Skip to main content

Redactie Beroepseer

Leraren weten zelf wat nodig is om goed les te blijven geven

omslag what teachers want to learnLeraren weten wat ze nodig hebben om goed les te blijven geven. Veelal bedenken anderen wat leraren moeten leren. Hierbij lijkt de veronderstelling dat leraren dit zelf niet goed kunnen bepalen. Het tegendeel is waar: leraren in het voortgezet onderwijs kunnen goed inschatten wat ze nodig hebben om goed te blijven lesgeven. Dat blijkt uit het proefschrift van Monika Louws: Professional learning: what teachers want to learn. Zij promoveerde aan het ICLON, het interfacultair centrum voor lerarenopleiding, onderwijsontwikkeling en nascholing van de Universiteit Leiden op 6 juli 2016.

Beginnende leraren hebben andere leerdoelen dan ervaren leraren

Onderzoek naar het leren van leraren richt zich meestal op wat leraren zouden moeten leren. Dit komt doordat leraren blijvend moeten leren vanwege curriculumveranderingen of onderwijsvernieuwingen in het voortgezet onderwijs. Het doel van dit promotieonderzoek, begonnen in 2011, was te onderzoeken wat leraren zelf willen leren. De centrale onderzoeksvraag luidde: wat, hoe en waarom willen leraren leren? En hangt dit af van hun jaren leservaring en de school waarin ze werken?

Voor alle leraren geldt dat wat ze willen leren te maken heeft met het vak waarin ze lesgeven. Bijvoorbeeld ‘hoe leren leerlingen mijn vak het beste?’ Beginnende leraren hebben andere leerdoelen dan ervaren leraren. Beginnende leraren willen bijvoorbeeld leren over effectieve uitleg van hun vak en klassenmanagement, terwijl ervaren leraren ook ‘bredere’ leerdoelen formuleren gericht op hun taken in de school en het gebruik van ICT in de klas.

Hoe leraren willen leren werd gekenmerkt door leren van experimenteren in de les en samenwerken met collega’s. Als laatste richtte het onderzoek zich op waarom leraren willen leren. Leraren leren omdat ze ergens beter in willen worden of omdat ze iets altijd belangrijk vinden.

Positieve leercultuur

Tenslotte bleek dat kenmerken van de school een belangrijke rol spelen in wat leraren willen leren. Wanneer leraren een gedeelde visie, een positieve leercultuur en ondersteuning van de schoolleider ervaren, noemen ze vaker leerdoelen die overeenkomen met doelen van de school. Wat leraren willen leren overlapt dan met wat ze ‘moeten’ leren. Voor een school is het daarom belangrijk om te investeren in dergelijke schoolkenmerken die het leren van leraren bevorderen.

In het promotieonderzoek zijn 31 leraren van twee scholen voor voortgezet onderwijs meermaals geïnterviewd over hun leerdoelen en hun perceptie van de school als werkplek. Deze leraren verschilden wat betreft jaren leservaring en het vak waarin ze lesgeven. Ook hebben leraren van 11 scholen een vragenlijst ingevuld over hun leervoorkeuren

Professional learning: what teachers want to learn, Universiteit Leiden, 9 juni 2016: www.universiteitleiden.nl

Proefschriften van Leidse promovendi zijn na de promotie digitaal beschikbaar via Scholarly Publications: https://scholarlypublications.universiteitleiden.nl
(Voorheen: https://openaccess.leidenuniv.nl)

Downloaden Professional learning: what teachers want to learn, ICLON, Leiden University Graduate School of Teaching, Monika L. Louws, 2016: https://beroepseer.nl

Open brief van Hugo Borst aan staatssecretaris Van Rijn: Verzorgers hebben één talent: ze kunnen magistraal zorgen

Voetbaljournalist Hugo Borst heeft een moeder van zesentachtig jaar die lijdt aan dementie en verblijft in een verpleegtehuis. Hij scheef over haar het in november 2015 verschenen boek: Ma, gebaseerd op zijn wekelijkse kronieken in het magazine van het Algemeen Dagblad. Op 7 juli 2016 schreef hij een Open brief aan staatssecretaris Van Rijn van Volksgezondheid naar aanleiding van de berichten over de misstanden in de verpleeghuiszorg en de bekendmaking van de lijst met slecht presterende verpleeghuizen. In de Open brief, gepubliceerd op de voorpagina van het Algemeen Dagblad, schrijft Borst hoe het beter kan.

