Beleid maken kent grote uitdagingen. Een veelgehoord probleem is dat beleid niet goed aansluit bij de leefwereld van burgers. Het is cruciaal dit te verbeteren om kwaliteit, draagvlak en effectiviteit van beleid te vergroten, en extra urgent met het oog op het lage vertrouwen in de overheid. Er wordt bij de Rijksoverheid al hard gewerkt om beleid beter bij de leefwereld van burgers aan te laten sluiten en er zijn goede initiatieven opgestart. Desondanks zag het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) in diverse onderzoeken een aantal valkuilen optreden bij het maken van beleid.
In het essay Wensdenken helpt burgers niet schetsen Sabine Peters, Anne Roeters, Wieke Blijleven, Fieke Wagemans en Roel Willems drie van die valkuilen, die kunnen leiden tot een slechte aansluiting op de leefwereld van burgers. In een notendop komen de valkuilen erop neer dat de onderliggende visies en aannames onvoldoende geëxpliciteerd, bevraagd en getoetst worden. Daardoor kan de basis van beleid wankel zijn, met wensdenken tot gevolg. Dit schaadt het probleemoplossend vermogen van de overheid en kan burgers het idee geven dat de overheid geen oog heeft voor hun leefsituatie, belangen en ideeën. Beide kunnen ten koste gaan van het vertrouwen in de overheid en op lange termijn mogelijk zelfs haar legitimiteit.
Door deze valkuilen bewust te maken en toekomstig beleid hierop te toetsen, kan de afstand tussen de systeemwereld van beleid en de leefwereld van burgers nog beter worden overbrugd.
De drie valkuilen
De drie valkuilen die kunnen leiden tot een slechte aansluiting op de leefwereld van burgers zijn:
Valkuil 1: Stille ideologie– de onuitgesproken of ongetoetste aannames onder beleid.
Valkuil 2: Ideaaldenken – vermenging van ideaalbeeld en realiteitsbeeld in beleid,
Valkuil 3: De optelsom – individuele belangen tellen niet altijd op tot een collectief belang.
In het essay worden de valkuilen toegelicht aan de hand van praktijkvoorbeelden. De auteurs schrijven dat zij hopen dat hun bondige essay en de reflectievragen uitnodigen om als individu of als team aan de slag te gaan met de valkuilen. Zij beargumenteren niet één juiste manier van het inbrengen van ‘het’ burgerperspectief, wél stellen zij dat bewustzijn en kritische zelfreflecties essentieel zijn om wensdenken in beleid te voorkomen. Het uiteindelijke doel is effectiever en legitiemer beleid, doordat het beter aansluit bij de leefwereld van mensen. Van wensdenken naar mensdenken dus.
Downloaden Wensdenken helpt burgers niet – Drie valkuilen voor beleid, door Sabine Peters, Anne Roeters, Wieke Blijleven, Fieke Wagemans en Roel Willems, Sociaal Cultureel Planbureau, 2024: https://beroepseer.nl
Wensdenken helpt burgers niet – Drie valkuilen voor beleid, door Sabine Peters, Anne Roeters, Wieke Blijleven, Fieke Wagemans en Roel Willems, SCP, 29 augustus 2024: www.scp.nl
Voorbeeld: Boemerangbeleid in de jeugdzorg
“In haar promotieonderzoek concludeert Stellaard (2023)*) dat de onderliggende aannames en de beleidsdoelen in het jeugdzorgbeleid de afgelopen veertig jaar nauwelijks veranderd zijn. Dat komt mede door grote verschuivingen in het politieke landschap en de vele pogingen om problemen op te lossen. Dit noemt zij ‘volharding door verandering’. Mensen zijn zo druk bezig met reageren op onbedoelde gevolgen van eerder beleid dat het meer symptoombestrijding wordt, en ze überhaupt niet meer nadenken over de diepere oorzaken van problemen. Bijvoorbeeld omdat die basisprincipes zo vanzelfsprekend zijn geworden, dat ze niet meer herkend worden als aannames”.
*) Stellaard, S. (2023). Boemerangbeleid: Over aanhoudende tragiek in passend onderwijs- en jeugdzorgbeleid. Boom, Den Haag
Tienduizenden mbo-studenten hebben last van prestatiedruk en stress. Ze maken lange dagen en hebben stages in combinatie met volle onderwijsdagen. De meeste mbo’ers krijgen geen stagevergoeding. Bij sommigen zijn er ook spanningen thuis. Dat blijkt uit een onderzoek van het Trimbos-instituut, Expertisecentrum Inclusief Onderwijs (ECIO), expertisecentrum gezondheidsverschillen Pharos, Erasmus SYNC Lab dat onderzoek doet naar het puberbrein, en de Universiteit Utrecht. De groep mbo’ers bestaat uit ruim een half miljoen studenten.
Het rapport met bevindingen van het onderzoek Als je door de bomen het bos niet meer ziet is op 18 september 2024 overhandigd aan koningin Máxima die erevoorzitter is van MIND Us dat zich inzet voor de mentale gezondheid van jongeren, Loes Mulder, secretaris-generaal van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en Adnan Tekin van de MBO Raad. Het is de eerste keer dat op zo’n grote schaal onderzoek is gedaan bij mbo’ers.
Constant balanceren
Het onderzoek is gestart met de hoofdvraag Welke factoren dragen bij aan prestatiedruk en stress van mbo-studenten en welke handelingsperspectieven kunnen deze prestatiedruk en stress voorkomen dan wel verminderen? Een groot deel van de prestatiedruk en stress binnen het mbo kan worden verklaard door een opstapeling van veel (en grote) verantwoordelijkheden. “Mbo-studenten worden geconfronteerd met een voortdurende balansoefening tussen studie, stage, werk en hun thuissituatie”, zegt Lotte Scheeren, manager onderzoeker ECIO. “Dit constante balanceren zonder voldoende rust leidt vaak tot tijdsnood, chaos en verlies van regie, wat de kans op stress en uitputting vergroot”.
