Skip to main content

Jacques Smeets

Discriminatie

Als je als oud-politieman met drieënveertig dienstjaren achter de kiezen, de recente ontwikkelingen binnen de politie volgt en je zet ze af tegen de gebeurtenissen in de Haagse Schilderswijk, dan is het erg moeilijk om daar enige afstand van te nemen en jezelf aan te moedigen om deze zaken eens van een totaal andere kant te beschouwen.

Discriminatie is een begrip dat wereldwijd vele betekenissen heeft en op velerlei manieren wordt geïnterpreteerd. Kijk maar eens naar IS die christenen als heidenen beschouwt en ze op barbaarse manieren, voor het oog van de camera, afslacht en jonge mensen uit het westen ronselt voor deze taak. Dat staat wel in schril contrast met de discriminatie waarvan de Haagse politie door bewoners van de Schilderswijk wordt beticht.
Desondanks ga ik, aan de hand van een metafoor, een poging wagen om een ander licht over het maken van onderscheid te laten schijnen, waarbij ik bewust het risico neem dat niet iedereen mij zal begrijpen. Dat geeft niets, ik begrijp ook niets van hogere wiskunde.

Het licht zal het duister altijd verdrijven. Wanneer het in huis donker is en je draait het licht aan, verdwijnt de duisternis naar oorden waar het licht niet reikt. Andersom is de duisternis niet in staat om het licht te verdrijven. Om het in huis donker te krijgen zal je eerst het licht moeten uitdraaien. Licht en donker bestaan wel altijd samen, alleen bevinden wij ons nooit tegelijkertijd in zowel het licht als het donker. In de ene kamer kan het licht zijn, in de andere donker. Ik kan niet tegelijkertijd in een verlichte én in een donkere kamer zijn. Natuurlijke wetmatigheden zoals de polariteit zorgen vanzelf voor deze toestand, daar kan geen mens iets aan veranderen.
Het gaat uiteraard te ver om dit soort beschouwingen door te trekken op de betekenis van discriminatie, zoals het wordt gebruikt bij de gebeurtenissen in de Haagse Schilderswijk. Maar het lijkt mij wel een mooie metafoor om het een en ander te duiden.

De letterlijke betekenis van discriminatie is niets anders dan: het maken van onderscheid.
Elke dag maken wij onderscheid. In de politiek is er onderscheid tussen links en rechts, ieder mens is verschillend, elk beroep is dat en de mens belijdt onderscheidenlijke geloofsvormen. Helemaal zichtbaar is de verscheidenheid tussen arm en rijk. In de Schilderswijk wordt ook onderscheid gemaakt, bijvoorbeeld tussen bewoners en de politie of tussen Marokkanen en Arubanen. Heel begrijpelijk tot nu toe, toch?

Hoe komt het dan toch dat juist het maken van onderscheid leidt tot oorlog, geweld, agressie, onderdrukking en haat? Ik zou als simpel antwoord kunnen geven: omdat daar nu eenmaal onbewuste wetmatigheden aan ten grondslag liggen. Tegenover oorlog bestaat vrede en tegenover de dood is er het leven enz. Het een kan niet bestaan zonder het ander. Beide hebben evenveel bestaansrecht en voeden elkaar in hun bestaan, zowel positief als negatief. Wanneer ik mij daar niet van bewust ben, zie en ervaar ik uitsluitend die kant van het spectrum, waarin ik mij fysiek en geestelijk bevind en ik leef in de overtuiging dat dit de enige en juiste leefwijze is.
In de Schilderswijk voeden de tegenover elkaar staande partijen zich momenteel erg negatief, alhoewel ik moet zeggen dat ik de mededeling van familie van de helaas omgekomen Mitch Henriquez, dat er geen sprake was van discriminatie, erg positief vond. Burgemeester en politiechefs blijven echter zitten aan de negatieve kant door met berichten te komen over vermeende discriminatie binnen de eigen gelederen.

Wanneer je deze gedachten afzet tegen de gebeurtenissen in de, volgens officiële rapporten, slechtste wijk van Nederland, dan begrijp ik wel waarom juist daar een bakermat is ontstaan van haat tegen het gezag/de politie en tegen andersdenkenden. Als ik mij aan de ene kant van het spectrum bevind, laten we zeggen aan de kant van de haat, dan kan ik mij niet tegelijkertijd aan de vredelievende kant bevinden. Of ik maak deel uit van de buurtbewoners die een afkeer hebben van gezag en daardoor de politie haat, of ik sta aan de kant van het gezag en ben politieagent die tot taak heeft de orde te handhaven en – indien nodig – dat met (gepast) geweld te doen. Het is te vergelijken met arm en rijk. Je bent óf arm óf je bent rijk. De armen zijn jaloers op de rijken, de rijken hebben geen oog voor de armen. De verschillende kijk op arm en rijk groeit of neemt in evenredigheid af met de kloof.

Hoe zou je ooit tot een oplossing van de problemen kunnen komen? Je zou haast zeggen: er is geen oplossing. Dat klopt natuurlijk, zolang de toestand blijft zoals die is. Zolang de ene mens aan die ene kant van het spectrum blijft en de andere mens aan de tegengestelde zijde, zal er niets veranderen. Men zal elkaar slechts evenredig voeden in hun eigen gedachtewereld. De bewoners van de Schilderswijk ontwikkelen nog meer afkeer en haat en tonen dat in toenemende agressie en geweld en het gezag/de politie zal nog meer actie ondernemen en ook aan deze zijde zal het geweld en onbegrip toenemen. Pas wanneer een merendeel van de individuen, aan beide zijden, tegelijkertijd tot inzicht komen (accepteren) dat de wereld nu eenmaal zo in elkaar zit, dat de mens zélf de veroorzaker is van alle ellende, en als beide zijden vanuit die acceptatie in zichzelf op zoek gaan naar (innerlijke) vrede, zal er daadwerkelijk iets veranderen in de richting van een vredelievende samenleving. Agressie en geweld zal van beide kanten afnemen en uiteindelijk zal er vrede voor in de plaats komen.

Het klinkt allemaal erg omfloerst en vooral filosofisch. Ik ben het daar helemaal mee eens.
Ik hoef echt niet middenin de Schilderswijk op een kist te gaan staan en daar dit soort teksten te orakelen. Grote kans dat ik word weggehoond of bespuugd, in de ergste gevallen is steniging, onthoofding of in brand gestoken te worden mijn deel. Hangt er natuurlijk vanaf waar ik dit soort teksten orakel. Hier, via dit blog kan het wel, geloof ik. Ik sta niet oog in oog met iemand die mij daardoor zou zien als een ongelovige, afvallige, gevaarlijke idioot of waanzinnige. Dan zou ik waarschijnlijk wel anders piepen. Ik bevind mij momenteel ook meer aan de vredelievende kant, dus dat is wel in mijn voordeel, lijkt me.

Wat ik hierboven vertel kan niet vanaf de kansel over het volk uitgestort worden, de individuele mens zal bij zichzelf te rade moeten gaan. Je moet het eerst maar eens kunnen, willen en uiteindelijk durven. Wij gebruiken dan graag het begrip utopie.