Begin van de Open brief:
“Geachte staatssecretaris, verzorgers hebben één talent: ze kunnen magistraal zorgen. Laat ze dat dan doen. Laten we afspreken dat ze voortaan alleen het hoognodige opschrijven. Ik heb het over maximaal 10 procent van wat ze nu doen. Wij mantelzorgers willen dat onze vader of moeder op tijd wordt verschoond en geknuffeld. Dit is geen wens, dit is een eis. Kappen met die DDR-achtige bureaucratie. Er komt een moment dat ik die computer het raam uit gooi. Echt”.

Het systeem is moreel failliet

Over de managers schrijft hij “dat daarvan driekwart weg kan. Niks te kort door de bocht. Ik heb mijn veldwerk verricht. Ik wel, staatssecretaris. Ik kom u met een paar deskundigen graag toelichten hoe het beter kan, maar voor de goede orde: ik ben niet politiek correct. Het systeem is moreel failliet. De zorginstellingen gaan niet over zorg maar over het in stand houden van de organisatie zelf. Topbestuurders (die van Laurens verdient 211.274 euro, bijna 42 mille meer dan een minister verdient) weten niet en/of voelen niet wat zich op de afdelingen afspeelt. Het wachten is op een knal. Boze mantelzorgers, gefrustreerde verzorgers en managers met een geweten zullen de pleegzorg in deze mensonterende vorm laten ploffen”.

Klik hier voor lezen van de Open brief: Geachte heer van Rijn, Algemeen Dagblad, 7 juli 2016: www.ad.nl

www.hugoborst.nl

U P D A T E

Manifest Scherp op ouderenzorg, 25 oktober 2016: https://www.scherpopouderenzorg.nl/

scherp op ouderenzorg manifest hugo borst

 

 

Hester IJsseling over de verantwoordelijkheid van leraren

Hester IJsseling, leraar en middenbouwcoach op de basisschool voor ontwikkelingsgericht onderwijs De Kleine Reus in Amsterdam, en doctor in de wijsbegeerte, schrijft dat ze als leraar zich veelvuldig deze vraag heeft gesteld: “Wat behoort tot mijn verantwoordelijkheid, wat van alles wat ik op mijn pad tref is aan mij?”
In de loop van de tijd is zij  tot de voorlopige conclusie gekomen dat het er eerst en vooral op aankomt “dat ik weet waarom ik doe wat ik doe, met welk hoogste goed als leidende gedachte. En dat ik op de barricaden ga als ik zie dat wat ik als het hoogste goed beschouw in het gedrang komt. Dat ik dan mijn stem laat horen. Dat zie ik als de verantwoordelijkheid van de leraar”.

In het artikel Over de verantwoordelijkheid van leraren – opgenomen in het boek Het alternatief. Weg met de afrekencultuur in het onderwijs! – schetst Hester IJsseling wat die verantwoordelijkheid betekent voor haar beroepsopvatting. Klik hier.

Het alternatief. Weg met de afrekencultuur in het onderwijs! onder redactie van René Kneyber en Jelmer Evers (2013): beroepseer.nl/het-alternatief/

Paul de Beer prikt mythe door dat baan voor het leven niet meer bestaat. Die bestaat nog wel

Paul de Beer schrijft in het Financieele Dagblad dat de baan voor het leven niet dood is. De Beer is hoogleraar arbeidsverhoudingen aan de Universiteit van Amsterdam en verbonden aan De Burcht (Centrum voor Arbeidsverhoudingen) en het Amsterdams Instituut voor ArbeidsStudies (AIAS).