Zowel op individueel vlak als op sociaal en maatschappelijk vlak zijn er factoren die de ervaren druk beïnvloeden. Emotionele problemen en gebrek aan controle, maar ook zaken als gebrek aan steun van familie, docenten, vertrouwen in instituties en het ervaren van discriminatie vanwege opleidingsniveau hangen hiermee samen.
Wel 38-40 uur per week
Studenten hebben op het mbo veel contacturen. “Hun volle lesweken, gevuld met onderwijs- en stage-uren, kunnen oplopen tot wel 38-40 uur per week, bovenop een privéleven vol sociale verplichtingen en bijbanen. Het is geen verrassing dat mbo-studenten zich overbelast voelen”, aldus Lotte Scheeren.
Mbo-studenten voelen zich vaak ondergewaardeerd. Ze zeggen te maken te hebben met stagediscriminatie, krijgen soms geen stagevergoeding of zien dat hbo- en wo-studenten een hogere vergoeding krijgen dan zij. Die ongelijkheid ervaren ze ook als ze kijken naar hun toekomst: een lager salaris dan hbo’ers en wo’ers bij hun toekomstige baan.
Jolien Dopmeijer van het Trimbos Instituut: “We zien dat er echt wel veel aan gedaan wordt. Vorig jaar zijn er bijvoorbeeld afspraken gemaakt over het gelijktrekken van stagevergoedingen tussen het mbo, hbo en wo. Maar je kunt bedrijven niet wettelijk verplichten stagiaires te betalen. Er zijn nog steeds situaties waarin mbo’ers aangeven dat ze minder of niks krijgen, terwijl hbo- of wo-studenten wel een bedrag krijgen”.
Over het algemeen is er volgens Dopmeijer wel veel aandacht voor studentenwelzijn binnen het mbo. “Dat was lange tijd meer dan in het hbo en wo, maar de laatste jaren zijn er op deze opleidingsniveaus grote sprongen gemaakt waardoor het mbo is achtergebleven”.
Aanbevelingen
Het rapport beveelt aan te investeren in goede begeleiding van studenten en meer rolmodellen waaraan mbo- studenten zich kunnen spiegelen. Ook het versterken van de vaardigheden van de student zelf en de sleutelrol van de docent worden aanbevolen. Daarnaast vraagt het rapport behalve aandacht voor meer waardering voor mbo-studenten en investering in kansengelijkheid ook aandacht voor de mentale gezondheid van de studenten. Het verminderen van overbelasting en het zoeken naar een balans tussen onderwijs en thuissituatie alsmede bevordering van de waardering van studenten in het mbo, vergroten de kansen op het voorkomen dan wel verminderen van prestatiedruk en stress. In de Werkagenda MBO 2023-2027 is reeds een aantal doelstellingen geformuleerd dat hierop aansluit. Het onderzoek onderschrijft opnieuw het belang van de doelstellingen van de Werkagenda.
Een aanbeveling om de studeerbaarheid te vergroten is om met studenten te kijken naar flexibele persoonlijke onderwijsplannen. Een persoonlijk programma waarbij bepaalde onderdelen op maat ingedeeld kunnen worden kan helpen bij een realistischer draaglast voor studenten die naast hun verplichte onderwijsverantwoordelijkheden ook zwaarwegende verantwoordelijkheden thuis hebben, waaraan niet ontkomen kan worden. Het is van belang dat studenten niet alleen flexibiliteit geboden kan worden, maar ook dat zij ondersteund worden in het komen tot een plan en in de uitvoering daarvan, zodat zij hier zelf (weer) regie in kunnen voeren. Het is ook van belang de financiële draaglast te verminderen. Daarvoor zijn diverse mogelijkheden.
Downloaden Als je door de bomen het bos niet meer ziet, door Jolien Dopmeijer, Lotte Scheeren, Benjamin Bremer, Sophie Sweijen, Loïs Schenk, Taynara Kräme, Trimbos-instituut, ECIO, Pharos, Erasmus SYNC Lab en Universiteit Utrecht, 2023: www.trimbos.nl/
Opstapeling verantwoordelijkheden zorgt voor druk en stress bij mbo-studenten, Trimbos-instituut, 18 september 2024: www.trimbos.nl
Mbo’ers ervaren veel druk: ‘Problemen thuis spelen belangrijke rol’, RTL Nieuws, 18 september 2024: www.rtl.nl
Bij zowel cliënten als professionals in eerstelijnszorg en welzijn is er grote behoefte aan meer aandacht voor zingeving in de hulpverlening. Dat blijkt uit onderzoek onder professionals, cliënten, patiënten en vrijwilligers in eerstelijnszorg en welzijn, uitgevoerd vanuit de Kenniswerkplaats Zingeving. In dit landelijke samenwerkingsverband ontwikkelen opleiders, onderzoekers en professionals kennis over praktijken van zorg voor zingeving thuis en geestelijke verzorging thuis.
“Zingeving is een diepe menselijke behoefte”, zo legt Gaby Jacobs uit, hoogleraar Geestelijke Verzorging van de Universiteit voor Humanistiek en voorzitter van de Kenniswerkplaats. “Het gaat om de vraag naar dat wat er ten diepste toe doet en hoe je je verhoudt tot de wereld. Het is een basisbehoefte die vaak pas in specifieke levensfasen of bij ingrijpende gebeurtenissen opgemerkt wordt.”
Gerichte aandacht
Gerichte aandacht voor zingeving door hulpverleners kan de kwaliteit van leven van patiënten en cliënten verbeteren. Dat was al bekend in de zorg voor mensen rondom het levenseinde (palliatieve zorg), maar de behoefte wordt breder gevoeld, zo blijkt uit onderzoek binnen zeven beroepsgroepen. Het onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte op het gebied van zingeving werd gedaan in huisartsenpraktijken en bij praktijkondersteuners, in de verpleging en verzorging, fysiotherapie en ergotherapie, het sociaal domein, de Jeugdzorg, de GGZ en bij vrijwilligerswerk.