Logisch, zo’n proces is iets van de zeer lange adem. Zolang agressie in de mens zit, zal hij zich gewelddadig uiten. Dus zullen er wapens worden gemaakt en zal er vermoord worden. Als je een blik werpt op de wereld, dan is het duidelijk dat oorlog en vrede, haat en liefde, rijk en arm. afgunst en saamhorigheid, overheersing en onderdrukking aan de orde van de dag zijn. Zolang de mens polair is, zal dit niet veranderen. Verandering is echter ook aan de orde van de dag. De ene keer is het oorlog, de andere keer vrede, er gaan mensen dood en er worden mensen geboren, overdag is het licht en ‘s nachts is het donker. Daar kan dit blog niets aan veranderen.
Wellicht zouden we ons individueel iets meer kunnen verdiepen in het onderscheid dat wij dagelijks op velerlei manieren maken om tot de conclusie te komen dat discriminatie zowel een positieve als een negatieve betekenis heeft. Misschien zouden we meer op zoek moeten gaan naar het licht in onszelf, zodat onze eigen duisternis wordt verdreven? Wie weet komt er dan iets meer verdraagzaamheid en begrip in ons eigen leven. Daardoor zal je vanzelf een andere uitstraling naar de buitenwereld creëren, waardoor de buitenwereld mee verandert. Want ook dat is een natuurlijke wetmatigheid.

Onze eigen gedachtewereld discrimineert de buitenwereld. Wij maken immers zelf het onderscheid. Maak bewust onderscheid, maar doe het in en met jezelf! Dan hoef je niemand meer negatief te discrimineren.

Jacques Smeets
www.deblauwediender.nl

De mens in het uniform: hoe ga je om met ingrijpende ervaringen?

Op 21 mei 2015 nam ik bij Stichting De Basis te Doorn deel aan een symposium met workshops voor samenwerkingsrelaties vanuit Defensie, Politie en Brandweer. Het droeg de titel: De mens in het uniform; hoe ga je om met ingrijpende ervaringen? Minister Ard van der Steur van Veiligheid & Justitie opende het symposium.

Het viel me op dat de minister in zijn toespraak in wezen zijn voorganger Ivo Opstelten kopieerde. Natuurlijk, het was wel te verwachten dat hij het beleid van zijn voorganger zou voortzetten, maar er waren wel verdacht veel overeenkomsten in zijn tekst. Hij sprak over het belang van samenwerking tussen de verschillende groepen geüniformeerden en noemde de Basis als plek waar die samenwerking gestalte krijgt. Uiteraard memoreerde hij de samenwerking tussen defensie en politie waar het gaat om ketenzorg voor veteranen uit groen als blauw met psychische problemen. De minister stak, net als zijn voorganger, de loftrompet uit naar de dienders die 24/7 met de poten in de modder staan, een stap vooruit zetten waar burgers terugdeinzen. Hij uitte, net als zijn voorganger, zijn afschuw over het geweld en de agressie tegen hulpverleners en liet er eveneens geen gras over groeien dat de overtreders keihard zouden worden aangepakt.

Wat mij eigenlijk meer raakte was dat Van der Steur met geen woord repte over de stand van zaken m.b.t. de reorganisatie of de CAO-onderhandelingen. Het was wrang te moeten constateren dat, op het moment dat hij zijn speech hield voor zo’n tweehonderd mensen in Doorn, tegelijkertijd in Den Haag duizenden politiemensen demonstreerden voor een betere CAO en dus ook voor meer erkenning voor het beroep.
Het was maar goed dat het symposium zoveel interessante onderwerpen bood. Daardoor verdween de speech van de minister al snel naar de achtergrond.

“Afnemers” in plaats van politiemedewerkers

Uit het overzicht van de workshops kon ik opmaken dat het thema Human Resource Management (HRM) regelmatig aan bod kwam. Teleurstellend vond ik dat het nieuwe Hoofd PDC/HRM Desirée Roesink niet aanwezig was. Ik had haar graag willen spreken over haar recente uitspraak in het korpsblad van de Nationale Politie, 24/7, dat het HRM de politiemedewerkers voortaan afnemers zou noemen, in plaats van collega’s. Gevoelsmatig waren er bij haar nog wel twijfels over de juiste benaming, maar uiteindelijk werd binnen het HRM formeel gekozen voor het begrip afnemers. Ik schreef hierover voor het bondsblad de Politie van de Nederlandse Politiebond (NPB) de column: “Afnemers”.

In de workshop van Wendy van de Spijker, teamchef Meldpunt PTSS (Posttraumatische stressstoornis), liet ik weten dat die opmerking van Desirée Roesink kwaad bloed zet bij politiemedewerkers. Sommigen aanwezigen wisten ervan, anderen helemaal niet. De politiemedewerkers die in grote getale aanwezig waren, weten voortaan hoe zij door het landelijke HRM worden gezien. Het lijkt erop dat de politieorganisatie trekjes begint te vertonen van een productiebedrijf. Het begrip Personeelszaken wordt steeds meer naar de achtergrond verdrongen en de kloof tussen werkvloer en management groeit gestaag verder. Cynisch genoeg klopt het eigenlijk wel omdat personeelsbeleid binnen een organisatie/bedrijf van oudsher het geheel van maatregelen behelst, gericht op arbeid dat helpt de organisatiedoelstellingen te verwezenlijken. Hier neigt de aandacht veeleer naar de doelstellingen geleid te worden in plaats van naar de (zieke) mens binnen die organisatie. Deze opvatting staat bijna haaks op de titel van het symposium en op de inhoud van de workshops. Intussen is genoegzaam bekend dat de politie al jaren ernstig tekortschiet in de aanpak en registratie bij langdurig ziekteverzuim.

Na de openingsspeech van de minister kon iedere deelnemer naar eigen keuze bepalen aan welke van de dertien workshops, verdeeld over negen zalen, hij of zij wilde deelnemen. Ik koos voor het Programma Versterking professionele Weerbaarheid, het expertisecentrum Veilige Publieke Taak en zoals gezegd het Meldpunt PTSS.

In de workshop Programma Versterking Professionele Weerbaarheid, gepresenteerd door Hilde Heitkönig en Nanette Slagmolen, werd vooral de nadruk gelegd op thema’s als alertheid, aandacht en bewustzijn, om door te krijgen of je al of niet in balans bent. Het ging derhalve niet uitsluitend over de lichamelijke en fysieke fitheid, maar vooral ook over het morele aspect (persoonlijke betekenis) van het politieberoep. In de discussie richtte ik mij voornamelijk op de grote verschillen tussen wat de organisatie als doelstellingen pretendeert en hoe het er in de werkelijkheid (praktijk) uitziet. Integrale Beroepsvaardigheid Training (IBT) blijkt in de praktijk nog lang niet het gewenste en vaak door politiek en korpsleiding uitgesproken niveau (in tijd en diversiteit) te halen en politiemensen krijgen ook nog steeds te weinig faciliteiten geboden om zichzelf in eigen tijd te trainen. Dat klonk mij vertrouwd in de oren. Blijkbaar is er, sinds mijn pensioen in 2012, op dat gebied niet zo gek veel veranderd. Volgens de presentatoren van de workshop wordt er wel hard gewerkt aan verbetering van die programma’s en wordt er gestreefd naar uitbreiding van het aantal uren voor IBT en fitheid.

Omgang met psychisch verwarde personen

In de workshop over het expertisecentrum Veilige Publieke Taak, gehouden door Marina Arends, zorgcoördinator Forensisch ACT team*) (vanuit de psychiatrie) te Utrecht, vernamen wij hoe omgegaan kan en volgens Marina eigenlijk móet worden met psychisch verwarde personen. Hoe begrip problemen als agressie kan voorkomen. Communiceren was volgens haar het sleutelwoord.
Er kwamen onmiddellijk verhalen op tafel over verwarde, agressieve en onhandelbare personen, die door de politie van straat werden gehaald, in het politiebureau tijdelijk werden ingesloten, en vervolgens, nadat een psychiatrisch team ‘n uurtje met de persoon had gesproken, op straat werden gezet. Uiteraard kwamen ook de initiatieven door en vanuit de politie om voor eigen (tijdelijke) opvang te zorgen, aan de orde.