“Mensen worden steeds individualistischer”, schrijft hij, “alles verandert steeds sneller. De middenklasse staat onder druk. Sommige uitspraken lijken zo vanzelfsprekend, dat niemand zich meer afvraagt of ze wel waar zijn. Dat heeft voordelen in maatschappelijke en politieke discussies. Over die vanzelfsprekendheden hoeven we in ieder geval niet meer te twisten. Die vormen het gemeenschappelijke uitgangspunt voor de gedachtewisseling. Dat er vaak weinig bewijs voor is, hoeft ons geen zorgen te baren. Ze zijn immers zo evident, dat er nauwelijks aan te twijfelen valt
Tot de huidige vanzelfsprekendheden behoort ook de uitspraak: ‘De baan voor het leven bestaat niet meer.’ Te pas en te onpas valt deze te beluisteren in discussies over hervorming van de arbeidsmarkt. Doordat de baan voor het leven niet meer bestaat, zal iedereen gedurende zijn of haar loopbaan een of meerdere keren van baan moeten veranderen – en mogelijk ook van beroep en bedrijfstak. Dat betekent dat baanzekerheid niet meer het doel van het arbeidsmarktbeleid kan zijn, we moeten ons richten op werkzekerheid of ‘employability’.

Nog niemand heeft de moeite genomen uit te zoeken hoe het nu echt zit

Het betekent ook dat alle werkenden erop voorbereid moeten zijn tijdens hun loopbaan minimaal één carrièreswitch te maken. Dat heeft ingrijpende consequenties voor ons onderwijsstelsel, het loonprofiel over de loopbaan en de pensioenopbouw. Die zijn immers nog te veel gebaseerd op de veronderstelling dat de meeste mensen een ononderbroken carrière doormaken. Kortom, de stelling dat de baan voor het leven voorbij is, heeft verstrekkende gevolgen.

Maar is zij ook waar? Googelen op ‘baan voor het leven bestaat niet meer’ levert maar liefst 634.000 resultaten op. Ik heb ze niet allemaal kunnen controleren, maar steekproefsgewijs doorklikkend, vond ik opmerkelijk weinig bewijsmateriaal voor deze stelling. Meestal wordt ze simpelweg geponeerd als, inderdaad, een vanzelfsprekende waarheid. Hooguit wordt verwezen naar het feit dat er steeds meer flexibele banen komen en mensen ‘dus’ vaker van baan (moeten) veranderen. Het lijkt erop dat nog niemand de moeite heeft genomen om uit te zoeken hoe het nu echt zit met de baan voor het leven.

Ook de nationale cijferleverancier, het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), publiceert hierover geen statistieken. Maar dankzij de data die het CBS aan onderzoekers ter beschikking stelt, valt er wel degelijk iets over te zeggen. In zijn Enquête Beroepsbevolking vraagt het CBS namelijk aan alle werkenden sinds wanneer zij in hun huidige werkkring werken.
Wat blijkt? Een op de vier mannelijke werknemers tussen 55 en 60 jaar is voor zijn 25e verjaardag in zijn huidige werkkring begonnen. Twee op de vijf voor hun dertigste. Onder de huidige oudere werknemers komt het dus nog met grote regelmaat voor dat zij hun 25-jarig ambtsjubileum vieren. En zelfs een 35-jarig jubileum is geenszins uitzonderlijk. Meer dan tweehonderdduizend actieve werknemers hebben die mijlpaal inmiddels gepasseerd.

Lees het hele artikel van Paul de Beer, waarin hij aan het slot schrijft dat CBS-cijfers laten zien dat jongeren, ondanks de sterke toename van flexbanen, niet vaker, maar juist minder vaak van baan wisselen dan 20 jaar geleden het geval was.
Onvermijdelijke vraag: Hoe zou dat zijn met al die andere vanzelfsprekendheden?