Bevindingen
Elke beroepsgroep heeft zijn eigen onderzoek uitgevoerd. Er is een aantal gemeenschappelijke bevindingen:
Cliënten en patiënten hebben behoefte aan aandacht voor vragen over zingeving; hulpverleners zien hiervan het belang in.
Zicht op zingeving geeft meer inzicht in ondersteuningsbehoefte van cliënten en patiënten.
Bij hulpverleners bestaat vaak wel nog een gebrek aan kennis en vaardigheden hoe hiermee om te gaan.
Aandacht voor zingeving in de hulpverlening helpt ook de professionals zelf, het raakt hun motivatie en professionele ontwikkeling.
Omdat aandacht voor zingeving domein overstijgend is, bevordert het de samenwerking tussen verschillende professionals en terreinen.
Bij zingeving denken professionals vooral aan de alledaagse zingeving. De diepere laag van levensbeschouwing is lastiger te vatten. De mogelijke inbreng van een geestelijk verzorger is vaak nog onbekend.
Zingeving in zorg en sociaal domein: overzicht van kennis
Zeven branches hebben gewerkt aan een kennissynthese over de stand van zaken van de zorg voor zingeving voor bijbehorende specifieke beroepsgroep(en) en doelgroep(en). Bekijk van iedere branche de kennissynthese op: https://kennispleinzingeving.nl/content/66-kennissyntheses-branches
Onderzoek onder professionals en cliënten: meer aandacht nodig voor zingeving in eerstelijnszorg en welzijn, Universiteit voor Humanistiek, 10 september 2024: www.uvh.nl
In de kerstvakantie van 2023/2024 deed hoogleraar Onderwijsrecht Renée van Schoonhoven een oproep op LinkedIn, gericht aan schoolleiders en schoolbestuurders om ‘hun herstelopdracht’ toe te sturen. Daarop volgden circa 45 reacties die de basis legden voor opzet en uitvoering van een onderzoek naar (de rechtmatigheid van) het fenomeen van de herstelopdracht van de Inspectie van het Onderwijs. Een rapport met de uitkomsten van het onderzoek verscheen in juli 2024, getiteld: Een verkenning naar de rechtmatigheid van herstelopdrachten in het funderend onderwijs.
Van Schoonhoven kondigde aan dat er na deze verkenning een vervolg komt: een nadere beschouwing van de uitkomsten in het licht van relevante (juridische) literatuur en recente parlementaire documenten over onderwijstoezicht. Die beschouwing vormt de basis voor de opzet van een vervolgonderzoek.
Monique Marreveld besteedt in het onafhankelijke onderwijsvakblad Didactief uitgebreid aandacht aan het rapport van Van Schoonhoven in haar artikel Jurist geeft inspectie tik op de vingers en schrijft: “Burgerschapsonderwijs is hot. En wie de krant leest, zal beamen dat het belangrijk is van leerlingen burgers te maken die bijvoorbeeld gaan stemmen en naar hun buren omzien. Maar voorjaar 2023 constateerde Piet van der Ploeg*) al dat de onderwijsinspectie onterecht herstelopdrachten burgerschap liet neerregenen op Nederlandse scholen. Zij zou daarbij haar boekje te buiten gaan. Hoogleraar Onderwijsrecht Renée van Schoonhoven (VU) heeft deze en andere herstelopdrachten in kaart gebracht en tegen het licht gehouden. Haar conclusie ondersteunt de stelling van Van der Ploeg: de inspectie lijkt in de overdrive”.
Niet in de haak
Marreveld vervolgt: “Via LinkedIn en middels een steekproef verzamelde Van Schoonhoven 85 inspectierapporten uit 2023, op school- en op bestuursniveau. Ze turfde de inspectieoordelen, het aantal herstelopdrachten en de belangrijkste thema’s waarop scholen aan de slag moesten. De herstelopdrachten die scholen en besturen kregen, vergeleek ze vervolgens met criteria waaraan een herstelopdracht zou moeten voldoen volgens wet- en regelgeving.
Kort en goed luidt Van Schoonhovens voorlopige conclusie in krap 40 pagina’s dat de inspectie te ver is gegaan. Ze is alleen bevoegd herstelopdrachten te geven als scholen of besturen de deugdelijkheidseisen níet naleven. Maar als er ruimte is voor verbetering, moet ze ruimte laten voor een eigen invulling van de school en mag ze na ten hoogste één jaar onderzoeken of er verbeteringen zijn gerealiseerd. Meer niet. Ze moet de professionele pedagogisch-didactische ruimte van scholen respecteren om zelf handen en voeten te geven aan verbetering. Een herstelopdracht met een dreiging van sancties is juridisch gezien niet in de haak als niet is vastgesteld dat deugdelijkheidseisen zijn overtreden”.
In het in april 2024 verschenen Rapport De Staat van het Onderwijs 2024 van de Inspectie van het Onderwijs staat dat burgerschapsvorming belangrijk voor leerlingen én de samenleving is: “Daarom neemt goed burgerschapsonderwijs een steeds belangrijkere plek in het onderwijs in”. Dat is waarschijnlijk de reden dat de inspectie steeds meer steekproeven neemt en een ruime meerderheid van de scholen een of meerdere herstelopdrachten krijgt voor basisvaardigheden. Voor burgerschap kreeg zelfs meer dan 60% van de scholen een herstelopdracht.
Vanaf 1 augustus 2021 gelden nieuwe wettelijke eisen voor bevordering van burgerschap in het (speciaal) basisonderwijs, voortgezet onderwijs en speciaal onderwijs. Deze wettelijke opdracht om ‘actief burgerschap en sociale cohesie’ te bevorderen, verduidelijkt de burgerschapsopdracht uit 2006.
