Skip to main content

Redactie Beroepseer

Congres Participatie-economie: Vertrouwen en doorzettingsvermogen cruciaal voor initiatieven

Het Nationaal Laboratorium participatie-economie dat op 26 november 2013 in Amsterdam plaatsvond, leverde veel debat op over de voorwaarden en risico’s van sociale firma’s en burgerinitiatieven. Voor het nemen van initiatieven blijken vertrouwen en doorzettingsvermogen cruciaal te zijn.
Het laboratorium was onderdeel van de jaarlijkse Amsterdamse Participatiemarkt.

De middag was georganiseerd door Stichting Eropaf! in samenwerking met De Omslag (netwerkorganisatie voor vraagstukken op het gebied van participatie en werk), de Vrijwilligersacademie en de Hogeschool van Amsterdam.
Stichting Eropaf! is een kleine organisatie die de professionele oriëntatie op de leefwereld van burgers en het opereren in de frontlinies van de samenleving wil stimuleren.

Op het programma stonden presentaties van Albert Jan Kruiter van het Instituut voor Publieke Waarden; Jos van der Lans, publicist en medeoprichter van Eropaf!; en Martin Stam, lector Outreachend werken en innoveren, alsmede een debat over initiatieven als de Noorderparkkamer, de Broodfondsmakers, Foor El-Qaar, Rainbow Popcorn, de Vrijwilligersacademie en Stichting MOI. Er namen circa 250 deelnemers deel aan het laboratorium.

“Er bestaat helemaal geen participatie-economie”

Albert Kuitert schetste in zijn presentatie hoe de overheid steeds centralistischer is geworden en daarmee mensen uitsluit: “Er bestaat helemaal geen participatie-economie”. Om tot succesvolle burgerinitiatieven te komen zijn overheid, markt en samenleving alle drie nodig, betoogt hij. Gemeenten zouden burgerinitiatieven echt moeten gaan waarderen.
“Gemeenten hebben de neiging die initiatieven dood te knuffelen. Vaak zijn ze goedkoper dan als de gemeente het doet. De overheid zou zich moeten opstellen als co-financier. Bijvoorbeeld door een initiatief om te rekenen naar de waarde van vrijwilligerswerk. Ook zou de overheid zijn burgers niet in de weg moeten zitten. 80 procent van de regels waar u mee te maken krijgt worden niet in Den Haag gemaakt, maar staan in gemeentelijke beleidsprotocollen. Toon aan dat je het zelf goedkoper kunt. Ga er vooral op af!”.
“Burgerinitiatief is vaak goedkoper, betrokkener, legitiemer. Neem iemand in de schuldsanering die zijn auto moet verkopen. Alleen zijn twee gehandicapte dochters moeten nu wel met de taxi naar school en dat kost de gemeente weer € 6000 per jaar. Dan was de oude Daihatsu waar de vader in reed, per jaar nog goedkoper”.

Jos van der Lans beweerde in zijn betoog dat burgerinitiatieven voortkomen uit kritiek op de grote systemen, op de instituties die op een grote afstand staan: “Gaat u maar even mee terug naar 1966, de tijd voor de geïnstitutionaliseerde jeugdzorg, toen de jeugd- en pleegzorg nog grotendeels op vrijwilligers draaide. Toen
kwam mijn generatie aan de macht en wij wilden de hulpverlening professionaliseren. Die professionals zijn vervolgens het hele terrein van de verzorgingsstaat gaan bezetten”.

“Professionals in het sociale domein hebben niet meer het monopolie op oplossingen”

Volgens Van der Lans is dit professionele verzorgingsdenken uiteindelijk ontaard in excessen als de stopwatchzorg van grote zorgorganisaties: “Nu zien we de beweging dat professionals weer loskomen uit de instituties, eropaf gaan, weer dichter bij mensen komen. Ook de instituties openen zich veel meer. Professionals in het sociale domein hebben niet meer het monopolie op oplossingen. Burgerkracht en eigen kracht-conferenties leiden tot een ander besluitvormingsmodel. Professionals moeten een nieuwe houding van dienstbaarheid hebben. De verzorgingsstaat heeft mensen geïndividualiseerd. We zijn niet meer geneigd om mensen in een context te zien.”

“Verzorgingsstaatconsumenten”

Martin Stam ziet ‘parallelle universums’ die bestaan tussen de voorhoede van de sociaal-doe-het-zelvers en de achterblijvers aan de onderkant van de verzorgingsstaat. Stam vertelt over zijn onderzoek onder mensen met afstand tot de arbeidsmarkt: tienermoeders, dak- en thuislozen, ex-psychiatrische patiënten: “Hoe krijgen we deze verzorgingsstaatconsumenten uit hun cocon? Dan zijn er meer investeringen in het sociale domein nodig en moeten we minder medicaliseren, psychiatriseren, juridiseren en minder specialiseren. Dan is het sociale domein het laboratorium, waarin we weer moeten ontdekken hoe het principe van ‘do-it-with-me’ werkt. Hoe doe je het dan samen?”

Een deelneemster uit de zaal reageerde op Stams beweringen en zei: “De opening van uw betoog is verrassend clichématig. U stelt de creatieven die alles zelf oplossen tegenover de inactieven die er aan de haren niet bij te slepen zijn”.
Martin Stam: “Ik zet die groepen tegenover elkaar en zeg vervolgens: je hoeft er niet zo bang voor te zijn, want ook de kwetsbare groep wil de gelegenheid hebben zijn talenten te ontwikkelen. Ik wilde het ‘Yes we can’-gevoel van het sociaal doe-het-zelven relativeren. Wij komen heel veel groepen tegen die dat gevoel helemaal niet hebben”.

Aan het slot van de middag waarschuwde Senna Boeteba van VSB-fonds en Start Foundation niet te licht te denken over de bedrijfsmatige kant van doe-het zelf-initiatieven. Zij ziet veel initiatieven van zorgorganisaties mislukken: Als sociale ondernemer moet je veel meer moeite doen om break even te draaien. Je moet namelijk opereren in een jungle aan regels. Er is een duurzaam verdienmodel nodig. Dat vind je niet zomaar, ga op zoek naar partners, stakeholders die je daarbij helpen”.

Na afloop twitterde Marc Räkers van de Stichting Eropaf! dat de participatie-economie niet ontstaat in een snelkooklaboratorium. Ofwel: Keulen en Aken zijn niet op een dag gebouwd.

Op de site van Eropaf! staat het hele, uitgebreide verslag van de bijeenkomst, met presentaties en video’s: http://eropaf.org (Niet meer beschikbaar op site Eropaf!).

Omslag van boek Waar sta ik voor op?

Waar sta ik voor op?