Baan voor het leven is niet dood, door Paul de Beer, Financieele Dagblad, 3 juli 2016:
http://fd.nl/opinie/1158505/baan-voor-het-leven-is-niet-dood

Verslag bijeenkomst over Ambtelijk vakmanschap en moreel gezag

Op 29 juni 2016 vond in Studio Dudok in Den Haag de interactieve bijeenkomst Ambtelijk vakmanschap en moreel gezag plaats, georganiseerd door Stichting Innovatie, Kwaliteit en Professionaliteit van het Openbaar Bestuur (IKPOB), Vereniging voor Overheidsmanagers (VOM) en Stichting Beroepseer. Op die bijeenkomst presenteerden prof. Gabriël van den Brink van de Vrije Universiteit en Thijs Jansen van Stichting Beroepseer hun essay Ambtelijk vakmanschap en moreel gezag. De auteurs hebben onderzocht hoe ambtelijk vakmanschap het best kan worden gewaarborgd op basis van de functie die het vervult: het zoveel mogelijk creëren en in stand houden van het overheidsgezag. Een middel daartoe is volgens de auteurs de invoering van een ambtelijk statuut. Zo’n statuut kan helpen om een betere plaats af te dwingen voor de morele bronnen voor publiek gezag. Aan zo’n statuut kunnen ambtenaren hun opvattingen en gedrag spiegelen.
Circa vijftig genodigden namen deel aan de bijeenkomst, afkomstig uit verschillende disciplines: belastingdienst, gemeente, ministerie.

Niet wachten maar zelf aan de slag

De bijeenkomst werd geopend door Henk Wesseling, directeur van IKPO. Gabriël van den Brink en Thijs Jansen gaven vervolgens een toelichting, gevolgd door een refflectie van Christian van den Berg, bestuurslid Goed Werkgeverschap in het VGS bestuur en Bas Heijne, schrijver en columnist. Heijne ging vooral in op de verhouding tussen overheid en burger, Van den Berg op de manier waarop politici zich uitdrukken en hoe ambtenaren daarop reageren met als gevolg een afnemend gezag van de overheid in zijn geheel en dus ook van ambtenaren.

Na een discussie met de deelnemers over diverse opgeworpen vragen sloot Thijs Jansen de bijeenkomst af met de oproep dat ambtenaren niet hoeven wachten op de invoering van een wetsvoorstel of een officieel statuut maar dat ze zelf aan de slag kunnen met het ontwerpen van een statuut op basis van het essay en de voorstellen daarin. Er ligt momenteel een conceptnota van een ambtenarenstatuut van minister Plasterk klaar met ‘aspecten van het ambtelijk vakmanschap’. Het is de bedoeling een ambtenarenstatuut gereed te hebben op het moment dat de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren in werking treedt. Een voorstel tot deze wet wordt behandeld in de Eerste Kamer op 27 september 2016.

Thijs Jansen: “Laten we direct beginnen, binnen onze eigen organisaties. We kunnen hier met elkaar afspreken om de gesprekken voort te zetten”. Op die manier kan er een beweging onstaan van onderop, en zichtbaar worden in de maatschappij.

omslag ambtelijk vakmanschap en moreel gezag kl

Klik hier voor het verslag van de bijeenkomst Ambtelijk Vakmanschap en moreel gezag!

Klik hier voor meer info over essay Ambtelijk vakmanschap en moreel gezag, door Gabriël van den Brink en Thijs Jansen, Boekenreeks Beroepseer, 2016  : https://beroepseer.nl

 

Rechtsfilosoof Wouter Veraart: Twee voorbeelden van ethische valkuilen voor bestuurders

Wouter Veraart, hoogleraar Rechtsfilosofie aan de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam vertelde op een workshop over verantwoord besturen tijdens de lustrumconferentie Scenario’s voor besturen aan de VU in juni 2016 dat er twee ethische valkuilen voor bestuurders zijn: “De eerste valkuil is dat men de eigen moreel-juridische verantwoordelijkheid op de omstandigheden afschuift onder het motto ‘Het waren de omstandigheden, niet ik’. De tweede is dat men gelooft dat wat niet expliciet in juridische zin verboden is, moreel zou zijn toegestaan en zichzelf juist een veel te grote vrijheid van handelen toestaat”.

Vervaart gaf twee voorbeelden waarbij het gedrag van juristen centraal staat. Heet ene voorbeeld stamt uit de Tweede Wereldoorlog, het andere uit de recente bankencrisis.
Veraart: “Juristen zijn specialisten van de norm. En dus ook meesters in het ontduiken van de norm. Ik gaf twee voorbeelden van hoe het niet moet. 1) Hoe Nederlandse juristen met een beroep op de omstandigheden hun rol in de ontrechting van de Nederlandse Joden hebben trachten te ontkennen en 2) hoe juristen hebben bijgedragen aan de bankencrisis door binnen de mazen van de wet hun medewerking te verlenen aan uiterst wankele, maar aanvankelijk zeer winstgevende financiële producten.