Wettelijke grondslag ontbreekt
De VO Raad – vereniging van scholen in het voortgezet onderwijs – schreef direct na publicatie van het rapport: “Uit dit onderzoek bleek dat de door de inspectie gegeven herstelopdrachten in 2023 op veel verstrekte thema’s – zoals kwaliteitszorg, burgerschap of een ononderbroken ontwikkelingsproces – niet of slechts ten dele een basis vinden in een deugdelijkheidseis. De conclusie in de verkenning is daarom dat een deel van de herstelopdrachten niet altijd rechtmatig is; een wettelijke grondslag ontbreekt. De inspectie maakt hierbij in haar oordelen gebruik van impliciete, eigen normen, zonder daarbij de norm te expliciteren. Bijvoorbeeld als het gaat over de wijze waarop het bevoegd gezag de kwaliteitszorg heeft ingericht of over de vraag of het aanbod voor burgerschapsonderwijs voldoende of onvoldoende doelgericht of samenhangend is”.
Ook blijkt dat herstelopdrachten worden gegeven als een school het oordeel voldoende of goed van de inspectie heeft gekregen.
Marreveld besluit haar artikel met erop te wijzen dat Van Schoonhoven te horen kreeg van schoolleiders en bestuurders dat het al dan niet krijgen van een “herstelopdracht afhankelijk is van de persoon van de inspecteur/regio (‘de ene doet het wel, de andere niet’; ‘wij kregen ‘m wel maar verderop een school van hetzelfde schoolbestuur dat precies hetzelfde doet, niet’) en van het tijdsgewricht (‘twee jaar terug niet, nu wel; in de tussentijd is er niets gewijzigd’). Soms werd een herstelopdracht ingetrokken, als een schoolbestuurder enkele keren belde met de inspecteur in kwestie”.
Ongeoorloofde vermenging
Het lijkt behoorlijk willekeurig dus, merkt Monique Marreveld in haar artikel op. De vraag rest dan hoe serieus de herstelopdracht eigenlijk was? We hebben te maken met een ongeoorloofde vermenging van toezichthoudende en stimulerende taken. Pas bij niet-naleving van de wettelijke deugdelijkheidseisen kan er sprake zijn van een herstelopdracht.
De VO-raad vindt het belangrijk dat op basis van Van Schoonhovens verkenning spoedig vervolgonderzoek plaatsvindt. Dat is van belang in het licht van het lopende wetstraject van de actualisering van de deugdelijkheidseisen en de beoogde herziening van het onderzoekskader van de inspectie die in 2027 in werking moeten treden.
Van Schoonhoven heeft begin september 2024 aangekondigd op LinkedIn dat ze de komende maanden wil nagaan hoe het staat met herstelopdrachten in het MBO. Voorts gaat zij “inzoomen op de vraag hoe de huidige onderzoekskaders (dus niet enkel ‘de herstelopdracht’) zich verhouden tot het relevante wettelijk kader en daarbij een vergelijking maken met het juridisch instrumentarium waarmee enkele andere rijksinspecties werken”.
Noot *) Piet van der Ploeg is lector bij Academica University of Applied Sciences in Amsterdam en universitair hoofddocent bij de Rijksuniversiteit Groningen
Downloaden: De herstelopdracht doorgelicht. Een verkenning naar de rechtmatigheid van herstelopdrachten in het funderend onderwijs, door prof. dr. mr. R. van Schoonhoven, Vrije Universiteit, Amsterdam,14 juli 2024: https://beroepseer.nl
«Iedereen begrijpt dat deze extreme bezuinigingen van meer dan een miljard euro onherstelbare schade zullen toebrengen aan de Nederlandse samenleving».
«We accepteren niet dat het hoger onderwijs wordt gebruikt als pinautomaat. Als het kabinet de bezuinigingsplannen doorzet, zullen zwaardere acties volgen».
Honderden demonstranten kwamen maandagochtend 2 september 2024 naar het Domplein in Utrecht voor een ‘alternatieve opening’ van het Academisch Jaar 2024, georganiseerd door elf organisaties uit het hoger onderwijs*). Weg met de bezuinigingen, was de boodschap.
Elk jaar op de eerste maandag van september viert de universiteit samen met in- en extern publiek de opening van het nieuwe studiejaar. Een academisch jaar loopt van september tot september. Naast de klassieke opening van het Academisch Jaar op de universiteiten, is er sinds 2019 ook een Alternatieve Opening van het Academisch Jaar. De eerste, nog Ware opening van het Academisch Jaar genoemd, werd in 2019 gevierd in de binnenstad van Leiden op initiatief van WO in Actie in samenwerking met diverse hoger onderwijsorganisaties. WO in Actie, ontstaan in 2018, is een beweging die opkomt voor de belangen van het universitair onderwijs en de verwevenheid met wetenschappelijk onderzoek, dat door forse, langdurige bezuinigingen onder grote druk staat.
Volgens oprichter Rens Bod van WO in Actie zijn er thans straffe acties nodig. “Niet een paar uur staken op een willekeurige dag, maar bijvoorbeeld stoppen met tentamens nakijken”. Op 14 november staat er een grote actie gepland.
Hoogste bijdrage aan de arbeidsproductiviteit.
Voorzitter Jouke de Vries van het college van bestuur van Rijksuniversiteit Groningen (RUG) zei op de opening van het Academisch Jaar dat de universiteiten de onderhandelingen met minister Eppo Bruins van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) over omvangrijke bezuinigingen hebben stopgezet: “Het kabinet wil meer dan een miljard bezuinigen op het hoger onderwijs. Voor de Rijksuniversiteit heeft dit tot gevolg dat in het zwartste scenario er de komende jaren 80 miljoen euro moet worden bezuinigd. Dat is tien procent van de totale begroting. Dat lukt niet meer met de kaasschaaf, dan zullen er fundamentele keuzes moeten worden gemaakt”.
Hoe minister Bruins de ruim 1 miljard aan bezuinigen wil verdelen, is nog niet bekend. Maar volgens De Vries is duidelijk dat het pijn gaat doen: “Dit betekent een enorme aanslag op de universiteiten”. De Vries zei ook dat “bezuinigen op het onderwijs in het algemeen en het hoger onderwijs in het bijzonder volgens economen niet verstandig is omdat de toegevoegde waarde daar het hoogst is. Onderwijs en innovatie leveren de hoogste bijdrage aan de arbeidsproductiviteit”.
