Skip to main content

Blog 4 door Wiljan Hendrikx over Goed Werk project

Leren: een gedeelde verantwoordelijkheid

Ourwiljan hendrikx 1a lives depend on having access to the knowledge our ancestors have accumulated and passed down from one generation to the next (Csikszentmihalyi in Nakamura & Shernoff, 2009:xi).

De zon schijnt. Dubbend over deze blog staar ik naar de glinstering van de Charles rivier, terwijl ik mijn gedachten over bovenstaand citaat laat gaan.

Het is de eerste zin uit het voorwoord dat Csikszentmihalyi heeft geschreven voor het boek Good Mentoring van Nakamura en Shernoff. Hij heeft gelijk. Het doorgeven van kennis heeft ons in staat gesteld om onze berenvellen al duizenden jaren geleden aan de wilgen te hangen en prachtige samenlevingen op te bouwen. Hoewel het absoluut een bruisend knooppunt is waar kennis en kunde worden samengebracht, uitgebreid en doorgegeven, gebeurt kennisoverdracht niet alleen hier aan Harvard. Overal vinden we organisatieverbanden waar jong en oud elkaar tegenkomen en waar ouderen kennis overdragen aan jongeren. Professies zijn natuurlijk een uistekend voorbeeld van zulke verbanden. Al vanaf dag een wordt een aankomende professional ‘gesocialiseerd’ binnen zijn vakgebied en eenmaal een ‘volleerd’ professional kan hij de jongere generatie onder zijn hoede nemen.

Een degelijk en waardevol systeem. Helaas blijkt het niet helemaal onaantastbaar te zijn. Volgens Nakamura en Csikszentmihalyi (2005) en Nakamura en Shernhoff (2009) hapert de kennisoverdracht tussen oudere en jongere professionals. Zij focussen hierbij op het belang van ‘mentoren’ (hoewel niet gelieerd aan het GoodWork gedachtegoed, zie ook Hoogendoorn & Winsemius, 2011).
Een mentor is iemand die gezien kan worden als adviseur, sponsor, gastheer, rolmodel en gids voor een onervaren jongeling die langzaam maar zeker zelf een volleerd professional wordt. Op deze manier worden belangrijke waarden en principes overgedragen die belangrijk zijn voor uitstekend en verantwoordelijk professioneel handelen (idem: 3).
Slecht mentorschap raakt professies in haar kern en draagt zonder twijfel bij aan ‘compromised work’ (zie Gardner, 2005).
Nakamura en Shernhoff stellen dat mentorschap minder een vanzelfsprekendheid lijkt te zijn geworden. Naar mijn idee focussen zij zich vooral op de professionals die niet in staat zijn de rol van mentor op zich te nemen of deze met succes te vervullen. Oudere professionals mogen zich dan ook terecht aangesproken voelen wanneer het gaat over de vraag of zij in hun dagelijkse werk wel voldoende de verantwoordelijkheid nemen om zich op te stellen als mentor voor studenten en collega’s.

Ik heb een eerste stap in de richting van mijn mentoren gedaan

Zelf prijs ik me gelukkig dat ik een aantal uitstekende mentoren heb die mij ontzettend dierbaar zijn. Mijn mentoren zijn ouder dan ik. Zij hebben keuzes gemaakt die ik nog moet maken. Ik vertrouw hen mijn twijfels en vragen toe en op hun beurt delen zij met mij hun persoonlijke antwoorden en overwegingen. Zonder aarzeling weten zij mij altijd in hun agenda te passen en voorzien zij mij gevraagd – en soms ongevraagd – van waardevol advies.
Toch zijn mijn mentoren niet uit de lucht komen vallen en volledig bij toeval op mijn pad gekomen. Zonder uitzondering heb ik een eerste stap in de richting van mijn mentoren gedaan. Het is dan ook niet helemaal eerlijk om alleen de vraag te stellen of potentiële mentoren hun rol wel waarmaken.
In mijn memo voor de GoodWork cursus van Professor Gardner heb ik een evenzo terechte vraag gesteld: nemen jongere professionals wel de verantwoordelijkheid om de kennis van ouderen te zoeken en te benutten? Mijn idee is dat dat onvoldoende gebeurt. Te vaak wordt de stap om een mogelijke mentor aan te schieten en met hem of haar kennis te maken niet gezet. Waarom niet? Ik heb helaas het antwoord niet. Ik vermoed dat het te maken heeft met de sterke nadruk die gelegd wordt op zelfstandigheid en gelijkheid: het zelf kunnen vinden en verwerken van kennis en het idee dat ieder oordeel – zelfs van de expert – uiteindelijk slechts een van de vele meningen is. Afgezien van de ongetwijfeld vele voordelen die zelfstandigheid en gelijkheid met zich meebrengen, is het onderbenutten van mentoren niets anders dan een verlies van maatschappelijk kapitaal.

Professor Gardner benadrukte in zijn reactie dat de verantwoordelijkheid aan de kant van de jongere professional inderdaad niet onderschat moet worden. Immers, it takes two to tango. Hij riep hierbij twee vragen op: studenten willen misschien geen mentoren hebben, of zij weten niet voldoende duidelijk te maken dat zij graag gementord willen worden. Daarbij benadrukte hij iets dat naar mijn idee een cruciaal – en confronterend – inzicht vormt en dat wellicht oudere en jongere professionals kan helpen om elkaar ‘te vinden’: bij succesvolle mentoring moet sprake zijn van ‘mutual recognition’, oftewel een bepaald wederzijds herkennen. De mentor en zijn pupil moeten in het algemeen niet teveel van elkaar verschillen wil een gezonde en nuttige relatie mogelijk zijn. Denk aan factoren als interesses, etniciteit, geslacht, etc., die allemaal in meer of mindere mate een rol kunnen spelen. De consequenties hiervan kan ik nog niet zo goed overzien. Het lijkt namelijk te suggereren dat uniformiteit in plaats van diversiteit een belangrijkere plaats inneemt bij leren dan dat ik misschien zou willen geloven. Wat betreft mijn mentoren is dit inderdaad het geval: ik zie in hen wat ik hoop wellicht ooit te worden, en naar mijn idee herkennen zij iets in mij van hoe zij ooit waren… althans, daar ga ik stiekem een beetje van uit.

Gardner, H. (2005). Compromised work. Daedalus, 134(3), 42-51.

Gardner, H. (2006). A Blessing of Influences. In Schaler, J.A. (Ed.). Howard Gardner Under Fire: The Rebel Psychologist Faces His Critics. Chicago: Open Court Publishing Company.

Hoogendoorn, M. & Winsemius, P. (2011). Waar halen ze het vandaan? Over inspiratie. Amsterdam: Uitgeverij Balans.

Nakamura, J., & Csikszentmihalyi, M. (2005). Engagement in a profession: The case of undergraduate teaching. Daedalus, 134(3), 60-67.

Nakamura, J. & Shernoff, D. (2009). Good Mentoring: Fostering Excellent Practice in Higher Education. San Francisco: Jossey-Bass.

Blog 3 van Wiljan Hendrikx over Goed Werk project. De professional en de honkballer: https://beroepseer.nl

Blog 2 van Wiljan Hendrix over het Goed Werk project. Goed Werk en de wetenschap: https://beroepseer.nl

Blog 1 van Wiljan Hendrix over het Goed Werk project: https://beroepseer.nl

Masterstudent Wiljan Hendrikx van Tilburgse School voor Politiek en Bestuur bij GoodWork Project: https://beroepseer.nl