Deze twee basisfouten of soorten verleiding komen we ook steeds tegen in discussies over verantwoord besturen. Enerzijds is er de verleiding om de schuld retrospectief op de omstandigheden af te schuiven, suggererend dat men zelf maar een radertje is geweest in het mechanisme van de markt. De bestuurder wordt dan een robot, of met een lelijker woord, een apparatsjik, een technocraat. Anderzijds is er het aanlokkelijke denkbeeld dat men, zodra men zich aan gene zijde van het wettelijke verbod bevindt, een master of the universe kan zijn, anders gezegd een wereld binnentreedt waarin in morele zin vrijwel alles zou zijn toegestaan. De gedachte dat een bestuurder of een robot of een cowboy zou zijn – twee manieren om geen verantwoordelijkheid te dragen – is dan ook een derde denkfout die regelmatig (ook in de beeldvorming rond bestuurders) wordt gemaakt”.

Gewapend tegen de verleiding

“Als docent aan de rechtenfaculteit sta ik intussen voor de vraag hoe het onderwijs dat wij verzorgen ertoe bijdraagt dat afgestudeerde juristen straks niet alleen over juridische kennis en skills beschikken, maar ook gewapend zijn tegen de verleiding om de eigen verantwoordelijkheid voor een menswaardige samenleving te miskennen, hetzij door een zeer eenzijdige technische taakopvatting, hetzij door een onderontwikkeld besef van de relatie tussen recht en moraal. Het korte antwoord in een laatste zin: door in de opleiding veel ruimte in te bouwen voor academic learning, niet alleen in de wijsgerige vorming (van oudsher sterk aanwezig in de opleidingen op de VU), maar ook binnen de reguliere juridische kernvakken, bijvoorbeeld in de vorm van rollenspelen of case studies waarin aandacht wordt besteed aan ethische kwesties in relatie tot de juridische professie en tot actuele maatschappelijke vraagstukken”.

Ethische valkuilen voor bestuurders – Twee voorbeelden van hoe het niet moet, door Wouter Veraart, Platform O(verheid), 1 juli 2016: https://platformoverheid.nl

Lustrumconferentie Scenario’s voor besturen van 17 juni 2016: https://www.vuvereniging.nl/nl/activiteiten/agenda/2016/apr-jun/170616-scenarios-voor-besturen.aspx (Gegevens niet meer beschikbaar). Nog wel beschikbaar: EEN GOEDE BESTUURDER STAAT STIL BIJ ZIJN EIGEN WAARDEN, door Anne Martens, VU Magazine, 23 juni 2016: https://vumagazine.nl/een-goede-bestuurder-staat-stil-bij-zijn-eigen-waarden

Hoe om te gaan met politieke versnippering en beweeglijk kiezersgedrag?

omslag politieke versnipperingNaar alle verwachting staat Nederland na de Tweede Kamerverkiezingen van 15 maart 2017 een gecompliceerde coalitievorming te wachten. Dit komt door twee politieke ontwikkelingen: de aanwezigheid van meer middelgrote partijen in het parlement (politieke versnippering) en beweeglijk stemgedrag van kiezers (volatiliteit).
Bij de keuze voor een meerderheidskabinet zijn vier of mogelijk vijf partijen nodig om tot een coalitie te komen – met alle gevolgen voor de totstandkoming van en samenwerking in het kabinet.

Europa breed staan de bestaande partijsystemen onder druk als gevolg van veranderd stemgedrag van kiezers. Zij verlaten en masse gevestigde partijen voor groene, radicaal rechts populistische en sociaal populistische partijen. Dit zorgt niet alleen voor verrassende verkiezingsuitslagen waarbij nieuwkomers grote aanhang verwerven ten koste van bestaande partijen, maar vooral ook voor ingewikkeldere coalitievorming.