Op 27 mei 2013 vond er in Den Haag een Goed Werk Hub plaats waaraan vijftien jonge ambtenaren deelnamen, werkzaam op het ministerie, bij de gemeente, de provincie en de algemene rekenkamer. De bedoeling van deze bijeenkomst was dat de deelnemers elkaar vragen stelden over hun werk: Waar sta jij voor op? Wat drijft jou als jonge ambtenaar? Welke hobbels kom je tegen in je werk en hoe ga je daarmee om? Het resultaat van die gesprekken is gebundeld in de digitale uitgave Waar sta ik voor op? Jongere & oudere ambtenaren over het productief maken van idealen en een andere overheid.

Uit de antwoorden komen we te weten wat voor idealen en verwachtingen de jongeren hebben en wat voor hindernissen zij in hun werk weten te overwinnen. Dat doen ze voor een deel door de ruimte te benutten die ze als nieuwkomer hebben. Als jongere ambtenaar heb je waarde door je frisse blik, het vermogen om nog de originele en principiële vragen te stellen, zoals “waar draait het in wezen om?” Zo stelde iemand bij het Ministerie van Infrastructuur en Milieu de vraag wat het ministerie zelf deed om duurzamer te worden?

De korte vraaggesprekken geven inzicht in de werkbeleving van de jonge ambtenaren en weerspiegelen hun verlangen om productief te maken wat hen na aan het hart ligt. Zoals het werken aan duurzaamheid, een goede toekomst voor kwetsbare kinderen, het ondersteunen van initiatieven in de samenleving of het leveren van een bijdrage aan een nieuwe, samenwerkende en minder bureaucratische overheid.
Naast de jonge ambtenaren komen ook drie oudere ambtenaren aan het woord over dezelfde thema’s: een beleidsambtenaar, een inspecteur en een medewerker van de belastingdienst. Bij hen lijkt het idealisme realistischer geworden en heeft het een vorm gekregen die meer organisatorisch is ingebed.
Vervolgens zijn de resultaten van alle gesprekken ter reflectie voorgelegd aan drie ervaren ex-ambtenaren, “oude rotten” in het boek genoemd: Ton Knoester, Guido Rijnja en Hans Wilmink.

Wat deze “oude rotten” vooral opvalt is het idealisme en de energie die uit de verhalen van de jongeren spreekt, een grote waar sta ik voor op groepsfotobehoefte om op persoonlijk niveau ‘meerwaarde’ te hebben of om ‘het verschil’ te kunnen maken. Het “zonder schroom in de etalage zetten van hun idealen” vinden zij hoopvol, maar het roept wel enige vragen op.
Het verlangen om verschil te willen maken is nog enigszins ‘ongericht’ en ‘ongevormd’. De jongeren willen van alles, maar zijn lang niet altijd bij machte hun ideaal goed om te zetten in resultaat.
Op de kritiek van jongeren dat de overheid te stroperig werkt en te hiërarchisch en niet efficiënt is, merken de ouderen op dat een van de functies van de ambtenarij is om op basis van een samenspel van checks en balances enige vertraging in te bouwen om tot een evenwichtige belangenafweging te komen om daarmee een overhaaste politieke besluitvorming te voorkomen.

Een tweede Goed Werk Hub vond op 23 september 2013 plaats in Utrecht met als thema Wat is de functie van de ambtenaar? De centrale vraag was: Wat kunnen we van elkaar als ‘meester’ en ‘gezel’ leren wanneer we met elkaar op zoek gaan naar de betekenis van ‘goed werk’, waarvan de kenmerken zijn: uitmuntend vakmanschap, morele verantwoordelijkheid en persoonlijke betrokkenheid. Kort gezegd: bekwaam, betrouwbaar en betrokken.
Boeiend is dat uit de korte reflectie van de “oude rotten” naar voren komt dat het contact tussen jong en oud essentieel bleek en dat jong en oud in bepaalde aspecten rond goed werk binnen het openbaar bestuur voor elkaar zowel meester als gezel kunnen zijn. Jongeren en ouderen zouden wel eens gebaat kunnen zijn bij vormen van mentorschap en meester-gezelrelaties.

Waar sta ik voor op? onder redactie van Jan Prij, is een digitaal boekje van 46 pagina’s dat aanzet tot nadenken over de betekenis van goed werk binnen het openbaar bestuur.
Het boekje is een interessant document voor iedereen die zich bezig houdt met een veranderende overheid en de rol van ambtenaren daarin.
Een uitgave van Stichting Beroepseer, in samenwerking met A+O fonds Rijk, 2013. Klik hier voor downloaden.

 

Oorzaken van burn-out: slecht leiderschap, hoge werkdruk en gebrek aan vrijheid in het werk

burn out wanhoopBurn-out wordt nog steeds gezien als typische managersziekte, maar dat is een fabeltje. Sterker nog, vaak zijn het niet de bazen, maar juist de werkpaarden die burn-out oplopen. Een grote oorzaak is het gebrek aan vrijheid op werk, aldus de redactie van CIO, website voor IT managers.

De Russische ex-president Boris Jeltsin zei in 1990 tegen een verslaggever van de Britse Times: “Een man moet leven als een grote vlam en een fel licht laten zien. Dat doet hem snel opbranden. Maar dat is nog altijd beter dan een klein zielig vlammetje zijn”.

Burn-out. Het geeft een situatie weer wanneer bij iemand het vlammetje opbrandt en de koek op is. Hoewel er nog steeds geen exacte medische definitie voor is –artsen noemen het een ‘ongedifferentieerde somatoforme stoornis’ – wordt de diagnose maar al te vaak gesteld. In Nederland heeft ongeveer 13 procent van de werknemers er last van, zo blijkt uit de jongste cijfers.

Depressiviteit is taboe

Dat veel mensen ‘opbranden’ door hun werk komt omdat puur presteren het belangrijkste criterium voor maatschappelijke status is. Daarnaast is een burn-out een maatschappelijk beter aanvaarde diagnose dan een zware depressie. En toch kampt ongeveer 80 procent van alle werknemers die met een burn-out thuis komen te zitten met een depressie, zegt afdelingsdirecteur Psychiatrie en Psychotherapie Ulrich Hegerl van de Universiteit van Leipzig. Wie depressief is, wordt als slachtoffer gezien. Of zoals Jeltsin het omschrijft: een klein zielig vlammetje. Niemand wil dat zijn. Daarom gaan de meeste mensen (liever) strijdend ten onder.

Toch is de aanname dat burn-out een ziekte is die onder bestuurders en managers voorkomt een fabel. De realiteit is anders. Ziek vanwege het werk overkomt niet zozeer de leiders, maar de werknemers die geleid worden. Of beter nog: degenen die slecht geleid worden. Het is vaak niet zozeer de werkdruk die werknemers de das om doet, maar het gebrek aan vrijheid dat je in je werk ervaart.