De laatste workshop was die over het meldpunt PTSS. Opvallend was dat de deelnemers in het algemeen zeer positief waren over de gang van zaken tot en met de erkenning door de Landelijke Commissie PTSS, maar dat er ook stagnaties en problemen ontstonden vanaf het moment dat er concreet iets uitgevoerd moest worden door de korpsen (als gevolg van de erkenning van PTSS als beroepsgerelateerd).
Wendy van de Spijker vond verder dat de tijd was aangebroken dat PTSS als een normale ziekte zou worden gezien. Zij bedoelt daarmee dat iedereen binnen de organisatie tot het besef komt dat risicovolle beroepen nu eenmaal ook het risico van een PTSS betekent. Tegelijkertijd is PTSS voor veel gerelateerde organisaties big business geworden: hulpverlening, training, begeleiding etc. Hierin schuilt het gevaar dat individuele mensen ongewild in (financiële) mallemolens terechtkomen en zodoende van de regen in de drup terechtkomen.

Al met al een mooi symposium, dat werd afgesloten met een borrel en buffet. Die gelegenheid werd uitgebreid benut om nader kennis te maken met allerlei aanwezigen, zoals een aantal casemanagers PTSS, die sinds kort zijn aangesteld om medewerkers met PTSS persoonlijk door de complexe procedures te begeleiden.

Website van Nederlands Veteraneninstituut, voorheen Stichting de Basis: https://www.wep.nu/algemeen/stichting-de-basis-is-nu-nederlands-veteraneninstituut-nvi/

*) ACT – Assertive Community Treatment. Voor mensen met complexe psychiatrische en/of verslavingsproblematiek in combinatie met ernstige sociale en maatschappelijke problemen.

www.deblauwediender.nl

Radicalisering

Op vrijdag 20 maart jl. heeft de landelijke werkgroep Antropologie & Interculturele Methodiek in het Theater Kikker te Utrecht een zeer succesvolle en drukbezochte netwerkdag georganiseerd. Het thema luidde: Maatschappelijke Insluiting & preventie radicalisering.

Een kleine 50 geïnteresseerden uit diverse disciplines, zoals politie, onderwijs, welzijn en hulpverlening, hoorden de zes sprekers met veel aandacht aan. De actualiteit van het thema kan, na de recente aanslagen in Parijs, niet groter zijn. AIM-voorzitter Mariet Meurs benadrukt bij haar opening dat het antropologische perspectief, het bevorderen van de sociale cohesie, door debat, discussie en uitwisseling van ideeën moet leiden tot gevoeligheid voor verschil.

De volgende sprekers kwamen aan het woord:
Dr. Mohamed Ajouaou, hoofd gevangenis-imams, tevens theoloog,
Dr. Janine Janssen, antropoloog, tevens hoofd Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd Geweld van de Nationale Politie,
Dhr. Ahmed Marcouch, Tweede Kamerlid van de PvdA,
Drs. Farida Farhadpour, leiderschapstrainer/coach,
Drs. Maarten van de Donk, consultant van RADAR en
Dhr. Qader Sharif, beleidsmedewerker bij COS Gelderland.

Van de bijeenkomst werd een uitgebreid verslag opgemaakt. Hier volgt de link naar het pdf: http://www.deblauwediender.nl/v3/images/verslag.pdf

Sterk in je Werk

Op donderdag, 20 november 2014, vond in het FIGI theater te Zeist het Symposium “Sterk in je werk” plaats. Het thema van de dag was: Wat is de huidige stand van zaken? (bij psychosociale problemen binnen de politie). De bijeenkomst was georganiseerd door de Politieacademie in samenwerking met het Ministerie van Veiligheid & Justitie en was o.a. bedoeld voor leidinggevenden en anderen die vanuit hun functie met dit onderwerp te maken hebben.

Minister Opstelten opende het symposium. Hij benadrukte nog maar eens dat het welzijn van de agent centraal moet staan. Training, zorg en nazorg dienen de komende tijd extra aandacht te krijgen en de veilige omgeving en de psychosociale zorg zullen middels een wettelijke verankering geborgd worden. Leidinggevenden spelen volgens de minister een cruciale rol bij de zorg voor het personeel, het bewustzijn van de psychosociale problematiek moet daarom worden vergroot.

Na het vertrek van de minister schilderde Jannine van den Berg, directeur operatiën binnen de korpsleiding de visie op het terrein van de psychosociale zorg van de nationale politie.
Politiewerk is mensenwerk en dus staat de mens centraal binnen de politie. Zij wil een gezond bedrijf en daarvoor is een stevige visie en ondersteunend beleid nodig. Medewerkers terugbrengen naar hun vak of een zorgvuldig afscheid nemen van politiemensen met PTSS. De taskforce “bestrijding langdurig verzuim” speelt hierbij een belangrijke rol. Haar eindconclusie: al deze zaken kunnen adequaat worden aangepakt onder het motto: Beter worden doe je samen. In een wereld, waar individualisme, opportunisme en materialisme hoog in het vaandel staan, lijkt mij dit vooralsnog geen gemakkelijke opgave.

Vervolgens was de wetenschap aan het woord.

Prof. dr. Berthold Gersons, emeritus hoogleraar psychiatrie vond dat de politie op de goede weg is, maar dat het wel langzaam gaat als het gaat om het opvolgen van de aanbevelingen uit zijn blauwdruk Mentale zorglijn Politie (2012). Belangrijke ontwikkelingen zijn o.a. de inrichting van het onafhankelijke 24/7 Loket Politie voor politiemedewerkers en hun naasten, de PTSS-Circulaire is een feit, er is een uitgebreidere coulanceregeling en de achterstand in de afhandeling van de schrijnende gevallen is vrijwel ingelopen.
Gersons maakte zich nog wel ernstige zorgen over het feit dat de politie nog steeds niet voldoende psychologen in dienst heeft. Bij Defensie zijn zo’n honderd psychologen actief, terwijl dat er bij de politie op dit moment slechts twee of drie en op termijn zeven zijn.
Aan het eind van zijn presentatie pleitte Gersons ervoor dat regelmatig de vraag moet worden gesteld: Hoe gaat het met je? Ben je vandaag in staat je werk te doen? Die vragen moeten leidinggevenden stellen, maar ook medewerkers aan zichzelf en aan elkaar. Tenslotte vraagt hij aandacht voor het thuisfront, dat ook een belangrijke rol speelt in deze materie.

Prof. Peter van der Velden, GZ-psycholoog en hoogleraar victimologie gaf een interessante presentatie over stressoren die leiden tot psychische klachten. Diverse onderzoeken wezen uit dat operationele stressoren (ingrijpende gebeurtenissen) in het algemeen niet de meeste invloed hadden op de psychische gesteldheid van politiemensen. Politiemensen bleken meer last te hebben van de grote onregelmatigheid in de dienstplanning, de gebruikersonvriendelijkheid van bedrijfsprocessensystemen, interne conflicten, onvoldoende erkenning van het beroep, doorlopende reorganisaties en werkdruk, dan van de confrontatie met geweld, agressie en menselijk leed. Opvallende conclusie uit de onderzoeken was ook dat de politie zeker niet de groep met de meeste psychische gezondheidsproblemen is. Andere beroepsgroepen bleken daar hoger te scoren.
Van der Velden schilderde verder hoe ongenuanceerd artikelen in de media zijn over het ziekteverzuim. In de media wordt op enig moment gerept over 7% ziekteverzuim als gevolg van psychische problemen, terwijl dat in werkelijkheid 5,6% is. Van die 5,6 % is slechts 3 % langdurig ziek en daarvan is 17 % (gedeeltelijk) aan het werk. Nuances zijn voor de media echter niet interessant, men wil scoren met negatieve cijfers.