Het is zaak om met de verschijnselen van versnippering en volatiliteit rekening te houden richting de volgende verkiezingen, om te zorgen dat een volgend kabinet zo daadkrachtig én responsief mogelijk kan optreden. Het gaat dan om het serieus overwegen van de in Nederland ongebruikelijke figuur van het minderheidskabinet en het werken met stembusakkoorden.

De Raad voor het openbaar bestuur (Rob) heeft over deze thematiek het signalement Politieke versnippering geschreven. Het signalement bevat een grondige verkenning van politieke versnippering en de achterliggende oorzaken daarvan. De Rob is een adviesraad van de regering en het parlement. De Rob is ingesteld bij Wet van 12 december 1996 en brengt – gevraagd en ongevraagd – advies uit aan de regering en aan de beide Kamers van de Staten Generaal. Maar soms zijn er onderwerpen die niet (of nog niet) geschikt zijn om er advies over uit te brengen, maar waarover de Raad wel een zinvolle discussiebijdrage meent te kunnen leveren aan het maatschappelijk. Daarvoor is het signalement bedoeld.

Niet versnippering is het grootste probleem, verkeerde diagnose wel

Het Signalement Politieke versnippering is een nuchtere, feitelijke beschouwing die laat zien dat het historisch gezien niet die versnippering is die het grootste probleem is, maar dat de zich wijzigende politieke oordelen van kiezers wel consequenties hebben voor de omvang van politieke groeperingen in de Kamer, hetgeen op zijn beurt wel weer tot complicaties bij de regeringsvorming kan leiden. Maar de Raad signaleert ook dat een
verkeerde diagnose makkelijk leidt tot aanbevolen medicijnen, die feitelijk niet op de kwaal terugslaan. En dus ook niet zullen helpen tegen het vermeende ziektebeeld.
De Raad wil met dit signalement verkeerde aannames over de oorzaken en gevolgen van politieke versnippering wegnemen, omdat zij van mening is dat er op dit moment in het publieke debat medicijnen worden aangedragen voor een ziekte die verkeerd gediagnosticeerd is. Dit doet de Raad op basis van recente wetenschappelijke inzichten uit binnen- en buitenland. Op deze manier wordt een bijdrage geleverd aan de terugkerende discussie over politieke versnippering op nationaal niveau. Het signalement richt zich op politieke verschijnselen die in wetenschappelijke termen worden aangeduid als ‘fragmentatie’ (versnippering) en ‘electorale volatiliteit’ (beweeglijke kiezers). Het brengt de eventuele gevolgen hiervan voor de nationale politiek in beeld en beoordeelt in hoeverre deze gevolgen problematisch zijn.

Het signalement gaat allereerst in op de betekenis van het begrip politieke versnippering en onderzoekt of daarvan in de Tweede Kamer sprake is. De tweede paragraaf behandelt het fenomeen electorale volatiliteit en bekijkt in hoeverre deze is toegenomen. Vervolgens wordt ingegaan op de achterliggende ontwikkelingen en oorzaken van een eventuele toename in de versnippering en volatiliteit. Daarna wordt bekeken welke (vermeende) problemen worden ervaren en welke feitelijk optreden als gevolg van de volatiliteit en versnippering. In het bijzonder gaat het dan om gevolgen voor coalitievorming. Enkele mogelijke oplossingen worden gesuggereerd. Tenslotte wordt kort ingegaan op het lokale niveau. De versnippering lijkt hier de afgelopen jaren langzaam toegenomen. Op basis van de beperkte beschikbare gegevens hierover, worden enkele overwegingen gegeven over de mogelijke problemen die dit met zich meebrengt.

Klik hier voor het Signalement Politieke versnippering, Raad voor het openbaar bestuur, juni 2016: https://beroepseer.nl

Duidelijke toename van digitale inbraken bij gezondheidszorginstellingen en ziekenhuizen

Er is een duidelijke toename van digitale inbraken bij gezondheidszorginstellingen en ziekenhuizen waar te nemen. Patiëntendossiers blijken op lange termijn tamelijk lucratief. Lucas Mearian schrijft in Computerworld dat data die van een bank zijn gestolen, vrij snel onbruikbaar worden gemaakt als een financieel instituut reageert na een inbraak. Maar patiëntengegevens bevatten een medische geschiedenis en een identiteit en zijn levenslang geldig. Volgens het internationale organisatieadviesbureau Accenture wordt de komende vijf jaar een op de dertien mensen slachtoffer van dergelijke fraude na een hack.