Minstens vijfduizend banen op de tocht
Caspar van den Berg van Universiteiten van Nederland, de koepelorganisatie van de veertien publieke universiteiten van Nederland, zei: “Het kabinet schiet zichzelf in de voet met deze bezuiniging. Er staan minstens vijfduizend banen op de tocht door de plannen van dit kabinet. Alles wat nu wordt afgebroken, krijgen we misschien wel nooit meer terug”.
De klap wordt niet alleen gevoeld op de universiteit, maar ook in het hbo: “Wij staan hier vandaag samen, met jullie”, aldus Maurice Limmen, voorzitter van de Vereniging Hogescholen. Hij wijst op de aangekondigde langstudeerboete**) en hoe die nu al doorwerkt in de overwegingen om al dan niet voor een bepaalde studie te kiezen. “Ook in het hbo maken heel veel mensen zich hier grote zorgen over. De schade van de aankondiging van de langstudeerboete is er al”. De strafmaatregel, waarmee de coalitie bijna 300 miljoen euro per jaar wil besparen, is volgens hem oneerlijk. “Het raakt juist de studenten die niet naar huis kunnen bellen naar ouders met een dikke portemonnee”.
69 procent vindt het een slecht idee
Niet alleen universiteiten en het hoger beroepsonderwijs vinden de bezuinigingen een slecht idee. Dat blijkt uit een representatief onderzoek van onderzoeksbureau Dynata onder duizend Nederlandse kiezers in opdracht van Universiteiten van Nederland. 69 procent vindt het een slecht idee dat de regering wil bezuinigen op universiteiten en wetenschap. Van de kiezers van de regeringspartijen – PVV, VVD, NSC, BBB – vindt 62% de bezuinigingen een slecht idee. Niet eerder heeft een kabinet zulke grote bezuinigingen op wetenschap en onderwijs voorgesteld.
Minister Eppo Bruins van OCW beantwoordde op 29 augustus 2024 Kamervragen over de grote gevolgen van de geplande bezuinigingen op onderzoek en wetenschap. Het Tweede Kamerlid Stultiens (GroenLinks-PvdA) had de vragen schriftelijk gesteld in juli 2024. “Ik begrijp de zorgen die de bezuinigingen met zich meebrengen”, aldus Bruins: “Bij de uitwerking van het kabinetsbeleid neem ik alle signalen mee”.
Gestart met campagne
Een groep wetenschappers van Universiteit Leiden is in juli 2024 gestart met een campagne tegen de geplande bezuinigingen op universiteiten: “Deze zijn verwoestend en dreigen essentiële opleidingen, faculteiten en zelfs hele universiteiten te laten verdwijnen. Dit zal cruciale kennis en inzichten voor de Nederlandse maatschappij vernietigen, nu en in de toekomst”. Doel van de campagne is beleidsmakers, journalisten, Kamerleden en het algemene publiek informeren over de verwoestende impact van deze bezuinigingen en hen mobiliseren om actie te ondernemen. Lees meer over de campagne op de site van Universiteit Leiden: www.universiteitleiden.nl/
Noten *) De elf organisaties: Algemene Onderwijsbond (AOb), vakbond FNV, Landelijke beweging van universitaire medewerkers en studenten WOinActie, APNet, De Jonge Akademie, Landelijke Studentenvakbond (LSVb), Interstedelijk Studenten Overleg (ISO), Promovendi Netwerk Nederland (PNN), actiegroep 0.7 die pleit voor een eerlijke werkomgeving voor flexwerkers aan universiteiten, CasualAcadem die paal en perk wil stellen aan tijdelijke docentposities, en PostdocNL.
**) De langstudeerboete (of langstudeermaatregel) – in te voeren vanaf collegejaar 2026/2027 – houdt in dat wanneer een student meer dan één jaar langer over een opleiding doet dan is toegestaan. 3.000 euro extra collegegeld moet betalen.
Nederland vooruit. Onze universiteiten en wetenschap helpen Nederland vooruit. Stop de bezuinigingen op universiteiten en wetenschap, Universiteiten van Nederland: www.universiteitenvannederland.nl/nederlandvooruit
Downloaden Onderzoeksrapport draagvlakonderzoek bezuinigingen wetenschap, in opdracht van Universiteiten van Nederland: www.universiteitenvannederland.nl
Antwoorden op Kamervragen over de grote gevolgen van de geplande bezuinigingen op onderzoek en wetenschap, Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 29 augustus 2024: www.rijksoverheid.nl
Hieronder video Help Nederland vooruit. Stop bezuinigingen op onze universiteiten en wetenschap
Foto helemaal bovenaan: Actievoerders op het Domplein in Utrecht op 2 september 2024 – 11.00 en 13.00 uur – die zich verzetten tegen de rampzalige bezuinigingen in het hoger onderwijs. Niet alleen studenten, staf en vakbonden maar ook universiteitsbestuurders van bijvoorbeeld de VU, de UvA en de UU namen deel aan het protest.
De grootste groep Nederlanders (58%) vindt dat het met hun land (duidelijk) de verkeerde kant opgaat; 55% van de burgers geeft politiek Den Haag een onvoldoende. Over de economie en de eigen financiën zijn mensen minder pessimistisch dan in de (na)zomer van 2023. Immigratie, de politiek en inkomen zijn de meest genoemde maatschappelijke problemen. Andere veelgenoemde zorgen gaan over het tekort aan betaalbare woningen en de manier van samenleven.
Daarnaast vindt bijna de helft van de Nederlanders (43%) dat de overheid onvoldoende naar burgers luistert en bijna 60% vindt dat de politiek onvoldoende opkomt voor mensen zoals zij. Daardoor is het vertrouwen van mensen in de politiek laag. Mensen verwachten van politici dat zij weten wat er speelt en bij het maken van keuzes laten zien dat ze verschillende belangen afwegen. Politici zouden volgens burgers beter kunnen weten wat er speelt door meer het land in te gaan en door inspraak te organiseren.