Als derde en laatste wetenschapper liet prof. dr. Toon Taris, hoogleraar psychologie, ons zien hoe uit onderzoek door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) naar voren kwam dat de gemiddelde politiemedewerker over een goede psychosociale gezondheid beschikt en op veel van de onderscheiden aspecten niet in ongunstige zin verschillen van de gemiddelde Nederlander. Volgens prof. Taris is er al met al weinig reden tot grote zorg over de staat van de psychosociale gezondheid van de gemiddelde Nederlandse politieambtenaar, er zijn natuurlijk wel aspecten waarop die gezondheid verbeterd kan worden. Uiteraard zijn er altijd individuele uitzonderingen en juist daar gaat het dan ook echt mis.

Esther Tossaint, de pas benoemde korpspsycholoog, tevens strategisch adviseur beleidsdirectie HRM toonde ons hoe wetenschap, beleid en praktijk met elkaar zijn te verbinden. Zij ging in discussie met de zaal en al snel bleek dat die verbinding in de dagelijkse praktijk wordt doorkruist door de waan van de dag. Politiewerk is vaak onvoorspelbaar qua ernst, locatie en tijdstip. Pas wanneer het incident heeft plaatsgevonden, kan worden bepaald hoeveel capaciteit en welke kwaliteit er moet worden ingezet. Zodra er een paar ernstige incidenten tegelijk of vlak na elkaar en in hetzelfde gebied plaatsvinden, ontstaat al snel, juist vanwege het capaciteitsprobleem, een te hoge werkdruk. Zoals te verwachten is er een groot verschil tussen de beleving van het politiewerk door praktijkmensen en door wetenschappers en beleidsmakers.
Een eindconclusie is dat er veel meer voeling moet komen tussen leiding en werkvloer. De afstand is vaak nog te groot en lijkt vanwege de reorganisatie nog groter te worden.

Als laatste spreker voor de lunch sprak Dr. Annika Smit, senior strategisch adviseur en onderzoeker binnen de Politieacademie (Programma Versterking Professionele Weerbaarheid voor de Politie).
Zij wist op een boeiende wijze de samenhang te duiden tussen de drie vormen van weerbaarheid, te weten de fysieke, psychische en morele. Wanneer het lichaam in balans is, zal de geest dat ook zijn. De morele weerbaarheid heeft betrekking op de zingeving in je werk (de eigenheid in samenhang van het grotere geheel). Het geweten speel altijd een rol in het nemen van snelle beslissingen, zeker als het gaat om gebruik van geweld, in welke vorm dan ook. Het is daarom van groot belang dat politiemensen al tijdens de opleiding bewust worden gemaakt van de samenhang tussen de drie aspecten.

De twee informatiecarrousels na de lunch werden gevuld met beschouwingen over de werkwijze van vier vertegenwoordigers van het (bedrijf)maatschappelijk werk voor de Eenheid Amsterdam, te weten Helga Blom, Melanie Sarlemijn, Peter Waterloo en Erik-Jan Zwart.
Professionele opvang na ernstige incidenten is vanzelfsprekend geworden, maar de landelijke gelijkvormige inrichting van directe collegiale opvang lijkt maar moeizaam op gang te komen. Piketregelingen blijken vanwege organisatorische en/of financiële redenen niet altijd stand te houden. HRM zou meer moeten doen om collegiale bedrijfsopvang aan te moedigen.

Dr. Victor Kallen, gedragspsycholoog bij TNO, gaf op een boeiende, beeldende en vooral humoristische wijze een presentatie over de Neurobiologie van Stress(management), Darwin ontmoet Spinoza. Zijn advies was om te zorgen voor een goed herstel na gedane arbeid. Het verstoorde bioritme in politiewerk maakt kwetsbaar, omdat de rust die nodig is om stress te voorkomen vaak ontbreekt. Van stress word je ziek en dat wordt wetenschappelijk vooral verklaard door de rol van cortisol in zowel stress-management als metabole (stofwisseling) en inflammatoire (ontstekingen) processen.

Het symposium werd op een treffende manier afgesloten met het indrukwekkende succesverhaal en bijbehorend filmmateriaal van Robin van Galen, coach van het gouden waterpolo vrouwenteam van de Olympische Spelen in Seoel (2008). Deze coach kreeg een staf, geld en faciliteiten om met een klein team binnen vier jaar naar één doel toe te werken, namelijk de finale op de Olympische Spelen, op jacht naar goud. Hij wilde ons tonen dat een einddoel bereikt kan worden, als er maar de juiste instelling heerst en dat ieder lid zich terdege bewust is van zijn of haar rol binnen het team.
In mijn beleving gaat dit verhaal niet helemaal op voor de politieorganisatie in haar huidige samenstelling. Teams zijn er wel, maar er moeten teveel verschillende doelen worden nagestreefd. Daarbij komt dat er vanwege de hiërarchische structuur bij de politie nooit sprake is van één coach of chef.

Al met al een nuttige dag voor leidinggevenden, maar zeker ook voor HRM-managers, die tools aangereikt kregen hoe om te gaan met psychische problemen en stress van politiepersoneel. De wetenschap sprak voornamelijk over de psychische problematiek van politiemensen, terwijl de sociale problematiek nauwelijks ter sprake kwam. In de praktijk blijkt echter, dat psychische problemen nooit op zich staan, maar dat er altijd een bepaalde samenhang bestaat met de sociale omstandigheden. Politiemensen krijgen ook in hun privéleven te maken met dood, ziekte, echtscheiding, financiële problemen etc.
Verder bleek dat de media een grote rol speelt in het naar buiten brengen van resultaten uit onderzoeken. Negatieve aspecten worden er meestal uitgelicht en worden extra aangescherpt. Het lijkt erop dat de media een afspiegeling vormen van het gestaag groeiende gezags- en autoriteitsprobleem binnen de samenleving. Er ontstaan twee verschillende werelden, die van de feiten en die van de mythes. Berichten in de media dienen telkens opnieuw genuanceerd te worden, zodat er een werkelijkheid ontstaat, waaraan consequenties kunnen worden verbonden.

Onderstaande links verwijzen naar de door de sprekers gebruikte hand-outs.

Jacques Smeets, oud-politieman, auteur van De Blauwe Diender, in samenwerking met
Peter-Paul Lucker, stafmedewerker beleid en projecten Stichting de Basis te Doorn.

Hand-outs van:

Professor dr. Berthold Gersons

Professor dr. Peter van der Velden

Professor dr. Toon Taris

Dr. Annika Smit, Politieacademie

Dr. Victor Kallen, gedragspsycholoog TNO

Robin van Galen, waterpolocoach

Best practice en benchmarking

De laatste tijd wordt er in de media nogal negatief bericht over de politie. Is het niet over de vorming van de Nationale Politie, dan gaat het wel over wanbeleid op het gebied van inkoop en aanbesteding, over het ziekteverzuim of over de afwikkeling rondom PTSS-procedures. Positieve berichten lees je niet zo snel in de media. De politie moet het dan maar doen met mooie ontwikkelingen waar men zelf toe heeft bijgedragen, maar waarvoor de media geen aandacht hebben.