Een rapport van de denktank The Brookings Institution voorspelt dat een op de vier inbraken dit jaar de gezondheidszorgsector zal treffen. Een recent onderzoek door Brookings liet zien dat sinds eind 2009 de medische informatie van meer dan 155 miljoen Amerikanen gevaar liep door circa 1.500 inbraken.
Het Brookings-onderzoek liet zien dat de gezondheidszorgsector uiterst kwetsbaar is voor schending van de privacy. Medische dossiers bevatten waardevolle informatie, inclusief een burgerservicenummer, een huisadressen en een ziektegeschiedenis. Die gegevens zijn waardevoller voor hackers dan andere gegevens. Sinds cybercriminelen gegevens kunnen verkopen tegen een hoge prijs op de zwarte markt, zijn hackers zeer gemotiveerd hun aandacht te verleggen naar de gezondheidszorg.

Het is een feit dat er steeds meer medische gegevens verzameld worden die weer gedeeld worden met verschillende organisaties met veel werknemers die toegang hebben tot medische dossiers. Brede toegang tot medische dossiers verhoogt de kans op inbreuk op de privacy.

Ransomware

Een van de meest voorkomende inbraken op providers met medische gegevens betreft het gebruik van zg. ransomware, een chantageprogramma dat een computer (of gegevens die erop staan) blokkeert en vervolgens van de gebruiker geld vraagt om de computer weer te ‘bevrijden’. Betalen blijkt daarbij evenwel niet (altijd) tot ‘bevrijding’ van de computer te leiden.

Deze week bleek een hacker bijvoorbeeld databases te hebben gestolen van drie Amerikaanse gezondheidszorgorganisaties en een zorgverzekeraar. De hacker gijzelt tien miljoen patiëntendossiers en eist een bedrag van een half miljoen dollar aan bitcoins. In februari betaalde een ziekenhuis in Los Angeles bijna 17.000 dollar aan bitcoins aan hackers die het computernetwerk onklaar hadden gemaakt.

Hackers concentreren zich niet uitsluitend op ziekenhuizen en verzekeraars, ze gaan ook achter andere betrokkenen in de gezondheidszorgsector aan. Het Massachusetts General Hospital bijvoorbeeld liet weten dat de dossiers van bijna 4.300 patiënten waren gehackt via een derde partij, een vertrouwde leverancier van software voor de tandartsenpraktijk.

Het internationale communicatiebedrijf Century Link is momenteel bezig met het opsporen van 150 varianten van ransomware, meestal toegepast in grootschalige e-mail campagnes. Sommige onderzoeken duiden erop dat er meer dan 300 miljoen malwaresoorten zijn. “De verhalen over ziekenhuizen die losgeld betalen verspreiden zich onder hackers en tonen aan dat ze succes hebben met inbraken op zo’n plek”, aldus Cory Kennedy van Century Link.

Je verdedigen tegen ransomware is relatief makkelijk. Providers, verzekeraars en derde partijen behoren backups te maken. Als er een aanval komt, kunnen de backups worden gebruikt voor herstel van gegevens. Gezondheidszorgorganisaties zijn evenwel laks met het instrueren van personeel over de gevaren van cyberaanvallen, evenals met bepalen wie in een organisatie toegang heeft tot opslagsystemen met gevoelige gegevens.

En hoewel gezondheidszorgorganisaties proactiever kunnen worden wat veiligheid betreft, vast staat dat cyberaanvallen geraffineerder worden en zullen toenemen. Onlangs was er een phishingaanval gericht op frequente gebruikers van Amazon, vermomd als e-mail met een verzendbevestiging.

Vermommingen

Een andere nieuwe ontwikkeling diende zich aan toen hackers in staat bleken ransomwarelinks te camoufleren zodat links legaal leken bij het zweven van de muis boven het linkadres: “Ik denk dat hackers blijven zoeken naar nieuwe gaten in het systeem”, aldus Kennedy.

