Mark Blyth: Bezuinigen is een gevaarlijk idee
De beroemde Britse econoom John Maynard Keynes heeft gezegd dat politici de onwetende slaven zijn van de ideeën van lang overleden economen. Als hij vandaag had geleefd had hij behalve economen ook managementconsultants en zakengoeroes verantwoordelijk gehouden voor de huidige economische crisis. Keynes heeft ook geschreven dat de wereld gewoonlijk wordt geregeerd door dode ideeën: “De wereld wordt inderdaad geregeerd door weinig anders”.
De economie van Groot-Brittannië is met 0,3 procent gekrompen in het laatste kwartaal van 2012, meldde het Britse Bureau voor de statistiek op 25 januari 2013. Na twee recessies in de afgelopen vier jaar komt er nog een derde bij. De Britse economie is door de diverse bezuinigingsronden van de conservatieve regering-Cameron sterk gehavend, maar de belangrijkste beleidsmaker van het land, minister van Financiën George Osborne, wil nog meer bezuinigen en streeft naar een nieuwe ronde van tien miljard Engelse ponden.
Olivier Blanchard, chef-econoom bij het Internationale Monetaire Fonds had liever gezien dat Groot-Brittannië zich zou richten op groei en niet op budgettaire braafheid.
In zijn artikel Slaves of defunct economists – Why politicians pursue austerity policies that never work op de site van de Washington Monthly, vraagt Henry Farrell, hoofddocent politieke wetenschappen en verbonden aan de George Washington-universiteit, zich af hoe het toch komt dat zoveel leden van de politieke elite het niet met Blanchard eens zijn. Waarom gaan ze maar door met de narigheid die de economie dreigt te ruïneren en hun electorale kansen doet afnemen?
Wat Farrell schrijft over Groot-Britannië is uiteraard ook van toepassing op Nederland. Hij probeert antwoorden te vinden op deze vragen en vindt er enkele in het binnenkort te verschijnen boek Austerity – The history of a dangerous idea van Mark Blyth, hoogleraar internationale politieke economie aan de Brown-universiteit, Rhode Island. Er zijn uiteraard meer boeken geschreven over dit onderwerp, maar dit boek voegt twee dingen toe volgens Farrell:
“Allereerst is er de vraag waarom slechte economische ideeën zoals die van bezuiniging, zo’n enorm grote invloed hebben. Economen vinden over het algemeen niet dat ideeën invloed hebben en gaan ervan uit dat mensen gemotiveerd worden door simpel eigenbelang en niet door ingewikkelde ideeën.
Als tweede is er de vraag waarom deze ideeën steeds weer terugkeren? Telkens wanneer een regering aan het bezuinigen slaat, heeft dat tot rampen geleid. En toch proberen de opvolgers het een paar decennia later weer opnieuw, met evenzoveel treurige gevolgen”.
We leven niet in een ordelijk universum volgens economisch model
Volgens Blyth leven we niet in een ordelijk universum zoals de de economen ons doen geloven. We leven in een dwaze, chaotische wereld die we trachten te beheersen door middel van economische modellen, en af en toe zijn we in staat iets te creëren dat tijdelijk aan onze verwachtingen voldoet. Decennialang heeft het erop geleken dat de markten efficiënt waren, zoals economen beweerden. Zolang iedereen dat geloofde, kon dat idee standhouden en ongemakkelijke onregelmatigheden genegeerd. Maar, vroeg of laat exploderen de onregelmatigheden, met chaos tot gevolg. Daarna wordt weer een nieuwe reeks theorieën geboren die enige tijd voor stabiliteit zorgt.
Ideeën zijn dus belangrijk. Dat was zeker het geval in de periode voor het uitbreken van de economische crisis. Na het wegebben van de eerste schokgolf verklaarden de Amerikaanse neoliberalen de economische crisis aan de hand van een moreel verhaal, waarin het noodzaak was de staatsschuld terug te brengen door snijden in de uit de hand gelopen overheidsuitgaven. Hun Europese tegenhangers gebruikten Griekenland om een ander moreel verhaal te vertellen, een over oneerlijkheid en politieke corruptie. Blyth zegt, door het probleem als een fout van de overheid te beschouwen, ze volledig voorbij zijn gegaan aan het wangedrag van de private sector en de belastingbetaler lieten opdraaien voor het riskante gedrag van de banken.
Beide mythologieën van bezuiniging versterkten elkaar. Zonder bezuinigingsdrift had de regering Obama de economie misschien een tweede stimulans kunnen geven. In Europa heeft bezuiniging een verlammende werking.
Politici hadden moeten weten dat bezuiniging geen goed idee is en dat het niet heeft gewerkt in het verleden. Het werkt niet als reactie op een economische schok. Het sprekendste voorbeeld is de absurde reactie van de Duitsers op de grote economische crisis van de jaren dertig.
Blyth heeft niet een volledig antwoord voor het steeds terugkerende geheugenverlies. Maar hij heeft wel het begin van het verhaal als hij beredeneert hoe bezuiniging haar oorsprong vindt in het onvermogen van klassieke liberale theoretici als David Hume, Adam Smith en John Locke, helder na te denken over de rol van de staat in de economie. Terwijl hun intellectuele erfgenamen erkenden dat economische crises voorkwamen, dachten zij dat de crisis het onvermijdelijke gevolg was van de voorgaande economische overvloed. Alles wat de staat kon doen was de begroting op orde brengen en misschien de belastingen verhogen voor herstel van het economische vertrouwen. In die theorie is bezuiniging zoiets als het braken tijdens een copieus Romeins diner om de economie zichzelf te laten reinigen tussen opeenvolgende rondes van ongebreidelde consumptie.
Ontwikkelen van nieuwe ideeën over economie nu het belangrijkst
De theorieën werden steeds mathematischer en ingewikkelder; economen presenteerden onbenullige ideeën over tot herstel en vertrouwen leidende bezuiniging die de politiek binnen sijpelden. In 2009 schreven Alberto Alesina en Silvia Ardagna een essay waarin ze stelden dat bezuiniging een signaal was van politici naar ondernemers, dat garandeerde dat er in de toekomst geen belastingverhogingen zouden komen zodat ze met vertrouwen konden investeren in het heden.
Toen de crisis uitbrak, werd het tweetal uitgenodigd het essay te sturen naar de Europese ministers van Economie en van Financiën. Waarschijnlijk betreuren nu veel ministers het dat ze hebben geluisterd naar de aanbevelingen, maar het kwaad is al geschied.
Farrel merkt tenslotte nog op dat Blyth’s boek niet perfect is. Polemisch amusement wisselt af met gedetailleerde analysen en hier en daar een overdrijving. Zijn veroordeling van banken laat regeringen iets te makkelijk wegkomen. Hij vindt het wel een essentieel boek. Als het aan Blyth ligt komen we alleen uit de misère door het ontwikkelen van nieuwe ideeën over een nieuwe economische orde die beter werken dan bezuiniging:
“Hij weet niet beter dan ik waar die ideeën vandaan moeten komen, maar hij heeft in elk geval enige notie waarom en hoe belangrijk ze zijn. De economie is veel te belangrijk om te worden overgelaten aan de economen. We moeten te weten komen hoe ideeën deze vormen; Blyth’s nieuwe boek is een uitstekend uitgangspunt”.
Slaves of defunct economists – Why politicians pursue austerity policies that never work, door Henry Farrell in Washington Monthly, nummer van maart/april 2013: https://washingtonmonthly.com
In april 2013 verschijnt: Austerity: The history of a dangerous idea, door Mark Blyth, Oxford University Press, 304 pp., 2013.