Het zijn de perfectionistisch ingestelde werknemers die het meest lijden onder een teveel aan werkdruk. Die werkdruk ligt te hoog omdat de beleidsmakers teveel verwachten. Als er sprake is van ziek zijn door werk, en statistieken laten duidelijk blijken dat dit het geval is, dan zijn onprettige werkomstandigheden, beperkende factoren en overdreven verwachtingen de grootste oorzaken.

Het meest bekende model dat werkstress en aanverwante stemmingsstoornissen beschrijft is afkomstig van socioloog Robert Karasek: Het gevaar ligt niet alleen besloten in hoge verwachtingen van de baas en ook niet alleen in beperkte   bewegingsvrijheid, maar juist in de combinatie van beide.

Burn-out: beginstadium van een zware depressie

Uit de resultaten van 4000 Duitse onderzoeken naar geestelijke ziekten en werkomstandigheden blijkt dat er een sterke relatie is tussen werkomstandigheden en de ontwikkeling van burn-out symptomen die verwant zijn aan depressie en uiteindelijk tot een zware depressie kunnen leiden. Er moet sprake zijn van een gezonde balans tussen werkdruk, creatieve vrijheid en beloning, anders loopt de geestelijke gezondheid van werknemers risico en ligt een burn-out op de loer.

Wat kun je als manager doen om een prettiger werkklimaat te creëren? Volgens onderzoeker Beate Schulze is het allerbelangrijkste dat je je werknemers goed kent en laat weten rekening met ze te houden. “Niet alles moet om werkresultaat draaien. Wat hebben ze nodig, wat maakt ze enthousiast, waar liggen hun talenten?” Wie dit weet, kan als manager zorgen voor een werkklimaat dat aansluit bij de wensen van de werknemer.

Het is door toegenomen werkdruk – vier op de tien Nederlanders ervaart die als te hoog – belangrijker geworden dat werknemers zich door hun superieuren gewaardeerd voelen, denkt Schulze. “Het hangt wel af in welke vorm die erkenning geuit wordt. Een toespraak op een kerstborrel is lang niet zo effectief en werkt misschien wel averechts als er geen concrete dagelijkse feedback gegeven wordt waarbij individueel commitment aan de orde komt.” Cijfers van het CBS onderbouwen deze hypothese.

Controle

Daarnaast is het ongelooflijk belangrijk dat collega’s en superieuren aandacht hebben voor de vroege waarschuwingssignalen van mentale stress, voordat ziekmelding een feit is.

Een cruciaal vroegtijdig waarschuwingssignaal wordt vaak over het hoofd gezien: “Bij een beginnende burn-out verhogen werknemers vaak hun inzet en gaan ze op hun tenen lopen, zonder dit aan hun omgeving te laten merken.” Een andere indicatie is dat werknemers minder mondig worden, zich terugtrekken en het liefst alleen werken. Op dat moment moet een manager een gesprek met ze aangaan, zonder daarin beschuldigingen te uiten.

Tot slot is een advies dat werkgevers mentale stress op werk constant blijven meten, zodat organisaties zich ervan verzekeren dat ze ook in de toekomst aantrekkelijk en goed voor werknemers zijn. De boodschap ‘trek aan de bel als de werkdruk te hoog wordt’, moet iedere leider zijn werknemers duidelijk maken en ook zichzelf aantrekken.

Slechte bazen veroorzaken burn-outs, door redactie CIO, website voor IT-managers, 4 december 2013: https://www2.cio.nl/carriere/80347-slechte-bazen-veroorzaken-burn-outs (Niet meer beschikbaar)

Burn-outklachten bij hoge werkdruk en bij weinig sociale steun, CBS. 20 november 2012: www.cbs.nl

Manifest Fysiotherapie in nood

omslag rapport fysiotherapie in noodVanmiddag, 3 december 2013 wordt in de Tweede Kamer een petitie aangeboden over fysiotherapie door de initiatiefgroep Manifest Fysiotherapeuten. Daarbij wordt het rapport Fysiotherapie in nood overhandigd aan de commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Het rapport geeft de conclusies weer van een onderzoek onder 2.100 fysiotherapeuten naar de gevolgen van de marktwerking in de fysiotherapie. Dit onderzoek is uitgevoerd door ‘Zorg geen Markt’ in samenwerking met de initiatiefgroep Amsterdam Manifest Fysiotherapie. In april 2013 is het rapport gepresenteerd op een speciale bijeenkomst en aangeboden aan Eke Zijlstra, voorzitter van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF). Bij die gelegenheid waren ook aanwezig Zorgverzekeraars Nederland (ZN), ouderenbond CSO, het Reumafonds en SP-kamerlid Henk van Gerven.

Petitie: Manifest fysiotherapeuten

Fysiotherapeuten begeleiden hun patiënten bij het bevorderen van het herstel of bij het leren omgaan met beperkingen. Daarvoor is het absoluut noodzakelijk dat er een goede relatie wordt opgebouwd, zodat er beter op de zorgvraag kan worden ingespeeld. De veranderingen in de zorg hebben helaas ook zorgwekkende effecten op de fysiotherapie. De laatste jaren is door de regering een grotere rol aan de zorgverzekeraars gegeven, met als doel de kosten in de zorg terug te brengen.

De zorgverzekeraars eisen een zeer gedetailleerde verslaglegging, waardoor de fysiotherapeut onder dreiging van een beheersaudit tot administrateur is verworden. De administratieplicht houdt de therapeut af van zijn eigenlijke werk. De zorgkwaliteit én de fysiotherapeut staan daardoor zwaar onder druk. Maar het kan en mag toch niet zo zijn dat de zorgverzekeraar onze kwaliteit bepaalt? De verzekeraar heeft nu alle rechten, de therapeuten slechts de verplichtingen. Onze topkwaliteit is verworden tot topadministratie; inhoudelijke bijscholing raakt in de verdrukking.

De Patiënt is de dupe

Patiënten krijgen steeds minder behandeltijd, zowel in aantal behandelingen als in minuten per sessie. De kans dat de behandeling in de beschikbare tijd succesvol kan worden afgerond is daarmee dramatisch afgenomen. De patiënt zal zijn therapeut niet langer zelf kunnen kiezen, maar wordt verwezen naar een toppraktijk. De verzekeraar bepaalt via de audits wat een toppraktijk is, maar misleidt daarmee de patiënt: zo’n toppraktijk is gewoon een topadministratiekantoor.

Adequate zorg alleen nog voor rijkere patiënten

Volgens de beroepseed is de relatie tussen patiënt en therapeut strikt vertrouwelijk. De verzekeraars eisen nu echter informatie op waardoor de vertrouwelijkheid geweld wordt aangedaan. Het Elektronisch Patiëntendossier is weggestemd in de Eerste Kamer, juist omdat daarbij de vertrouwelijkheid niet kon worden gewaarborgd. Maar de zorgverzekeraars mogen ongebreideld met de patiëntgegevens doen wat hen goeddunkt.

