Er is een neergaande trend waar te nemen in de kwaliteit van arbeid en autonomie van werkenden
Het laatste decennium was er, net als in de Verenigde Staten een ongunstige ontwikkeling in de arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden waar te nemen. Qua arbeidscontract werd de situatie met name voor jongeren in de periode 2007 – 2013 steeds beroerder. In 2014 en 2015 vond op een aantal punten herstel plaats. Dit schrijven Peter Smulders en Seth van den Bossche in hun artikel Neergaande trend in de kwaliteit van arbeid in het tijdschrift Economisch Statistische Berichten (ESB). Van den Bossche is programma-manager bij TNO van Monitoring van Arbeid dat op grote schaal veranderingen en gevolgen van de arbeidssituatie van de Nederlandse beroepsbevolking onderzoekt. Smulders is onderzoeker bij TNO.
Als oorzaak van de verslechtering werden de steeds grotere wereldwijde concurrentie, technologische innovatie, toename van laagbetaald werk in de dienstensectoren, afname van de invloed van vakbonden en zogenaamde financialisatie van het werk aangemerkt. Financialisatie is een toenemend accent op de financiële verantwoording van alle bezigheden binnen bedrijven en in de publieke sector. Daarbij kwam dat de overheid in de VS werknemers niet voldoende had beschermd door de eenzijdige aandacht in het beleid voor prijsstabiliteit en inflatie. Werkloosheid en de creatie van banen – en zeker van goede banen – hadden geen topprioriteit.
‘Good jobs’ en ‘bad jobs’
Het gevolg was dat het aandeel ‘good jobs’ afnam en het aandeel ‘bad jobs’ toenam. Bij een ‘good job’ gaat het om een goede beloning, een goede pensioenregeling en sociale zekerheid, een redelijke mate van autonomie en een zekere controle over eigen werkzaamheden en over eigen arbeidsuren en vrije tijd. Er was dus steeds meer sprake van onzeker werk (precarious work). Dit alles leidde in de VS tot grotere ongelijkheid op het punt van inkomens en arbeidsvoorwaarden. Ook in het Verenigd Koninkrijk werden dergelijke conclusies getrokken voor de periode 2006–2012.
Hoe is de situatie in Nederland?
Om de ontwikkeling van de kwaliteit van werk te analyseren, gebruikt TNO data die verzameld zijn met de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA). De NEA omvat een breed palet aan beroeps- en werkkenmerken, zoals arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden en werktijden en levert een representatief en betrouwbaar beeld op van de arbeidssituatie van werknemers in Nederland. Elk jaar omvat de NEA een netto-steekproef van ruim 22.000 werknemers in loondienst (40.000 vanaf 2014). De data van de NEA zijn gewogen naar geslacht, leeftijd, herkomst, opleidingsniveau, bedrijfstak, regio en stedelijkheid.
Alles bij elkaar zijn in de periode 2007–2013 meer werknemers terechtgekomen in banen die te typeren zijn als ‘bad jobs’. Omdat in de periode 2014–2015 op een paar punten een lichte verbetering in de kwaliteit van het werk waarneembaar is, lijkt de conjunctuur daar een rol in te spelen. Het aantal faillissementen en de werkloosheid is in die laatste paar jaren immers – na een lange periode van stijging – weer iets afgenomen.
De kwaliteit van werk per beroepsgroep
De banen van leidinggevenden, ingenieurs, architecten en technici, ICT-functies en administratief-financiële functies kunnen aangemerkt worden als ‘good jobs’. De banen van postdistributiepersoneel, koks & kelners, winkelpersoneel, schoonmakers & huishoudelijk personeel, en bejaarden- & kinderverzorgers komen het meest in aanmerking om als ‘bad job’ getypeerd te worden. Bij deze banen is er sprake van weinig interessant werk, deeltijdwerk, flexibele contracten en baanonzekerheid. De andere banen nemen een tussenpositie in.
Conclusie: dalende autonomie van werkenden
Niet alleen in de VS en het VK, maar ook in Nederland is er, althans in de crisisperiode 2007–2013, sprake van een verslechtering van de kwaliteit van werk en de arbeidsvoorwaarden. In de periode 2007–2013 blijken meer werknemers terecht te zijn gekomen in banen met meer arbeidsonzekerheid en matige arbeidsvoorwaarden, in deeltijdwerk, met flexibele contracten en relatief weinig autonomie. Een deel van deze problematiek – de dalende autonomie van werkenden in Nederland – werd reeds eerder vastgelegd door Van den Bossche et al. (2015). Dat de autonomie van werknemers is afgenomen, wijst mogelijk ook op een toename van het geprotocolleerde en simpele werk en op de tendens dat leidinggevenden verantwoordelijkheden naar zich toe trekken.
Van belang is ook dat een van de effecten van de crisis – de groei van het tijdelijk werk – bijna geheel bij de jongeren (15–29 jaar) is terechtgekomen. Over de periode 2007–2013 werd de situatie voor jongeren qua arbeidscontract langzamerhand steeds beroerder, terwijl dat bij 30- tot 49-jarigen en bij 50-plussers niet het geval was.
De vraag is of het aantrekken van de economie in de nabije toekomst het tij verder kan keren.
Neergaande trend in de kwaliteit van arbeid, door Peter Smulders en Seth van den Bossche, ESB, 13 oktober 2016: https://esb.nu
Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden 2015: www.monitorarbeid.tno.nl/publicaties/nea-2015
In PDF: Nationale enquête Arbeidsomstandigheden 2015 – Methodologie en globale resultaten, oktober 2016: https://beroepseer.nl
Werk is saaier en onzekerder, door Bart van Eldert en Natasja de Groot, Algemeen Dagblad, 18 oktober 2016: www.ad.nl