Recent werd ik aangenaam verrast door een collega, die mij een persoonlijk berichtje stuurde. Wij kennen elkaar niet persoonlijk en zij wilde feitelijk alleen maar iets met mij delen. In eerste instantie ging het over de worsteling met de vraag waarom zij nog steeds bij deze baas was, omdat zij soms niet meer begreep hoe het eraan toegaat bij de politie, zowel intern als extern.
Een trieste gebeurtenis zorgde voor een veranderd inzicht en dat zij overging tot actie.

Tijdens de confrontatie met een ernstig incident waarbij een dode was gevallen, ontstond bij haar het idee om een bijeenkomst te organiseren voor een grote groep ooggetuigen, zodat zij openlijk konden praten over elkaars ervaring en over de impact van de gebeurtenis. Zij kon echter binnen de eigen organisatie en directe samenwerkingspartners nergens terecht met deze groep getuigen. Dat ging haar aan het hart, omdat zij als politieagent verdomd goed wist dat de omstandigheden rondom zo’n ernstig incident vaak een bron is voor een moeizame verwerking van het leed. Dat geldt net zo goed voor ooggetuigen als voor politiemensen.
Tijdens een zakelijke ontmoeting met de brandweer, besprak zij haar knelpunt met de bevelvoerder van dienst, die ook bij het incident betrokken was geweest. Hij liet haar weten voor opvang te willen zorgen, aangezien dat ook paste binnen het taakveld van de brandweer. Na overleg met haar leidinggevende en de brandweer, legde zij aan de groep getuigen de mogelijkheid voor om bij de brandweer bij elkaar te komen. Iedereen was enthousiast en kwam naar de bijeenkomst. Samen hebben ze elkaars ervaringen en gedachten over de confrontatie met het menselijk leed gedeeld.
De collega maakte met de leiding binnen haar eenheid de afspraak dat zij dit verder mag uitwerken om een soort vangnet te creëren voor dergelijke getuigen. Op die manier weet zij weer waarvoor zij onder meer bij de politie is gegaan, zo liet ze mij weten.

Het gaat niet uitsluitend om het bestrijden van criminaliteit, boeven vangen en zodoende een bijdrage te leveren aan de veiligheid binnen de samenleving. Zij was niet vergeten dat in haar taak ook is omschreven dat zij hulp moet verlenen aan hen die deze behoeven. Zij werd geraakt door de dankbaarheid van die getuigen en schreef dat zij de flow weer terug had gevonden, nadat zij eigenlijk al met de gedachte leefde dat zij uit het uniform was gegroeid, dat zij er niet meer in paste.

Deze collega zag behoefte, creëerde ruimte en heeft gewoon aan die behoefte voldaan door deze bijzondere getuigenis een goede afloop te kunnen bieden. Hier is sprake van een vernieuwde en interessante praktijk, waarbij de politie iets heeft geleerd van de brandweer. Een mooi voorbeeld van best practice en benchmarking. Om maar eens een paar mooie begrippen te noemen.

Jacques Smeets
www.deblauwediender.nl

Morele weerbaarheid en beroepseer

In 2010 initieerde minister Opstelten van Veiligheid & Justitie het Project Versterking Professionele Weerbaarheid voor de Nationale Politie. Doel was om de weerbaarheid/veerkracht van de politie te versterken. Aanleiding hiertoe waren de berichten in de media en vragen in de Tweede Kamer over het toenemende geweld tegen hulpverleners in het algemeen en tegen de politie in het bijzonder. Maar ook het toenemend aantal politiemedewerkers die kampen met ernstige psychische problemen, zoals PTSS.

Binnen het programma worden drie dimensies van weerbaarheid onderscheiden: fysiek, mentaal en moreel. Deze dimensies betreffen volgens de opstellers van het project een manier van kijken naar weerbaarheid, maar zijn niet fundamenteel verschillend. Alle drie zouden ze betrekking hebben op een succesvolle aanpassing in tijden van tegenslag/verandering. Op zich lijkt dit plausibel. Toch denk ik dat de morele weerbaarheid als een soort sluitpost wordt gezien van het totale project en daardoor minder aandacht krijg dan de twee andere dimensies.

Morele weerbaarheid is immers zeer complex, aangezien je te maken hebt met een grote diversiteit in menselijke karakters en eigenschappen. Fysieke en psychische weerbaarheid zijn meetbaar. Je kan immers criteria stellen. Bij morele weerbaarheid gaat het veeleer om het individuele geweten. Dan worden voorafgaande, tijdens en na incidenten vragen gesteld zoals: “sta ik ook als mens onvoorwaardelijk achter wat ik in mijn werk doe of laat en komt het overeen met mijn geweten?”
Vanuit die vraagstelling kom je er vanzelf achter of je wel of niet geweld zou gebruiken tegen een medemens, en of je écht integer én overeenkomstig je normen en waarden handelt.

Socioloog Jaap Timmer (tevens fervent onderzoeker naar politiegeweld) zegt in een artikel in het korpsblad 24/7 van de Nationale Politie (Nr. 19-September 2014) dat politiemensen nog vaak onvoldoende voorbereid de straat op worden gestuurd. Ze schieten ook eerder, zegt hij, agenten wachten niet af tot de boef een wapen trekt, dat is conform de bevoegdheid en de verwachting.
Zijn conclusies trekt hij uit een eindrapport van een onderzoek dat vorig jaar in opdracht van de Politiebond ACP en Loyalis werd uitgevoerd door het onafhankelijk onderzoeksbureau Motivaction. Uit dit onderzoek bleek dat 87 procent van de agenten te maken heeft met werkgerelateerd geweld.

Door slechts enkele aspecten van het beroepsgerelateerd geweld ( het onvoldoende voorbereid het werk doen en het gebruik van het dienstpistool) eruit te pikken, mis je een heleboel andere belangwekkende aspecten van het veelzijdige beroep.
Cultuur, afkomst, opvoeding, emoties, eigen geweten, en opvattingen over normen en waarden spelen tijdens het werk net zo’n belangrijke rol als het wel of niet voldoende getraind zijn in het gebruik van het pistool. Politiemensen zijn er tevens vaak trots op dat zij een stukje veiligheid aan de samenleving kunnen bieden en mensen in nood kunnen helpen. Beroepseer is voor hen van groot belang. De morele weerbaarheid komt dan al snel in beeld.

Politiewerk lijkt (vooral in films en tv-series) een universele zaak. Maar in de uitoefening van het beroep zitten tussen individuele medewerkers wezenlijke verschillen, zoals die van man en vrouw, autochtoon of allochtoon, ondergeschikte of leidinggevende en niet te vergeten tussen de lichamelijke en geestelijke toestand van het individu, zowel beroepsmatig als privé. Politiemensen worden door de samenleving en media met argusogen gevolgd, gezag en autoriteit is niet meer natuurlijk en vanzelfsprekend, Internet en sociale media hebben een grote invloed op het werk en het handelen.

Timmer denkt dat trouw, motivatie en interesse in de trainingen kunnen zorgen voor een betere voorbereiding op het werk van agenten. Tijdens mijn 43-jarige loopbaan heb ik heel wat trainingen op die manier gevolgd. Totdat vanaf de reorganisatie in 1994 de Integrale Beroepsvaardigheidstrainingen (IBT) hun intrede deden. Het aantal schiet-, sport- en trainingsuren daalde drastisch om uiteindelijk te eindigen op het absolute diepterecord van minimaal 32 verplichte uren per jaar, inclusief enkele verplichte toetsen. Natuurlijk werd ik me door de trainingen meer bewust van mijn bevoegdheden, met name ten aanzien van “schieten ter aanhouding”. Dat is ook steeds het doel van de training geweest. Tegelijkertijd voelde ik mij een aapje die een paar kunstjes moest leren (b.v. aanhoudings- en transporttechnieken) en bij de minst geringste afwijking tijdens de toets, moest je deze op een ander tijdstip opnieuw afleggen. Dat alles op straffe van inlevering van de bewapening of het opleggen van andere taken wanneer je het kunstje de volgende keer niet precies deed zoals in het instructieboek was opgetekend.