Wat wij willen

De kwaliteit moet worden bepaald door de fysiotherapeuten zelf
De patiënt moet zelf de therapeut kunnen blijven kiezen
Fysiotherapiepraktijken kunnen kleinschalig zijn en blijven
Inhoudelijke patiëntgegevens horen niet bij de zorgverzekeraars
De zorgkosten kunnen lager door meer inzet op preventie
De patiënt verdient een eerlijke en adequate behandeling
De patiënt heeft recht op transparantie van de zorgverzekeraars: die moeten kunnen laten zien dat het geld van de premies uitsluitend aan zorg besteed wordt
De patiënt verdient een veilige, vertrouwelijke en respectvolle benadering

Bij de presentatie van het rapport in april zei voorzitter Eke Zijlstra: “De uitkomst van het onderzoek geeft een belangrijk signaal af. Een signaal van ruim 2.100 leden dat wij zeer serieus nemen. Wij herkennen en erkennen de problemen rondom de te grote administratieve druk, de problematiek aangaande de beheersaudits en de zeer geringe onderhandelingsruimte met de zorgverzekeraar. Wij erkennen ook de taak die wij daar als KNGF in hebben. We hebben daarom stappen gezet. En we zetten er nog meer. We zorgen ervoor dat de kwaliteit weer van de beroepsgroep wordt door de professionele kwaliteit te bepalen. Denk hierbij aan de basisnorm, de richtlijnen, best practises, e.d.
In het kwaliteitstraject (KIB)*) is de beperking van de administratieve lastendruk prioriteit. We streven ernaar de verslaglegging zoveel mogelijk in te perken. Daarnaast gaan we werken met PROM’s**). Dat betekent dat hetgeen wordt uitgevraagd, meer dan voorheen ten dienste staat van de behandeling (vakinhoud) en de patiënt. Tot slot zetten we met het ontwikkelen van een eigen toetsingssystematiek binnen KIB in op afschaffing van de beheersaudits in de komende jaren”.

*) KIB = Kwaliteit in beweging

**) PROM’s (patient-reported outcomes measures) = meetinstrumenten in de eerstelijns fysiotherapiepraktijk

Manifest fysiotherapeuten: www.zorggeenmarkt.nl (Website is opgeheven). Zie site Fysiotherapie in nood: http://www.fysiotherapieinnood.nl/page.php?6 (website bestaat niet meer).

Rapport Alarmfase Rood: Fysiotherapie in nood: www.zorggeenmarkt.nl (Website is opgeheven). Rapport is te downloaden op site van SP: www.sp.nl

Fystiotherapie in nood, verslag van presentatie rapport, 3 mei 2013, op site Fysionet: www.fysionet.nl (Website is opgeheven). Zie site Fysionetwerken, 4 december 2013: https://www.fysionetwerken.nl/forum/discussie/993-fysionet-rapport-door-initiatiefgroep-manifest-fysiotherapeutenaangeboden-aan-vws (Website is opgeheven).

Petitieaanbieding zie site Europa NU, dinsdag 3 december 2013, 13.45 – 14.00 uur: https://www.europa-nu.nl/id/vjf4dj91xjm4/agenda/fysiotherapie_in_nood_den_haag?ctx=vgg6d3r5tyt4 (Website is per 3 juli 2023 noodgedwongen gestopt)

Jaarboek Integriteit 2013 legt nadruk op bestuurlijke integriteit

omslag jaarboek integriteit 2013Op de Dag van de Integriteit in november 2013 in Utrecht nam minister Blok van Wonen en Rijksdienst het eerste exemplaar in ontvangst van het Jaarboek Integriteit 2013.
Het jaarboek wordt ieder jaar gepubliceerd door Bureau Integriteitsbevordering Openbare Sector (BIOS).
In het boek, waarin artikelen van integriteitsdeskundigen, filosofen en wetenschappers, aangevuld met interviews en praktijkvoorbeelden, blikken de redacteuren Marijn Zwegers en Edgar Karssing terug op incidenten en in de media breed uitgemeten schandalen. De vraag is wat we daarvan kunnen leren. Dat de bestuurscultuur moet veranderen? Dat er moet worden gewerkt aan voorbeeldgedrag van bestuurders en management? Dat we nog meer maatregelen moeten nemen om risico’s in te perken? Dat er meer aandacht voor integriteitsbevordering moet komen bij politieke ambtsdragers?
Er worden verschillende overwegingen gepresenteerd, die ons een beeld geven van de integriteit in het publieke domein en hoe hieraan gewerkt kan worden.

Integere overheid

Marijn Zweegers, hoofd van BIOS zei over deze nieuwe editie: “Het Jaarboek besteedt voor het eerst uitgebreid aandacht aan de bestuurlijke integriteit. Diverse experts belichten die ieder vanuit een andere invalshoek. BIOS zelf gaat in 2014 extra activiteiten ontplooien voor de bestuurlijke integriteit, een thema dat met recht steeds meer aandacht trekt. Bovendien moeten na de komende gemeenteraadsverkiezingen nieuwe wethouders en raadsleden meteen weten wat hun rol is in een integere overheid. Ook volgt een wetswijziging waarin de burgemeester en de commissaris van de Koning een taak krijgen in het bevorderen van de integriteit”.

Het Jaarboek start met een voorwoord van minister Ronald Plasterk (BZK) waarin hij benadrukt dat overheidsdienaren een scherp gevoel moeten hebben over wat integer is en wat niet, want “het openbaar bestuur en de publieke sector worden vooral beoordeeld op hun integriteit”.

Een van de medewerkers van het boek, hoogleraar forensische accountancy Marcel Pheijffer die veel blogt op internet over vertrouwen, toezicht houden en beroepsethiek, doet een oproep om meteen te reageren op signalen en ook ambtenaren de kans te bieden om die af te geven. Vaak zijn er in de beginfase van een project al signalen dat er iets mis is of kan gaan. Pheijffer is lid geweest van de commissie ‘Operatie Schoon Schip’ voor de provincie Noord-Holland.

Politiek-ambtelijke verhoudingen

Een interessante bijdrage is van Patrick van Overeem, universitair docent aan het Instituut Bestuurskunde van de Universiteit Leiden. Titel: Integriteit in de politiek-ambtelijke verhoudingen. Zijn bijdrage is gebaseerd op zijn proefschrift The Politics-Administration Dichotomy: Toward a Constitutional Perspective. Hij schrijft:

“Tussen politici en ambtenaren is altijd wel iets aan de hand. Hoewel er in Nederland weinig structurele problemen in hun relatie lijken te zijn en zich zeker minder openlijke botsingen voordoen dan eind jaren ’90, zijn er wel regelmatig incidenten. Zo hebben ambtenaren van Financiën kort geleden openlijk maar anoniem kritiek geuit op staatssecretaris Weekers in de zaak over de Bulgaarse toeslagenfraude. In 2011 stapte directeur-generaal Water, Annemieke Nijhof, op uit onvrede met het politieke klimaat en de gedoogconstructie met de PVV. Via WikiLeaks werden smeuïge onthullingen gedaan, zoals die over topambtenaar Van Zwol die de Verenigde Staten zou hebben geadviseerd minister Bos onder druk te zetten over de missie in Afghanistan. En nog wat langer geleden moest een topambtenaar vertrekken na commotie over de glossy ‘Gerda’ waarin minister Verburg van Landbouw wat al te opvallend werd geportretteerd. Dit zijn voorbeelden op rijksniveau; uiteraard komen dergelijke incidenten ook in andere bestuurslagen voor.