Dit zijn de conclusies uit nieuw onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) van 3 september 2024. Het is het 60e bericht van het Continu Onderzoek Burgerperspectieven (COB), waarin het SCP sinds 2008 de Nederlandse publieke opinie volgt en duidt.
Ondanks een lichte stijging rond de Tweede Kamerverkiezingen in november 2023 en bij de aankondiging van het kabinet Schoof in juni 2024 hebben veel Nederlanders al sinds 2021 weinig vertrouwen in de politiek. Mensen vinden dat de politiek weinig bereikt en maken zich daar zorgen over. Ze verwachten oplossingen voor ingewikkelde opgaven.
Onvoldoende aandacht
Volgens een (ruime) meerderheid van de Nederlanders is er onvoldoende aandacht voor de belangen van mensen met lagere inkomens, mensen die buiten de Randstad wonen, jongeren, voor mensen met een beperking, basis- en mbo-opgeleiden en ouderen. Ook houdt de politiek te weinig rekening met ‘gewone mensen’, ‘hardwerkende Nederlanders’ of ‘middengroepen’. Voor rijke mensen, mensen in de Randstad en hbo- en wo-opgeleiden is er volgens velen genoeg of zelfs te veel politieke aandacht.
Mensen willen politici die in nauw contact staan met de bevolking
Mensen die zich niet gehoord voelen door de politiek, hebben minder vertrouwen in die politiek en zijn minder tevreden met de democratie dan mensen die wel vinden dat er voldoende geluisterd wordt. Je niet gehoord voelen leidt bij sommigen tot gevoelens van boosheid, frustratie of machteloosheid, en bij anderen tot gelatenheid.
Om ervoor te zorgen dat burgers zich meer gehoord voelen, moeten politici volgens burgers het land in gaan. Ook vinden mensen dat politici (partij)bijeenkomsten en inspraak moeten verzorgen. Veel burgers lijken te verlangen naar een aandachtige politiek die in nauw contact staat met de bevolking. Hoewel we uit SCP-onderzoek weten dat juist mensen die zich niet gehoord voelen in de praktijk minder vaak meedoen aan inspraak, denken mensen toch dat het kan helpen om ervoor te zorgen dat politici beter naar hen luisteren.
Goed luisteren bij besluitvorming
Bij het nemen van politieke besluiten voelen mensen zich meer gehoord als volksvertegenwoordigers laten zien dat ze het publieke debat en de discussie in de media hebben gevolgd en daarbij verschillende perspectieven hebben afgewogen. Met andere woorden: dat ze hebben moeten ‘wikken en wegen’. Ook vinden mensen vaker dat er naar burgers is geluisterd als politici een referendum organiseerden om tot hun besluit te komen.
Mensen voelen zich meer gehoord als ze het eens zijn met de uitkomst. Maar als politici laten zien dat ze het publieke debat volgen, perspectieven afwegen of een referendumuitslag volgen vinden ook mensen die het niet met de uitkomst eens zijn vaker dat er voldoende geluisterd is. Daarnaast zijn mensen die zich meer gehoord voelen, meer geneigd de uitkomst van beleid te accepteren. Dat is ook zo als het besluit niet in lijn is met hun wensen.
Taak kabinet: toon het wikken en wegen
Om het lage vertrouwen in de politiek te herstellen, is het ook belangrijk dat er concrete resultaten worden geboekt rond vraagstukken zoals migratie, de zorg en het klimaat. Uit SCP-onderzoek blijkt dat mensen hierbij hoge verwachtingen hebben van de politiek, maar wel sterk verschillen van mening over wat ze belangrijk vinden en welke oplossingen ze willen. Aan de politiek de taak om de tegengestelde wensen en belangen die er spelen (tussen mensen onderling, of tussen burgers en politici) te doorzien en benoemen. Daarbij is het belangrijk dat politici de dilemma’s schetsen waarvoor ze staan, maar ook aangeven dat er grenzen zijn aan wat ze kunnen bereiken. Er zijn immers (Europese) afspraken en financiële kaders waar rekening mee moet worden gehouden. Door het democratisch proces van wikken en wegen van belangen en waarden inzichtelijk te maken kunnen zij ook richting geven aan het politieke en maatschappelijke debat.
Hoofdstuk 3 verkent wat Nederlanders van politici verwachten en hoe politici volgens hen beter zouden kunnen luisteren. Met andere woorden, hoe denken mensen dat we de representatieve democratie kunnen versterken?
Misschien is het allemaal een stuk eenvoudiger dan we denken: weer leren communiceren met elkaar is essentieel.
Mark Schenkels geeft op Zorgvisie een voorbeeld van doelloze bureaucratie: de ‘aanwijzing niet-beïnvloedbare factoren verpleeghuiszorg’ (NBF). Schenkel is manager Planning & Control bij Brabant Zorg.
In een brief van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), gericht aan minister De Jonge van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) van 28 mei 2019 staat dat de NZa twee maanden eerder, in maart 2019, een advies heeft gegeven op basis van een analyse
“over de bekostiging van de verpleeghuiszorg. In het onderzoek zien wij indicaties dat er in sommige regio’s kostenverhogende omstandigheden zijn, terwijl er landelijk een maximum tarief geldt waarvoor goede zorg moet worden geleverd. De gevonden niet-beïnvloedbare factoren (nbf) in dit onderzoek zijn (groot)-stedelijkheid en de sociaal-economische status van de wijk. Deze hangen samen met extra verzuim. Daarnaast zien we samenhang tussen grootstedelijkheid en enkele andere kenmerken, zoals personeel in loondienst. Dit kan het gevolg zijn van minder beschikbaar personeel door verzuim.