Timmer vergelijkt het schieten van Nederlandse agenten met die van onze Duitse collega’s. Het lijkt erop alsof hij de Nederlandse politie van het stempel “schietgraag” voorziet wanneer deze socioloog zegt dat politiemensen niet wachten tot een boef een wapen trekt en dat Nederland in West-Europa naar verhouding al topper is in het aantal doden door politiekogels ten opzichte van de bevolkingsomvang. In Nederland gaat het uiteindelijk om 1 dode gemiddeld per jaar, gemeten over een periode van 10 jaar (1995-2005) en op een bevolkingsaantal van 5 miljoen. In Duitsland ligt datzelfde gemiddelde op zo’n 14 miljoen inwoners. Ik vind het een onzinnige vergelijking in relatie tot de inhoud van het rapport over geweld tegen de politie.

Wat mij tevens opvalt in zijn artikel is dat Timmer zich afvraagt hoe belangrijk het voor de samenleving was die boef te vangen op dat moment en op zo’n plek. Volgens mij zal een diender die in een schietincident verwikkeld raakt, zich op dat moment nauwelijks bezig houden met de vraag hoe belangrijk de samenleving de aanhouding vindt. In die cruciale ogenblikken zal, vaak in een split second en vergezeld van hevige emoties, gehandeld worden. Timmer zegt tevens dat agenten telkens de afweging moeten maken of het ingrijpen de dood van een agent waard is. Ze kunnen beter later uitleggen waarom het zo is gegaan.
Voor een socioloog vind ik dit onbegrijpelijk. Dit soort afwegingen hoort bij mensen die zaken achteraf vanachter een bureau analyseren en beoordelen, maar deze horen zeker niet bij mensen die tijdens de uitoefening van hun beroep midden in dergelijke zware omstandigheden verkeren en onmiddellijk, adequaat en volgens wetten, regels en geweldsinstructie moeten handelen.

Het is volgens mij dringend en noodzakelijk dat dit thema meer aandacht krijgt in de opleiding en training van politiemensen. Op die manier kan ook het onderwerp morele weerbaarheid op een professionele manier ingepast worden. Als je van tevoren te rade gaat binnen je eigen geweten en daar al of niet tegen conflicten aanloopt, kan je een veel bewustere keuze maken om politieagent te worden. Dan besef je dat dit beroep geweld, dreiging en gevaren met zich meebrengt en dat er misschien een moment komt dat je met getrokken pistool voor een zeer ingrijpende beslissing staat.

Morele weerbaarheid is de professionaliteit van de politieambtenaar om weloverwogen verantwoorde keuzes te maken bij morele dilemma’s in de praktijk. Wanneer de agent vanuit die instelling zijn of haar beroep kan en mag uitoefenen, zal hij of zij trots zijn een politieambtenaar te zijn. De thema’s zouden reeds ingebouwd zijn in de IBT nieuwe stijl, echter het aantal uren staat nog steeds op 32 per jaar. Er zal derhalve altijd iets ten koste gaan van het ander.

Hier is de link naar de website van de politievakbond ACP, waarop informatie staat over het genoemde onderzoek. (Nieuwsbericht over onderzoek Geweld tegen politie, impact op werk èn privéleven is niet meer te vinden op website van ACP. Probeer op site van Regioburgemeesters: https://www.regioburgemeesters.nl/actueel/?id=266)

Jacques Smeets
www.deblauwediender.nl

Eervolle nasleep

Op 4 juni 2014 sloten de Provincie Limburg en de Provincie Sichuan in China, in samenwerking met de drie campussen in Limburg en de daar gevestigde bedrijven, een (zakelijke) vriendschapsrelatie. De bedoeling is uiteraard te komen tot duurzame contracten tussen het bedrijfsleven hier en dat in China. Tijdens deze bijeenkomst beloofde Commissaris van de Koning (CdK) Theo Bovens een tegenbezoek in China te gaan organiseren, met in zijn kielzog uiteraard een handelsdelegatie. Over de vriendschapsband las ik in die tijd een krantenartikel in Dagblad De Limburger.

Het artikel in de krant spoorde mij aan om hierover contact op te nemen met Lulu Wang. Zij vond de ontstane vriendschapsband tussen de Chinese Provincie Sichuan en onze Provincie Limburg een prachtige stap in de uitwisseling over elkaars culturen en opperde vervolgens het idee dat ik een aantal (gratis) exemplaren van haar nieuwste boek (novelle) Nederland, wo ai ni aan de initiatiefnemers van het vriendschapsproject zou overhandigen. Wellicht zouden de mensen bij de Provincie het fijn vinden om iets meer te weten over Chinezen met wie zaken wordt gedaan, aldus Lulu Wang.
Ik benaderde hierop per e-mail de gedeputeerde Twan Beurskens, die verantwoordelijk is voor de totstandkoming van de relatie. Hij reageerde erg enthousiast op dit aanbod en er werd snel een afspraak gemaakt. Op 21 juli jl. vond de ontmoeting plaats in het Gouvernement te Maastricht.

In de aanloop naar die afspraak werd ik binnen de Provincie in contact gebracht met Robbert Lambriks, sinoloog en binnen de provincie werkzaam als politiek adviseur Internationale handel & investeringen. In overleg met Lambriks opperde ik het idee dat Lulu Wang eigenlijk zelf die boekjes zou moeten komen aanbieden aan de gedeputeerde. Lulu Wang zou dit graag doen, mits dit zou gebeuren in een grotere bijeenkomst, gecombineerd met een presentatie en signeersessie. Robbert Lambriks stond hiervoor open en nadat hij overleg had gehad met Twan Beurskens ontstond het idee om in de aanloop naar het tegenbezoek van de CdK aan Sichuan iets te gaan organiseren.
De situatie is nu zo dat er in het najaar, op een nader te bepalen datum, ergens in Maastricht, een grote bijeenkomst zal worden georganiseerd tussen Lulu Wang, mij, de gedeputeerde en de Cdk, alsmede met de handelsmissie die uiteindelijk meegaat naar China. Lulu Wang zal dan haar nieuwste (papieren) boek Adam & Evan in China presenteren en aanbieden aan de CdK en de gedeputeerde. De bijeenkomst wordt uiteraard voor het publiek opengesteld en er zal pers aanwezig zijn. Het is heel goed mogelijk dat zelfs de Chinese tv zal worden ingeschakeld. Ik zal er als initiatiefnemer/bruggenbouwer en als ambassadeur van het politieberoep, tevens auteur van De Blauwe Diender bij worden betrokken. Uiteraard zal er tijdig een persbericht uitgaan.

Voordat ik op 21 juli 2014 bij gedeputeerde Twan Beurskens op bezoek ging, liet hij mij in een van de e-mails weten dat ook hij in een vorig beroep politieman was geweest. Gedurende 14 jaar was hij werkzaam geweest in de regio Limburg-Noord. Hij zou het erg mooi vinden om met mij over het politieberoep van gedachten te wisselen. Ik bood hem daarop aan om hem tevens een exemplaar van mijn boek  te overhandigen. Ook daarop reageerde de gedeputeerde enthousiast.
Op 21 juli overhandigde ik derhalve, naast een aantal exemplaren van Nederland, wo ai ni (van Lulu Wang) ook een exemplaar van De Blauwe Diender.
Uit ons gesprek bleek dat wij begin jaren ’90 ongeveer gelijktijdig een strijd hadden gevoerd tegen de enorme drugshandel, en -overlast. Hij in Venlo en ik in Maastricht. Dit gegeven zorgde uiteraard voor een diepgaand gesprek over de huidige drugsproblematiek in Limburg.