In deze bijdrage wil ik benadrukken dat de relatie tussen politici en ambtenaren niet louter een bron is van interessante human interest-verhalen en evenmin alleen een professionele, zakelijke aangelegenheid. Ik zal er voor pleiten de politiek-ambtelijke verhoudingen op te vatten als een relatie die gericht is op de bescherming en bevordering van belangrijke publieke waarden en daarom beheerst wordt door sterke constitutionele normen. In deze morele relatie heeft het gedrag van beide partijen daarom alles te maken met integriteit.
De integriteit van politici en ambtenaren wordt mede bepaald door de manier waarop zij met elkaar omgaan en elkaars domein respecteren en versterken. Dat vergt constitutioneel besef en inzicht, belangrijke elementen van de integriteit van elke volksvertegenwoordiger, bestuurder en ambtenaar”.

Tegen het einde van zijn bijdrage legt Van Overeem de rol van de ambtenaar uit: “Ambtenaren zijn ondergeschikten: ze moeten dienen en niet heersen. Van reciprociteit en complementariteit tussen ambtenaren en politici kan daarom alleen sprake zijn als tegelijk wordt erkend dat zij niet op voet van gelijkheid staan. Het beginsel dat ambtenaren (net als het leger, de politie en de koning) ondergeschikt zijn aan het politiek gezag, is een pijler onder onze constitutionele democratie. Als die wordt weggehaald, ‘zerfiele der ganze Apparat,’ zegt Weber.

Hiërarchie en dienstbaarheid zijn echter niet populair onder democraten (‘ik ben niet minder dan jij’ is ieders motto in een gelijkheidscultuur). Bovendien zijn er soms natuurlijk wel degelijk goede redenen waarom ambtenaren ongehoorzaam moeten zijn. Hád de overijverige Eichmann maar geweigerd om de transporten naar vernietigingskampen te organiseren. Ambtenaren moeten niet alleen ondergeschikt, maar op gepaste momenten ook onafhankelijk zijn. Dit leidt tot grote dilemma’s: ondergeschikt én onafhankelijk, dienend en toch zelfstandig zijn. Eigenlijk moeten ambtenaren twee soorten grenzen respecteren, namelijk de grenzen aan hun ambtelijke bevoegdheid, door de politiek getrokken, en morele grenzen, die niemand mag overschrijden, ook politici niet. En deze twee soorten grenzen lopen helaas niet altijd gelijk”.

Drie categorieën van waarden in de politiek-ambtelijke verhoudingen

Van Overeen schrijft aan het slot “dat het in de politiek-ambtelijke verhoudingen gaat om waarden, waarbij er schematisch gezegd drie categorieën waarden in het geding zijn. De eerste twee zijn de waarden van de politiek en het ambtelijk bestuur zelf. In onze staat betekent dat grofweg:
– democratische waarden: participatie, openheid, responsiviteit;
– bureaucratische waarden: betrouwbaarheid, rechtsgelijkheid, efficiëntie.

Met een goede arbeidsdeling en arbeidsverhouding tussen politiek en ambtenarij is de kwaliteit van beide gediend.
Als de eigenheid van politiek en ambtenarij wordt gerespecteerd, worden bestuurlijke waarden beschermd tegen (partij)politieke inmenging en politieke waarden tegen verambtelijking. Dit lukt lang niet in alle staten in de wereld even goed en voor zover het bij ons wel lukt, is dat een grote zegen.
Nóg belangrijker echter is de derde categorie. Uiteindelijk gaat het niet om de behartiging van de waarden van politiek en ambtenarij zelf, maar om de waarden waarmee de burgers die zij dienen, gebaat zijn. Dit zijn de constitutionele waarden van, bijvoorbeeld, maatschappelijke orde, burgerlijke vrijheid en politieke rechtvaardigheid. Dit soort waarden, die Rohr
‘regime values’ noemt, wordt ook gediend door een goede tweedeling én samenwerking van politiek en ambtenarij. Wanneer politici en ambtenaren uit elkaars vaarwater blijven, zijn zij elkaars ‘checks and balances’ en worden burgers beschermd tegen hun gezamenlijke staatsmacht. Dan ontstaat er ook ruimte voor waardevol maatschappelijk initiatief.

De integriteit van politici en ambtenaren wordt dus mede bepaald door de manier waarop zij de integriteit (dat wil zeggen de heelheid en eigenheid) van elkaars domein respecteren en bevorderen. Integere politici en integere ambtenaren doen dat, omdat zij inzien dat uiteindelijk de burgers daarmee het best worden gediend.
Dat vergt wel helder constitutioneel inzicht. Ambtenaren moeten, net als bestuurders en volksvertegenwoordigers, niet alleen hun eigen portefeuille kennen, maar ook weten wat hun positie en verantwoordelijkheid is in het staatsbestel. Zulk constitutioneel inzicht zou meer moeten worden benadrukt als een belangrijk onderdeel van de integriteit van elke publieke functionaris. Dat garandeert niet dat incidenten in de politiek-ambtelijke verhoudingen voortaan uitblijven, maar het zou er waarschijnlijk wel toe leiden dat schermutselingen in het grensverkeer tussen politiek en ambtenarij minder voorkomen en dat ze minder schade doen aan fundamentele publieke waarden”.

Jaarboek Integriteit 2013, Marijn Zweegers en Edgar Karss (red.), Bureau BIOS, november 2013 is te downloaden op site: www.integriteitoverheid.nl (Website is opgeheven). Downloaden:  https://beroepseer.nl

Integriteit in de politiek-ambtelijke verhoudingen, door Patrick van Overeem, is als hoofdstuk 3 ook apart te downloaden op: www.integriteitoverheid.nl (Website is opgeheven). Downloaden: https://beroepseer.nl

De Dag van de Integriteit, 14 november 2013: www.dagvandeintegriteit.nl (Website is opgeheven).

