laat ik mijzelf eerst voorstellen: Marion van Voorst, 53 jaar en al vanaf mijn 22e jaar werk ik in de sector risicojongeren. De laatste 5 jaar werk ik als docent voor de lagere niveaus in het MBO richting techniek. Ik meen dus vanuit een brede en lange ervaring te kunnen spreken.
Graag zou ik u enkele onderwerpen onder de aandacht willen brengen: De startkwalificatie. Het lijkt op zich een heel goed idee om ervoor te zorgen dat alle jongeren in Nederland de arbeidsmarkt op komen met een goede beroepsopleiding. Helaas leert de praktijk dat dit niet voor iedereen is weggelegd. Sommige jongeren kunnen niet; anderen willen niet (echt). De gevolgen van deze kwalificatieverplichting zijn helaas zeer negatief.
– De eisen aan niveau 2 worden langzaamaan verlaagd, zodat meer jongeren aan deze eisen kunnen voldoen. Dat kan onmogelijk de bedoeling zijn van de kwalificatie-eis.
– Omdat niemand van school mag zonder diploma kunnen absoluut ongemotiveerde jongeren eindeloos lang in het MBO blijven. Op school zijn is een stuk aantrekkelijker en makkelijker dan werken. Ik heb leerlingen van 22 jaar die beweren dat ze nog te jong zijn om te werken.
– Daar komt ook nog een financiële reden bij. Het is extreem veel profijtelijker om ‘student’ te zijn dan om voor een minimumloon te gaan werken. Dat zal ik uitleggen: Een studiefinanciering (met bijbehorende OV-kaart) mag aangevuld met maar liefst 10.000 euro per jaar bijverdienen. Gelooft u mij; dan DOEN deze jongeren ook. Dat betekent dat ze op een inkomen van ruim 900 euro per maand plus gratis openbaar vervoer. En daarvoor hoef je relatief maar weinig uren op school te zitten (en absentie is nauwelijks strafbaar), er is geen prestatieverplichting en zijn er riante vakanties. Dat is toch véél aantrekkelijker dan werken voor het minimumloon. Als 18-jarige verdien je 562 euro netto per maand voor lang en hard werken. Vergelijk dat eens met de studentstatus……..? – In de lagere niveaus van het MBO kun je de echt gemotiveerde leerlingen nauwelijks beschermen. Een flink deel van de leerlingen is niet gemotiveerd om het vak te leren en verstoort zowel het leerproces van de anderen áls het werkplezier van de docent. De lastpakken verwijderen is door de kwalificatie-eis erg bemoeilijkt.
– Leerlingen zonder niveau 2 kwalificatie uitschrijven is zeer moeilijk; ook als ze erg vaak absent zijn, onaanvaardbaar gedrag vertonen in de klas, of absoluut géén prestaties leveren. Dit werkt fraude in de hand. Als je een leerling die heel vaak afwezig is niet verwijdert (kan bijna niet) kun je hem gewoon ingeschreven houden. De opleiding krijgt inputfinanciering en de leerling de studiefinanciering. Ook de gemeentes zijn blij met deze situatie want het kost ze geen bijstandsuitkering. Hoe zou het dan wel moeten
– Verlaat de kwalificatieverplichting, maar geef jongeren het recht om tot hun dertigste alsnog hun beroepsopleiding te voltooien; hetzij full-time (maar dan wel met een maximumperiode), hetzij via het werkend leren.
– Maak directe toeleiding tot de arbeidsmarkt een taak van de ROC’s en faciliteer dit. Geef de MBO’s niet alleen maar outputfinanciering bij het afgeven van een diploma. Als leerlingen geen diploma halen moeten ze toegeleid worden naar de arbeidsmarkt. Dit zou een gelijkwaardige beloning voor het ROC moeten opleveren als een diploma.
– Verminder de afstand tussen de arbeidsmarkt en de studentenstatus (zie boven). Zowel qua tijdsbeslag als qua inkomen moet dit veel dichter bij elkaar komen, waardoor het aantrekkelijker wordt om te gaan werken, of werken en leren te combineren.
– Maak werkend leren aantrekkelijker voor zowel jongeren als werkgevers. Laat de overheid (een groter deel van) de loonkosten betalen van werkgevers die jongeren in dienst nemen en hen een beroepsopleiding op niveau 2 laten volgen. Stel hier een maximumtermijn aan om te voorkomen dat werkgever of jongere hier een slaatje uit slaan.
– Tegenover de studiefinanciering moet een prestatieverplichting staan, niet alleen voor de hogere niveaus, ook voor de lagere niveaus. Aanwezigheid, prestaties en gedrag zijn hiervoor de ijkpunten. Geef de studiefinanciering in handen van de school. Alleen bij voldoende prestaties is er recht op studiefinanciering.
– Creëer een opvang voor voortijdig schoolverlaters: o voor jongeren die geen keuze kunnen maken of verkeerd gekozen hebben o voor jongeren die aanvullende kennis of praktijkervaring nodig hebben alvorens naar beroepsopleiding of werk door te kunnen stromen o voor jongeren die verwijderd zijn van VMBO of beroepsopleiding Ik denk hierbij vooral aan het model van de voormalige vormingscentra; kleinschalige locaties waar jongeren persoonlijk goed gekend en intensief begeleid worden. In dergelijke centra is er aandacht voor de beroepskeuze, maar ook voor de sociaal-emotionele factoren die een goede loopbaan kunnen belemmeren of bevorderen. Ook moeten hier veel mogelijkheden voor het oefenen van beroepsvaardigheden zijn. Belangrijkste doelstelling: toeleiding naar beroepsopleiding of werk. Deze centra kunnen in de plaats komen van de huidige AKA-opleidingen. Om het goed te doen zijn hiervoor echter wel veel meer faciliteiten nodig. Deze waren in de voormalige vormingscentra prima aanwezig. Ik dank u hartelijk voor uw aandacht voor mijn opvattingen; die overigens door veel van mijn collega’s gedeeld worden. Natuurlijk zou ik mijn opvattingen ook graag mondeling toelichten.
Met vriendelijke groet,
Marion van Voorst, docent Nederlands en Maatschappijleer,
ROC van Amsterdam Gooi- en Vechtstreek,
afdeling Techniek, niveau 1 en 2