De persvoorlichter van de Provincie verzorgde, samen met een fotograaf, voor een mooie publicatie binnen de Provincie. Deze werd tevens door diverse media gebruikt om er een persbericht over te publiceren en er werd zelfs op de regionale tv-zender gewag van gemaakt. Klik hier voor het betreffende artikel.

Wat een reactie op een krantenartikel al niet teweeg kan brengen.
Voor mij een bewijs dat beroepseer ook kan blijven voortbestaan nadat de pensioengerechtigde leeftijd is bereikt. Ik ben er trots op dat ik als oud-politieman het beroep op deze manier kan uitdragen.

Jacques Smeets
www.deblauwediender.nl

 

 

Blauw en Bezield

In 2006 kreeg ik van mijn chef een uitgave van de reeks Blauwe Denkers van de School voor Politie Leiderschap (SPL) onder mijn neus geduwd. Hij zei zoiets van: “Volgens mij is dit iets voor jou Jacques, ik ben ervan overtuigd dat je dit interessant vindt.” Ik keek naar het boekje en vroeg prompt: “Wat vind jij er van?” Hij gaf een vluchtig antwoord in de trant van: “Ach, je moet er wel de tijd voor nemen om je in zoiets te verdiepen, maar het is zeker interessant.” Het bleef hierbij en wij gingen verder met onze bezigheden.

Later werd ik toch een beetje nieuwsgierig en bladerde vluchtig door de brochure. Het was inderdaad interessant. In de inleiding werd de vraag gesteld wat politiemensen, die op zoek zijn naar de essentie van het politieberoep, bezielt.
De brochure beschreef het ontstaan en de intentie van de Ithaka-beweging. Dit was een groep van politiemensen die in een programma voor de School voor Politie Leiderschap, onderdeel van de Politieacademie, in 2005 op zoek ging naar een antwoord op vragen naar de essentie van politiewerk.

Op het moment dat ik de uitgave in handen kreeg, stond ik op het punt mijn eerste boek De bezieling van een politieman uit te brengen. Wellicht zag deze chef in mij een politieman met een bezielde missie.
Volgens de samenstellers van het tekstboekje moesten we onze primaire taken niet uit het oog verliezen, harde krachten waren aan het winnen, de balans tussen prestatiecontracten en dat waar politie echt voor moest staan, raakte zoek. Het politievak werd uitgehold, het meetbare leek slechts te tellen, aldus de makers van de brochure. In essentie ging het om bescherming van de samenleving tegen criminaliteit en hulp bieden aan mensen die daarom vroegen. Politiemensen moesten het gevoel hebben dat ze iets betekenen voor de burgers, dat ze een belangrijke bijdrage bieden aan veiligheid.

Tegelijkertijd bestond bij de Ithaka-leden een gevoel van onbehagen over de afnemende waardering en erkenning van ons waardevolle werk. Plezier in het werk en beroepstrots kwamen onder druk te staan. De onderwerpen in Blauwe Denkers hadden in elk geval raakpunten met de vragen die mij al jaren bezig hielden. Voor mij werd langzaam duidelijk wat er met mij aan de hand was, waarom ik al een aantal jaar niet meer trots op mijn vak was en waarom ik geen plezier meer in mijn werk had. De zoektocht naar mijn innerlijke zijn was er een die overeenkwam met die van de schrijvers van Blauwe Denkers, namelijk dat de vraag naar de essentie van het politievak samenvalt met de vraag: “Wat bezielt mij?”
De bij de Ithaka-beweging aangesloten leden hadden gemeen dat hun onbehagen gekoppeld was aan de ambitie om iets positiefs op gang te brengen. Het was niet alleen een intuïtief signaal dat er iets waardevols op het spel stond. Het ging hen duidelijk om de diepste kern van het politievak en de wens om die essentie zichtbaar te maken.

Mijn beroepstrots kwam vanaf 2000 onder druk te staan. Ik had minder zin in mijn werk, was ziek en de passie was verdwenen. In 2004 bereikte ik het dieptepunt voor wat betreft de zin in het werk. Het oplossen van een zaak en het maken van een dossier gaven me weinig werkvreugde, want elke handeling die ik verrichtte werd door anderen aangestuurd en daarna volgde controle op controle van het gedane werk. Voldoening haalde ik alleen nog uit betekenisvolle ontmoetingen met mensen, uit gesprekken met collega’s en hun verhalen, uit mijn eigen optreden tijdens interventies en uit de verhoren van verdachten. Wanneer slachtoffers en verdachten lieten horen dat ze tevreden waren over mijn werk of dat ik ze correct en met respect had behandeld, dan was ik daar trots op. De complimenten die ik van collega’s of chefs kreeg, nam ik graag in ontvangst en ze maakten me blij.

De verhalen van politiemensen gingen en gaan altijd over kritieke gebeurtenissen, over de overmeestering van een gewelddadige crimineel, over de aanhouding op heterdaad, over de reanimatie van het kind dat onder een auto was gekomen, over het bij elkaar rapen van menselijke resten van iemand die zich voor de trein heeft geworpen.
Op die momenten wordt de bezieling van politiemensen pas echt zichtbaar. Emoties kunnen op dergelijke kritieke momenten bijna niet meer worden weggemoffeld, de kwetsbaarheid van de mens achter het uniform wordt zichtbaar voor collega’s en omstanders. De kwaliteiten van de politiemens zoals doortastendheid, empathie en hulpverlenen, die onder zulke omstandigheden boven komen drijven zijn belangrijk voor slachtoffers, voor de samenleving en voor iedere betrokkene.

De verrassende wending voor mij was dat de zin in mijn werk na ongeveer dertig jaar opeens verdween en dat ik de grootste moeite had dit te accepteren.
De Ithakabeweging was voor mij een duidelijke inspiratiebron om op zoek te gaan naar nieuwe passie voor mijn werk, zodat mijn toekomstperspectief er beter zou gaan uitzien.
Ik leerde dat ik mijn verwachtingen moest bijstellen, die had ik te hoog ingesteld. In een machowereld als de politie is het moeilijk openlijk te praten over thema’s als emoties, kwetsbaarheid en menselijkheid op de werkvloer. Er wordt mondjesmaat geluisterd, meestal wordt er negatief gereageerd. Men vindt het lastig om er mee om te gaan en men vindt het wollige taal waarmee je in je dagelijkse werk niets kunt. Maar ik was onderweg en ik nam me voor om te blijven proberen. Ik besloot om nog meer de tijd te nemen om te luisteren naar de verhalen van collega’s en te vertellen over mijn zoektocht naar duurzame inspiratiebronnen.