Hoe dokters (willen) sterven

Dokters sterven niet zoals de rest van ons, maar dat zou wel moeten, schrijft Ken Murray in zijn artikel How doctors die. Murray is universitair docent klinische huisartsgeneeskunde aan de Universiteit van Southern California in de V.S.
Zijn mentor, een gewaardeerd orthopeed genaamd Charlie, ontdekte een knobbel in zijn buik en ging naar de chirurg voor onderzoek. Hij kreeg te horen dat hij leed aan kanker van de alvleesklier. De chirurg was een van de beste in het land en had zelfs een nieuwe behandeling uitgevonden voor deze speciale vorm van kanker, met een overlevingskans die drie keer groter was dan de gebruikelijke vijf procent. De kwaliteit van leven zou evenwel slecht zijn: “Charlie toonde geen belangstelling. Hij is de volgende dag naar huis gegaan, heeft zijn praktijk gesloten en heeft nooit meer een voet in het ziekenhuis gezet. Hij wilde zoveel mogelijk tijd met zijn gezin doorbrengen. Een paar maanden later is hij thuis overleden. Hij heeft geen chemotherapie ondergaan, noch is hij bestraald, en hij heeft zich ook niet laten opereren”. De ziektekostenverzekeraar was niet veel geld aan hem kwijt.

Het is niet vaak een onderwerp van discussie, maar dokters sterven ook. Maar vergeleken bij de meesten van ons Amerikanen, aldus Murray, ondergaan ze maar weinig medische behandelingen: “Ze vechten voor andermans leven, maar ze lijken tamelijk kalm en sereen als ze zelf met de dood worden geconfronteerd. Ze weten precies wat er gaat gebeuren, ze weten welke keuzen er te maken zijn en ze hebben meestal toegang tot elk gewenst geneesmiddel. Ze gaan zachtjes heen.
Natuurlijk willen dokters niet sterven, ze willen leven. Maar ze kennen de grenzen van de moderne medicijnen en ze weten genoeg over de dood en waar de meeste mensen bang voor zijn: voor pijn lijden en alleen sterven. Ze hebben dit besproken met hun gezin. Ze willen er zeker van zijn dat als de tijd komt, er geen helfhaftige maatregelen worden getroffen en dat zij in de laatste momenten van hun leven nooit zullen meemaken dat iemand hun ribben breekt in een poging hen te reanimeren”.

 “Onnodige medische zorg”

“Bijna alle dokters krijgen te maken met wat we noemen ‘onnodige medische zorg’. Dat gebeurt als zij met de nieuwste technologische middelen een ernstig zieke patiënt gaan behandelen. De patiënt wordt opengesneden, doorboord met slangen, aan een apparaat vastgemaakt en volgestopt met medicijnen. Dat gebeurt allemaal op de intensive care en kost tienduizenden dollars per dag. Wat je ervoor terugkrijgt is een hoop leed dat je een terrorist nog niet zou toedienen. Ik ben de tel kwijt, maar hoe vaak hebben collega’s mij niet gezegd in woorden die maar weinig van elkaar verschillen: ‘Beloof me dat je me doodt als ik er zo aan toe ben’. Ze menen het. Sommigen dragen een penning met de woorden ‘Reanimeer mij niet’ om kenbaar te maken hen niet te reanimeren. Ik heb het zelfs als tatoeage gezien”.

“Dokters zijn erin getraind informatie te verzamelen en hun eigen gevoelens niet te tonen, maar aan hun collega’s vragen ze: ‘Hoe kan iemand dit zijn gezin aandoen?’ Dit is ook de reden denk ik van het hoge percentage artsen dat lijdt aan alcoholisme en depressie, meer dan in andere beroepsgroepen. Het is een van de redenen waarom ik ben gestopt met mijn werk in het ziekenhuis”.

Hoe komt het dat dokters al die zorg geven, die ze niet voor zichzelf zouden willen, vraagt Murray zich af? Het antwoord is simpel, of ook weer niet zo simpel als het lijkt: patiënten, dokters en het systeem.
Stel je eens voor dat iemand zijn bewustzijn verliest en naar de spoedafdeling wordt gebracht: “Zoals zo vaak gebeurt in dit soort situaties, heeft niemand een plan gemaakt. Geschrokken en angstige familieleden zitten gevangen in een labyrinth van keuzen. Ze voelen zich overmeesterd. Als een dokter vraagt of er ‘alles’ aan gedaan moet worden, weten ze niet wat redelijk is en temidden van alle verdriet en verwarring vragen ze er ook niet naar en luisteren ze niet naar wat een arts bezig is uit te leggen. Wat hun betreft hebben de dokters gezegd er ‘alles’ aan te doen, of het nu redelijk is of niet”.

Veel mensen denken dat reanimeren als levensredder betrouwbaar is, terwijl de feiten het tegenspreken: “Ik heb honderden mensen gekend die bij me kwamen na een reanimatie. Om precies te zijn is er een geweest die het ziekenhuis uitgewandeld is en dat was iemand die geen hartproblemen had. Voor degenen die het precies willen weten, hij leed aan een ‘spanningspneumothorax’. Als een patiënt ernstig ziek, oud of terminaal ziek is, is de kans dat het goed zal gaan klein, terwijl de kans dat de patiënt moet lijden heel groot is. Geringe kennis en onredelijke verwachtingen leiden tot veel slechte beslissingen”.

Maar niet alleen de patiënten, ook de dokters spelen een grote rol in dit proces, vervolgt Murray. Hij schetst de situatie op de eerste hulp met bedroefde of zelfs hysterische familieleden. Ze kennen de dokter niet. Vertrouwen kweken in zulke omstandigheden is een delicaat proces, mensen zijn geneigd te denken dat de dokter handelt uit lage motieven en tijd en geld probeert te besparen of zich zo min mogelijk wil inspannen, vooral als de dokter adviseert te stoppen met verdere behandeling.

Had ik op sommige momenten harder moeten zijn?

Murray zelf legde alleen die keuzen voor waarvan hij vond dat ze redelijk waren en dat deed hij in een zo vroeg mogelijk stadium. Als patiënten en familie onredelijke eisen stelden “dan ging ik in gesprek in begrijpelijk taal met heldere uitleg van de negatieve kanten. Als patiënten en familie toch bleven aandringen op volgens mij onnodige of schadelijke behandelingen, bood ik aan de patiënt naar een ander ziekenhuis te laten overplaatsen”.

“Had ik op sommige momenten harder moeten zijn? Ik word nog steeds achtervolgd door enkele overplaatsingen. Een van mijn patiënten op wie ik erg dol was, een juriste uit een bekende familie van politici, had ernstige diabetes met een slechte bloedcirculatie. Ze had een pijnlijke plek aan haar voet en ik deed er alles aan te voorkomen dat ze moest worden geopereerd. Desondanks vroeg ze advies aan andere, mij niet bekende specialisten. Zij wisten niet wat ik wel wist over haar en zij besloten tot een bypass-operatie van de dichtgeslibde bloedvaten van beide benen. Dat heeft niet geleid tot een betere circulatie. Ook de operatiewonden genazen niet. Ze kreeg gangreen aan haar voeten en moest beide benen laten amputeren. Twee weken later is ze overleden in het beroemde medische centrum waar ze was behandeld”.