Het Institute for Critical Infrastructure Technology gaat ervan uit dat ransomware dit jaar veel schade zal aanrichten. Cyberveiligheidsexperts zijn het erover eens dat het geen kwestie is van of en wanneer je gegevens worden gehackt, maar of je zult ontdekken of je gegevens zijn gehackt.
In plaats van je alleen te concentreren op het uitbreiden van de veiligheidssystemen zoals firewalls, zijn opsporing en versleuteling de beste manieren om digitale dieven buiten de deur te houden.

Lees het hele artikel Waarom hackers medische data zoeken, door Lucas Mearian, Computerworld, 1 juni 2016: http://computerworld.nl

Marcel Levi van AMC: ‘Marktwerking in de gezondheidszorg is mislukt’

Marcel Levi, bestuursvoorzitter van het Academisch Medisch Centrum (AMC) in Amsterdam schrijft in een column in Medisch Contact dat het experiment marktwerking in de gezondheidszorg is mislukt: “Een stroom aan berichten over problemen in Nederlandse ziekenhuizen bezorgde zelfs rasoptimisten – waartoe ik mezelf reken – een somber moment. Zo kunnen kleine ziekenhuizen financieel nauwelijks het hoofd boven water houden, treedt er ernstige congestie op bij de spoedeisende zorg en is er ontevredenheid over de afstemming tussen zorgaanbod en zorgvraag. De oplossing voor al deze problemen lijkt te liggen in meer intensieve regionale samenwerking, intelligente afstemming en taakverdeling tussen zorginstellingen. Concentratie van meer complexe zorg in regionale centra moet gepaard gaan met deconcentratie van minder ingewikkelde ingrepen in lokale kleine instellingen. Dat levert voor alle ziekenhuizen financieel bestaansrecht op. En de filevorming van acuut zieke ouderen, voor wie de overheid de chronische zorg en opvang bij spoedeisende problemen effectief om zeep heeft weten te helpen, kan ook alleen maar worden opgelost door netwerken van op elkaar afgestemde regionaal samenwerkende zorgaanbieders. Samenwerken dus, en niet elkaar tegenwerken of beconcurreren, zoals het evangelie van de marktwerking voorschrijft.

Marktwerking in de 21ste eeuw steeds vaker een invalide concept

Misschien is het dus tijd dat ook de meest fundamentalistische believers toegeven dat het experiment marktwerking in de gezondheidszorg is mislukt. Zij weten zich dan gesteund door een aantal uiterst interessante recente publicaties. In The inner lives of markets betogen Ray Fishman (econoom) en Tim Sullivan (editor van de Harvard Business Review) dat marktwerking in de 21ste eeuw steeds vaker een invalide concept is om economisch verkeer te regelen. Interessant genoeg noemen zij gezondheidszorg als eerste terrein waarbij het marktdenken volledig versleten raakte door een ongelijk en onvolledig begrip van kosten en kwaliteit en een ongebalanceerde verdeling van informatie. Een gezondheidszorg die moet werken via marktmechanismen leidt volgens hen daardoor tot onzinnige producten, quasiprijzen en ontevreden ‘klanten’. Hoe herkenbaar! De auteurs menen dat het bij complex economisch verkeer, zeker voor publieke zaken, tegenwoordig vooral om sociale contracten draait waarbij middelen via netwerken zo verstandig mogelijk worden verdeeld”.

Het is nu tijd voor samenwerking

Lees de hele column Marktfalen van Marcel Levi, waarin hij aan het slot concludeert: “Na tien jaar Zorgverzekeringswet is het tijd om de balans op te maken en eerlijk onder ogen te zien of het huidige systeem ons heeft gebracht wat haar profeten hebben voorspeld. En als dat niet zo is, moeten we nu een andere weg inslaan, bijvoorbeeld met regionale netwerken waarbij marktwerking wordt vervangen door samenwerking”.

Marktfalen, door Marchel Levi, Medisch Contact, 29 juni 2016: www.medischcontact.nl