In aanloop naar de voortgangsrapportage die u op 21 mei 2019 naar de kamer heeft verstuurd, heeft u ons verzocht om de financiële impact te verkennen wanneer de nbf in de bekostiging van 2020 meegenomen worden. In de bijlage treft u deze uitwerking aan”.
We zijn inmiddels vijf jaar verder. Het blijkt dat de financiële impact van deze ‘aanwijzing’ marginaal is. Vandaar dat Schenkels deze aanwijzing typeert als een voorbeeld van doelloze structurele bureaucratie. Hij noemt drie redenen waarom de aanwijzing overbodig is: de financiële impact is marginaal, het veronderstelde verschil in verzuimcijfers is er niet en ook in financieel-geografische zin is een verschuiving van gelden van niet-grootstedelijke regio’s naar grootstedelijke regio’s onnodig.
Lees het hele artikel Opinie: ‘Hoera’ voor de aanwijzing niet-beïnvloedbare factoren, door Mart Schenkels, Zorgvisie, 30 augustus, 2024: www.zorgvisie.nl/ Zorgvisie is het online platform voor beleid en management in de zorg
Downloaden brief van NZa aan minister De Jonge van VWS, 28 mei 2019: https://beroepseer.nl/
“De hofnar was vroeger de enige die de koning de onverbloemde waarheid kon vertellen. Ik heb als missie om de rol van de hofnar terug te brengen in het huidige bedrijfsleven. Want wie houdt de koningen van nu een spiegel voor?” Volgens Juri Hoedemakers “kunnen we veel leren van de aanpak van de aloude hofnar. Zeker in deze tijden is vrijmoedig spreken superbelangrijk”.
Internationaal een nieuwe beweging
Maar wie was die hofnar eigenlijk? En wat kan hij betekenen in de huidige werkomgeving? Dat is heel veel. Aan de ene kant leven we in een tijd van meldingen over grensoverschrijdend gedrag, machtsmisbruik en angstculturen en aan de andere kant in een tijd van toenemende (zelf)censuur op vrije meningsuiting. Na de Franse Revolutie is de hofnar nagenoeg uitgestorven. Inmiddels is er internationaal een nieuwe beweging ontstaan, gebaseerd op dit oude fenomeen.
Hoedemakers won in 2020 de Scriptieprijs van de Rotterdam School of Management met zijn scriptie over de waarde van de hofnar in moderne organisaties. In 2021 publiceerde hij zijn op deze scriptie gebaseerde boek Gezocht: Hofnar – Reflectie voor leiders en leidinggevenden dat meer dan twee maanden in de Top 10 van de boekensite voor managers – Managementboek – heeft gestaan en in 2022 werd genomineerd voor de verkiezing van Managementboek van het Jaar.
Vanaf september 2021 is Hoedemakers bezig met promotieonderzoek naar de herwaardering van de hofnar in de huidige maatschappij aan de Erasmus Universiteit. In oktober 2021 is hij aangesteld in de functie van hofnar bij het IT-bedrijf AFAS Software. Ook andere bedrijven schakelden Hoedemakers in als hofnar, waaronder de Gemeente Den Haag, de Archipel Zorggroep en SDW Zorg.
Pleidooi voor tegenspraak
In 2023 verscheen Handboek Hofnar met ondertitel: Doorbreek machtspatronen en wensdenken door je organisatie een spiegel voor te houden. Een recensent noemde het boek ‘een terecht pleidooi voor tegenspraak’. In hetzelfde jaar kwam Reflecteren met de hofnar uit, geschreven met orthopedagoog Lida Nijgh, en vooral geschikt voor hbo-studies – sociale sector, verpleegkunde en pedagogiek – die op enige manier aandacht besteden aan reflectie.
Het grote verschil met organisatieadviseurs, stelt Hoedemakers, is dat zij verwachten dat hun adviezen worden overgenomen. Daarnaast hebben zij zelf belangen, zoals het desbetreffende bedrijf of de organisatie als klant houden. De hofnar spiegelt slechts en wil dat zijn woorden tot nadenken stemmen. Hij praat ook met iedereen van hoog tot laag, snuffelt overal rond en houdt geen rekening met belangen. Zijn doel is de zaak verder brengen vanuit een positieve intentie. Hij moet denken buiten elk kader dat ooit is neergelegd en vragen stellen, vragen stellen, vragen stellen. De waaromvraag minimaal duizend keer, omdat die leidt tot de ware beweegredenen van de medewerkers. ‘Wees authentiek, oprecht en waarlijk belangstellend’ is zijn leus.
Hoedemakers maakt duidelijk dat meestal sprake is van een showroomantwoord (het plaatje/verhaal voor de buitenwereld) en een winkelantwoord (het interne beeld/verhaal). Voor het totaalplaatje praat de hofnar daarom graag met mensen uit drie doelgroepen: werknemers, ex-werknemers – die immers vrijuit kunnen praten – en buitenstaanders.
Het Narrengilde
Omdat Hoedemakers het als zijn missie ziet om het gedachtegoed van de hofnar verder uit te dragen, heeft hij samen met bedrijfskundige en leiderschapscoach Tim de Zeeuw het Narrengilde opgericht waarin nieuwe professionele narren wordt geleerd om leidinggevenden en hun organisatie te spiegelen, op zoek te gaan naar hun werkelijkheid en het bewustzijn van de werkelijkheid te vergroten. Eigenlijk net als het kwaliteitsgilde van vroeger. Inmiddels zijn er al 51 profnarren opgeleid.
In de video hieronder vertelt Hoedemakers hoe hij een moderne hofnar is geworden en over de oprichting van het Narrengilde. Duur 8 min.
Hofnar keert terug als profnar om werkvloer veiliger te maken, NOS Nieuws, 10 augustus 2024: https://nos.nl
Een hofnar om de werkvloer veiliger te maken, EUR, 21 augustus 2024: www.eur.nl
Het effect van je gedrag: bewustwording in je bedrijf organiseren volgens Juri Hoedemakers (Drs. Hofnar), De ondernemer, 22 februari 2022: www.deondernemer.nl
We hebben weer hofnarren nodig om tegenkracht te bieden, door Lucas Meijs, Juri Hoedemakers, Philine van Overbeeke, Sociale Vraagstukken, 28 april 2021: ww.socialevraagstukken.nl/
«Richard ging bellen en uiteindelijk kreeg hij het voor elkaar om toch in een zorghotel terecht te komen. Daar werd tegen hem gezegd dat hij revalidatie had moeten krijgen, omdat hij er zo slecht aan toe was».