“In dit soort gevallen kunnen we zowel de dokters als de patiënten de schuld geven, maar in de meeste gevallen zijn alle partijen slachtoffer van een veel groter systeem dat buitensporige behandeling aanmoedigt. In minder fraaie gevallen passen dokters het alles-uit-de-kast-halen model toe, hoe nutteloos dat ook is, om geld mee te verdienen. Wat meer voorkomt evenwel is dat dokters bang zijn voor een juridisch proces. Daarom doen ze alles wat van hun gevraagd wordt, met weinig feedback, om moeilijkheden te voorkomen”.

Maar ook als de juiste voorbereidingen zijn getroffen, dan nog kan het mis gaan, zoals Murray zelf ondervond. Een van zijn patiënten, een landurig zieke man van 78 jaar genaamd Jack, onderging vijftien operaties. Hij vertelde aan Murray dat hij onder geen beding nog een levensverlengende behandeling wenste. Op een zaterdag kreeg Jack een zware beroerte. Hij was buiten bewustzijn en werd naar het ziekenhuis gebracht; zijn vrouw ging niet mee. De dokters deden er alles aan hem bij bewustzijn te brengen en legden hem aan de apparatuur op de intensive care-afdeling. Dit was Jack ergste nachtmerrie: “Toen ik in het ziekenhuis aankwam en de zorg voor Jack overnam, sprak ik met zijn vrouw en de medische staf. Ik had de documenten met de wensen van de patiënt bij me. Ik heb toen het apparaat uitgezet en ben bij hem gebleven. Twee uur later is hij overleden”.

Het systeem is tussenbeide gekomen

Ondanks al zijn wensen, is Jack niet gestorven zoals hij had gewild. Het systeem is tussenbeide gekomen: “Een van de verpleegkundigen heeft zelfs het afkoppelen van Jack van de apparatuur aan de autoriteiten gemeld als zijnde een mogelijke moord. Het heeft uiteraard niet tot een zaak geleid, Jack had uitvoerig zijn wensen op schrift gezet. Maar het vooruitzicht op een politieonderzoek is verschrikkelijk voor een dokter. Het was veel makkelijker geweest als ik Jack aan de apparaten had laten liggen – tegen zijn eigen wensen in, om zijn leven te rekken – en hem nog een paar weken langer aan zijn lijden had overgelaten. Ik had daar zelfs nog wat meer geld mee kunnen verdienen; de rekening voor Medicare was hoger uitgevallen met een 500.000 dollar extra. Geen wonder dat veel dokters de fout ingaan als ze onnodig gaan behandelen”.

Maar dokters behandelen zichzelf nooit onnodig, schrijft Murray, Ze zien de hele tijd de gevolgen ervan. Bijna iedereen kan een manier vinden om rustig en kalm thuis te sterven. Pijn kan beter dan ooit worden beheerst. Er zijn hospices die ervoor zorgen dat patiënten waardig kunnen sterven met een veel beter levenseinde.
Onderzoek heeft aangetoond dat mensen in een hospice vaker langer leven dan mensen met dezelfde ziekte die op zoek gaan naar behandelingen: “Ik was verbaasd onlangs op de radio te horen dat de bekende verslaggever Tom Wicker ‘vredig in zijn eigen huis was gestorven, omringd door zijn familie’. Zulke verhalen komen er gelukkig steeds meer”.

“Zeven jaar geleden kreeg mijn oudere neef Torch – hij werd geboren bij het licht van een zaklantaarn (= torch) – een toeval, veroorzaakt door longkanker die naar zijn hersenen was gestegen. Ik heb ervoor gezorgd dat hij bij diverse specialisten terecht kon. We kregen te horen dat hij met een agressieve behandeling, waaronder ook drie tot vijf wekelijkse ziekenhuisbezoeken voor chemotherapie, waarschijnlijk vier maanden langer zou blijven leven. Uiteindelijk heeft Torch besloten geen enkele behandeling te ondergaan, uitgezonderd een pil tegen het zwellen van de hersenen. Hij is bij me ingetrokken”.

De kunst van het levenseinde

“We hebben acht maanden met elkaar doorgebracht en veel dingen gedaan waarvan hij heeft genoten. We hebben samen plezier beleefd zoals we in jaren niet hebben gehad. We zijn naar Disneyland gegaan, voor hem de eerste keer.
Op een dag is hij niet wakker geworden. Drie dagen lang heeft hij in een coma-achtige slaap gelegen. Toen is hij gestorven. De kosten voor deze medische zorg, voor al die acht maanden, bedragen ongeveer $20 voor het medicijn dat hij slikte.
Torch was geen dokter, maar hij wist dat hij een leven met kwalilteit wilde leiden, niet alleen met kwantiteit. Willen de meesten van ons dat niet? Als er een kunst bestaat van het levenseinde, dan is het dit: sterven met waardigheid. Wat mij betreft, mijn dokter kent mijn wensen. Ik vond het niet moeilijk ze op te schrijven, zoals dat ook geldt voor de meeste dokters. Er zullen geen heldhaftige dingen gebeuren, ik ga zachtjes de goede nacht in. Zoals mijn mentor Charlie. Zoals mijn neef Torch. Zoals mijn collega’s”.

How doctors die – It’s not like the rest of us, but it should be, door Ken Murray, 20 november 2011 op site van Zócalo Public Square: www.zocalopublicsquare.org

Zócalo Public Square is een project van het Center for Social Cohesion aan de Arizona State University dat ruimte biedt aan personen en gemeenschappen die fundamentele kwesties aankaarten op een toegankelijke, onbevooroordeelde en ruimdenkende manier. Het is een ideeënbeurs waar gebeurtenissen uit het leven zich mengen met journalistiek en menswetenschappen. Zócalo betekent openbaar plein. www.zocalopublicsquare.org

Zie ook: The Health Care Blog: http://thehealthcareblog.com

Malou van Hintum: Huisarts op het hakblok – over de zaak-Tuitjenhorn

Er komt een onafhankelijk onderzoek naar het optreden van het AMC, de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en het Openbaar Ministerie (OM) in de zaak-Tuitjenhorn. Dat heeft minister Schippers dinsdag 12 november 2013 aangekondigd. Malou van Hintum zet in haar artikel de feiten op een rijtje en doet de suggestie in zaken als die van huisarts Tromp eerst tegenspraak te organiseren voordat er een stap wordt gezet.