Ik vond het erg moeilijk om mijn verkregen inzichten om te zetten in mijn gedrag, want daarvoor moest ik oude patronen en opvattingen loslaten. Mijn rechtsgevoel, plichtsbesef en loyaliteit zaten diep in mij geworteld en ik kon me bijna niet voorstellen dat het verlies in de zin in mijn werk zoveel daarmee te maken had. Ik vond die structuren helemaal in orde, ze hoorden bij mij, zoals de kleur van mijn haar. Toch bleek naderhand dat gelijktijdig met het loslaten van die structuren de passie voor mijn werk weer toenam. Ik leerde inzien dat mijn rechtsgevoel, plichtsbesef en loyaliteit ontstaan waren door invloeden van mijn ouders, leraren en geestelijken. Ik was geïndoctrineerd zonder dat ik dit doorhad. Ik besefte in mijn rechercheperiode dat achter elk crimineel gedrag een reden zat. Voorheen was er maar één mogelijkheid. De wet was overtreden en dus was je strafbaar. Ik was de aangewezen persoon om daartegen op te treden. Wat mensen ook probeerden aan te dragen om onder de straf uit te komen, ik liet me niet ompraten. Fout was fout, zo simpel was het voor mij. Nu zag ik tijdens een verhoor de mens achter de verdachte en probeerde ik samen met hem of haar achter de reden te komen van de misdaad.

Het begrip plichtsbesef kreeg een totaal andere betekenis. Voorheen voerde ik uit wat mij werd opgedragen omdat ik dat voelde als een plicht. Ik was de ondergeschikte en moest mij schikken naar wat de meerdere mij opdroeg. Ik kwam daar zelden of nooit tegen in het verweer. Mijn loyaliteit reikte ver, ik was trouw aan mijn collega’s en mijn chefs. Als rechercheur kwam ik soms wel in opstand tegen een chef als mij niet beviel wat hij mij opdroeg, sommige collega’s liet ik links liggen of ik liet ze weten dat ik niet gediend was van hun benadering van een verdachte. Ik weigerde zelfs samen met sommige collega’s een verdachte te verhoren.

Mijn veranderende houding en persoonlijkheid luidde rond 2004 het herstel in. Ik was geduldig en vond telkens opnieuw de moed om op deze weg te blijven doorgaan. Ik werd authentieker en werd mij bewuster van mijn binnenkant. Daardoor besefte ik dat ik opener, eerlijker en oprechter werd naar collega’s en de mensen waarmee ik beroepsmatig te maken kreeg. Ik voelde me veel menselijker dan voor mijn recherchetijd en werd geestelijk en lichamelijk een gezond mens.
Mijn missie zou de rest van mijn leven bestaan uit het blijven zoeken naar duurzame inspiratiebronnen die mij op weg zouden helpen antwoorden te vinden op vragen die op mijn zoektocht zouden blijven ontstaan. Ik bleek in staat vastgeroeste patronen en structuren te veranderen, maar kon dat pas toen ik aangemoedigd werd door anderen, die een soortgelijk proces doormaakten. Zij wisten mij te inspireren om een andere weg te kiezen, door andere functies te gaan uitoefenen zodat de zin in het werk terugkeerde en ik gemotiveerd werd om mijn loopbaan als politieman af te maken tot aan mijn pensioen. Ik wist dat ik vanuit mijn nieuwe grondhouding in staat was om anderen te inspireren. Dat doe ik middels mijn boek De Blauwe Diender en door het gesprek aan te gaan met (oud)collega’s, leidinggevenden en betrokken politici uit het hele land.

Ik ben blauw en bezield, zelfs nu ik gepensioneerd ben.

Jacques Smeets

 

Belastingleed

Leuker kunnen we het niet maken, wel gemakkelijker.

O ja?

De wijziging van een rekeningnummer bij de Belastingdienst als gevolg van de overstap van de Rabobank naar de Regiobank is een fluitje van een cent, zou je denken. Vergeet het maar. De benodigde formulieren werden begin april ondertekend en door de Regiobank naar de Belastingdienst gestuurd.

Op 15 april 2014 ontving ik een blauwe envelop met een brief, dat ik een bepaald bedrag meer terug te ontvangen had. Een meevallertje dus. Volgens de begeleidende brief werd vooralsnog niets op het oude bankrekeningnummer gestort, aangezien dit nummer niet meer in gebruik was. Dat had uiteraard te maken met de overstap. Dus belde ik met de Belastingtelefoon.

Mijn vermoeden werd bevestigd. Ik kreeg te horen dat ik in verband met die overstap een brief van de Belastingdienst zou ontvangen met daarin aanwijzingen hoe te handelen. Blijkbaar had men wel al iets ontvangen van de Regiobank. Zodra de benodigde stukken binnen waren zou alles binnen een paar werkdagen zijn geregeld.
Op 30 april kregen mijn vrouw en ik beide een afzonderlijke blauwe brief dat men een nieuw rekeningnummer had opgenomen in hun administratie. Tegelijkertijd ontvingen wij ook een brief waarin werd gevraagd om kopieën van de ID-kaarten van ons beide, alsmede een rekeningoverzicht van de Regiobank toe te sturen. Echter, die waren reeds opgestuurd door de Regiobank.
Andermaal gebeld met de Belastingtelefoon. Waarschijnlijk zouden brieven zich hebben gekruist. Een en ander zou binnen een paar werkdagen zijn geregeld.
Echter, er volgden nieuwe, identieke brieven over de opname van het rekeningnummer en het opsturen van de eerder genoemde kopieën. Het aantal blauwe enveloppen met brieven was intussen opgelopen tot zeven.

Terug naar de Regiobank. Daar werd mij verzekerd dat de benodigde documenten wel degelijk naar de Belastingdienst waren verstuurd, op de dag dat ze waren ingevuld en ondertekend. Voor alle zekerheid stuurde de medewerker van de bank opnieuw kopieën van de ID-kaarten van mij en mijn vrouw, naar de Belastingdienst. Op dat moment was er nog niets overgeschreven via de nieuwe rekening, de overstap was immers nog niet volledig. Een rekeningoverzicht kon derhalve niet meegestuurd worden, dus werd een kopie van de opening van de nieuwe rekening bijgevoegd.
Er volgde nog steeds geen overschrijving. Intussen zat ik ook al enkele weken te wachten op de voorlopige teruggave over de maand april. Die werd natuurlijk ook niet meer op de oude rekening gestort.

Opnieuw gebeld met de Belastingdienst. Ik kreeg toen te horen dat ik de brieven, samen met de bewijsstukken, terug naar de Belastingdienst moest sturen. Blijkt bij controle van de brieven inderdaad dat die betreffende brief mee retour moest worden gezonden. Opnieuw onbegrip. Men had immers al het nieuwe rekeningnummer in hun administratie opgenomen? Wat voor meerwaarde had die brief in godsnaam? Zou de Belastingdienst zichzelf niet meer vertrouwen? Het lijkt er wel op. Intussen zijn we rond de 8e mei aangeland.
Een aantal dagen later werd ik door de Regiobank gebeld. De Belastingdienst accepteert niet het document van de opening van de rekening (!) Het moet perse een rekeningoverzicht zijn. Die zijn er intussen wel.
Uiteindelijk zijn de brieven, samen met een rekeningoverzicht en de kopieën van de ID-kaarten (voor de 3e keer), op 12 mei 2014 naar de Belastingdienst gestuurd. Ben zeer benieuwd hoelang het duurt voordat de tegoeden, die intussen al opgelopen zijn tot een behoorlijk bedrag, worden overgeboekt naar de nieuwe rekening.

Belastingdienst, makkelijker kunnen we het niet maken, wel bureaucratischer en onduidelijker.

Als er ergens iets is doorgeschoten dan is het wel de controleterreur van deze Dienst. En ik dacht dat de papierterreur bij de politie al erg is. Het kan blijkbaar nog erger.

Ik vraag me af of medewerkers bij de Belastingdienst nog wel eervol hun beroep kunnen uitoefenen.

Jacques Smeets
www.deblauwediender.nl