Wie in een ziekenhuis belandt, dient te beseffen dat efficiëntie de boventoon voert en dat je als patiënt het ziekenhuis weer zo snel mogelijk moet verlaten. Nederland heeft namelijk een heel korte ligduur. Met 4,5 dag de kortste gemiddelde ligduur van heel Europa. Die korte ligduur veroorzaakt veel ellende. Op papier is ontslag uit het ziekenhuis goed geregeld, maar de patiënten moeten wel ergens heen. De transferverpleegkundigen – de zorgmedewerkers die patiënten het ziekenhuis uit begeleiden – zien hun werk de afgelopen jaren moeilijker worden, soms haast onmogelijk. Er is sprake van een onhoudbare situatie.
Onderzoek VN
Bas le Cointre, Hanna Hosman en Roos Zonneveld doken in de problematiek en onderzochten voor opinieblad Vrij Nederland of de situatie kan worden verbeterd. In hun artikel Nazorgnood in Nederlandse ziekenhuizen staan diverse voorbeelden van patiënten die te snel ontslagen werden uit het ziekenhuis. VN sprak met hen, alsmede met transferverpleegkundigen, zorgverzekeraars, huisartsen, zorgorganisaties en hoogleraren.
Een toenemend aantal patiënten blijkt niet meer te passen in het strak geregisseerde Nederlandse zorgsysteem. Dat leidt ertoe dat het overplaatsen van patiënt naar huis of naar een zorghotel soms weken of in het uiterste geval maanden vertraging oploopt. Kostbare tijd en ruimte voor het ziekenhuis: als een patiënt echt nergens heen kan, blijft een bed soms twee weken bezet.
De huisartsen
De auteurs schrijven dat “de zorg zegt goed georganiseerd te zijn, maar is dat bij thuiskomst vaak niet”. Het is een van de vele reacties uit een landelijke enquête onder huisartsen. “Huisartsen zijn relatief kritisch als het gaat om de communicatie met ziekenhuizen”, vertelt onderzoeker Neil van der Veer van onderzoeksbureau Newcom. Hij onderzocht in 2022 op verzoek van de Nederlandse Vereniging Ziekenhuizen hoe huisartsen naar de samenwerking kijken. Het blijkt dat 85 procent van de Nederlandse huisartsen vindt dat ziekenhuizen niet goed met ze samenwerken. Ruim de helft van de huisartsen heeft het gevoel dat patiënten bij hen over de schutting worden gegooid. “Er gaan vaak patiënten met onvoldoende zorg naar huis, en dan vaak ook nog op vrijdagmiddag”, staat in het onderzoek. “Het komt regelmatig voor dat patiënten ontslagen worden zonder dat er goede nazorg is”.
Teveel schijven
Patiënten worden ontslagen zonder dat de huisarts ervan op de hoogte is. Verpleegkundig specialist bij een huisartsenpraktijk, Saskia Kobes, vertelt dat er snel wordt gezegd: ga maar weer naar huis. Zij komt regelmatig voor verrassingen te staan als een patiënt na een ziekenhuisopname ineens hun hulp nodig heeft. “Waar het mis gaat is bij oudere patiënten of mensen met een verstandelijke beperking. Ze worden vaak ontslagen zonder ook maar iets aan de huisarts te vertellen”. Als Kobes probeert met het ziekenhuis duidelijke afspraken te maken, krijgt ze te horen: ‘Sorry, samenwerken met huisartsen doen we niet, dan moeten we met te veel schijven rekening houden’. We slaan door in efficiëntie. Er staat een bepaalde ligduur voor een patiënt en langer dan dat mag niet”.
Een patiënt thuis is namelijk goedkoper dan in het ziekenhuis.
Niet langer dan twee dagen
Vroeger lag iemand na een heupoperatie makkelijk twee weken in het ziekenhuis Nu is dat vaak niet langer dan twee dagen. Dat leidt tot onbegrip, zowel bij patiënten als familie. Transferverpleegkundigen vertelden aan Vrij Nederland dat ze regelmatig te maken hebben met verbale agressie. Cynthia Stevens van transferbureau van het Gelre ziekenhuis vertelt wat een zoon zei: “U jaagt mijn moeder zo de dood in, als ze nu al naar huis moet”.
De toekomst
De verwachting voor de toekomst is een tekort aan werknemers in de zorgsector. Volgens een prognose van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport: 190.000 mensen. In 2015 waren er voor elke hulpbehoevende vijftien potentiële mantelzorgers, in 2040 zijn dat er nog maar vijf.
Het huidige zorgsysteem is niet houdbaar, aldus Joyce Kranendonk, voorzitter van de beroepsvereniging V&VN. Transferverpleegkundigen. “Zorgverzekeringen kijken aan het eind van het jaar welke organisaties efficiënt werken en welke niet. Met de ‘slecht presterenden’ maken ze dan voor het vervolg minder snel afspraken. En dus wordt aan de deur kritisch gekeken: kunnen we deze patiënt wel snel oplappen?”
Lees het hele artikel Nazorgnood in Nederlandse ziekenhuizen: ‘U jaagt mijn moeder de dood in als ze nu naar huis moet’, door Bas le Cointre, Hanna Hosman en Roos Zonneveld, Vrij Nederland, jaargang 84, no 7, 2024.
Vrij Nederland, 15 augustus 2024: www.vn.nl
«Wie slaagt voor de traplooptest, is fit genoeg om naar huis te gaan: De fysio sleurde me twee keer van de trap af, en concludeerde dat ik voor mezelf kon zorgen»