Twee doden
De zaak-Tuitjenhorn gaat over twee doden. De eerste is Theo Spaansen, een terminale patiënt met uitgezaaide slokdarmkanker. Zijn huisarts Tromp dient hem op 19 augustus 1000 milligram morfine en 350 milligram dormicum toe. Een dag later meldt de coassistent die stage loopt bij Tromp, aan het AMC dat ze bezwaren heeft tegen de manier waarop de huisarts te werk is gegaan. Haar stagebegeleider doet melding bij de IGZ, dat het OM op de hoogte stelt. Op 26 augustus tegen middernacht wordt Tromps huis doorzocht en zijn praktijk overhoop gehaald. Een week later wordt de arts ‘moord’ ten laste gelegd.
Nico Tromp krijgt suïcidale gedachten en laat zich van 5 tot 20 september opnemen in een psychiatrische kliniek. Tijdens dit verblijf wordt hij tweemaal door justitie verhoord. Begin oktober bepaalt IGZ dat Tromp niet meer mag werken als huisarts. IGZ noemt de huisarts in zijn bevel een ‘acuut gevaar voor de patiëntveiligheid’. Tromp is de tweede dode. Hij pleegt op 7 oktober zelfmoord.

Brief
Cruciaal in het hele verhaal is de brief van de coassistent. De brief die voor alle betrokken instanties reden was om onmiddellijk actie te ondernemen, in plaats van eerst contact met huisarts Tromp te leggen. De brief die prominent in de Volkskrant verscheen, met de kop ‘Co-assistent: “Hij trok wel eens een zak over iemands hoofd”‘. Een zin die, volgens het verhaal dat weduwe Anneke Tromp op zaterdag 9 november bij Nieuwsuur doet, één grote misinterpretatie is (iets wat een doktersassistente en een praktijkondersteuner aan de redacteuren van Nieuwsuur bevestigen).

Onjuist, onvolledig en onbegrijpelijk
Hoe kan het dat de aantekeningen van de coassistent zoveel gewicht krijgen? Waarom worden ze onmiddellijk voor waar aangenomen, en niet gecheckt op (on)juistheid en (on)volledigheid? Waarom is de huisarts zelf niet om zijn versie van de gebeurtenissen gevraagd? Waarom wordt naar een coassistent wel geluisterd, en naar een huisarts met 22 jaar ervaring niet? Onbegrijpelijk.
Hoe kan het dat iemand die is opgenomen omdat hij suïcidaal is, tijdens die periode twee keer wordt verhoord door vertegenwoordigers van een instantie die (mede) heeft bijgedragen aan het ontstaan van die suïcidale gedachten? Waarom is daar niemand vierkant voor gaan liggen? Ook onbegrijpelijk.
Waarom werden er zware termen gebruikt zoals ‘moord’ en ‘een acuut gevaar voor de patiëntveiligheid’? Was dat uit oprechte bezorgdheid dat huisarts Tromp de volgende dag met zijn heliumtankje en een tas vol plastic zakken in de achterbak zijn patiënten ging omleggen? Of was dat om zogenaamd daadkrachtig uit de hoek te komen?
Hoe is het mogelijk dat al deze instanties – AMC, IGZ, OM – zonder mankeren deden wat ze hebben gedaan? Waarom trapte er nergens iemand op de rem?
Even onbegrijpelijk.

Tunnelvisie
Op dit forum worden regelmatig bijdragen geplaatst over de (betrekkelijke) waarde van richtlijnen en protocollen in de zorg. Ik vraag me af of er een richtlijn is die vertelt hoe er moet worden gehandeld in dit soort gevallen. Je zou denken dat wederhoor normaal is en criminalisering op grond van één bron niet, maar blijkbaar is dat niet zo. Kennelijk had iedereen die bij de zaak betrokken was, zijn oordeel al klaar: deze huisarts moest op het hakblok. Wanneer zo’n idee zich eenmaal in ieders hoofden heeft vastgezet, kan het snel gaan. Een verkokerde blik zorgt voor grote eensgezindheid en snelheid van handelen. Informatie wordt selectief gebruikt en/of binnen een bevooroordeeld kader geïnterpreteerd. En dan is een veroordeling alleen nog maar een kwestie van tijd.
Dat een tunnelvisie kan leiden tot foute besluiten en onterechte veroordelingen, is al langer bekend. Helaas merken we deze manier van denken soms wel bij anderen op, maar zelden bij onszelf. Zelf zetten we de boel gewoon goed op een rijtje, scheiden we zin van onzin, en werken we op een logische manier naar een conclusie toe. Dat het beeld dat we in ons hoofd hebben daarbij sturend is – zoals ‘deze huisarts is een gekke gozer die heel foute dingen heeft gedaan’ – (h)erkennen we vaak niet, omdat we dankzij die verkokerde blik informatie selecteren die dat beeld bevestigt.

Tegenspraak
Minister Schippers heeft een onafhankelijk onderzoek aangekondigd, en dat is heel goed. Hopelijk wordt vervolgens ook op een rijtje gezet onder welke voorwaarden wél sprake kan zijn van zorgvuldig handelende instanties. Daarbij is er in elk geval één heel belangrijk: organiseer tegenspraak. Zorg ervoor dat er altijd iemand is die lastige vragen stelt. En leg vast dat die lastige vragen bevredigend beantwoord moeten zijn voordat een volgende stap mag worden gezet. In een sector die de mond vol heeft van preventie, moet dat toch te regelen zijn.

Huisarts op het hakblok, door Malou van Hintum, journalist en politicoloog, op website Discura, discussieforum over professionaliteit in de zorg, 28 november 2013: www.discura.nl
Lees ook de reacties.

 

ABN AMRO daagt studenten uit nieuwe bank te bouwen

ABN AMRO daagt studenten en starters uit om vanuit hun specialisme en kennis na te denken over de oprichting van een nieuwe bank. De bank zoekt talenten die hun innovatieve ideeën en visies via de online Traineeship Tryout willen delen.

ABN AMRO heeft een game ontwikkeld om enerzijds studenten te laten kennismaken met het traineeship bij ABN AMRO en anderzijds om frisse ideeën te verzamelen. De beste ideeën van deze game worden voorgelegd aan senior managers binnen de bank. De online game bestaat uit vier opdrachten. Tijdens de opdrachten denken studenten en starters vanuit hun specialisme en kennis na over de oprichting van een nieuwe bank. De opdrachten stimuleren het vrije denken en roepen op tot frisse ideeën.

Deelnemers krijgen hulpmiddelen van binnen en buiten de bank aangereikt. Elke week wordt een nieuwe tryout vrijgegeven, waarvan de resultaten door mededeelnemers en een vakjury worden beoordeeld. De bedenker van het best beoordeelde idee mag deelnemen aan een traject voor persoonlijke coaching bij De Baak. Bij dit opleidingsinstituut leer je om te leren: een vermogen dat een leven lang meegaat. De Baak doet een beroep op je nieuwsgierigheid, reflectie en drang om te groeien.

ABN AMRO daagt studenten uit nieuwe bank te bouwen, 29 november 2013, Banken.nl, het online platform voor en over de bankensector: www.banken.nl