Dit is het derde deel van mijn essay;
VOORWAARDE VOOR EMPOWERMENT IS VIEREN VAN HET VERSCHIL
In het eerste deel Etikettenplakken als nationale sport heb ik beschreven hoe wij in onze cultuur steeds meer zijn gaan denken vanuit het stoornismodel en wat de effecten zijn van deze dominante denkwijze. We hebben een onbedwingbare neiging ontwikkeld om mensen die afwijken van standaardmodel mens een diagnose op te plakken.
In het tweede deel; ‘ Just do it!!’ heb ik het krachtenveld rondom empowerment in beeld gebracht.
In dit laatste deel beschrijf ik waarom het bij empowerment om veel meer gaat dan het introduceren van een nieuwe methodiek. Het gaat om niets meer of minder dan een cultuuromslag, niet alleen in GGZ en Welzijn, maar in onze hele samenleving.
COME DANCE…
Visie op denken en handelen vanuit complexiteit
Hans van Ewijk (2010, ) neemt het complexiteitsdenken als uitgangspunt voor de tijd waar we nu in leven. Hij refereert aan Edgar Morin, die hij een van de grootste complexiteitsdenkers van onze tijd noemt. (Morin, 2008) Het komt hierop neer: Morin stelt dat de mens en de kosmos een ongelooflijk complex geheel is. Wat wij geprobeerd hebben, vanaf het begin van ontstaan van het rationalisme in de 17e eeuw, is greep en controle te krijgen op en het geheel en de samenhang. Alle moderne wetenschappen proberen complexiteit te ontrafelen door reductie, een zoektocht naar 1 oorzaak, 1 algemeen geldende wet, naar het functioneren van de delen in plaats van het geheel. Hoewel het de mens m.i. bijna eigen lijkt, zich te willen blijven vastklampen aan dit geloof, aan deze overtuiging dat alles op die manier beheersbaar en onder controle is, lijkt het er toch op dat mondiaal het besef danig begint te ontwaken dat dit een doodlopende weg is.
Dit uiteenrafelen van de mens en de kosmos in afzonderlijke delen heeft weliswaar veel kennis opgeleverd, maar weinig inzicht geboden in de mens als een zichzelf organiserend wezen. Morin noemt dat een zichzelf eco-organiserend wezen, waarbij de mens zichzelf produceert in interactie met zijn omgeving. (ik zou het zelf een holistische visie willen noemen) “Dit zichzelf organiserend en producerend wezen, is een uitermate complex fenomeen. Alleen als we de complexiteit van de kosmos, de mens en zijn wereld als zodanig erkennen en proberen te begrijpen, kunnen we voorkomen dat het reductionisme allesoverheersend en allesvernietigend wordt.” (Van Ewijk, 2010, p.11)
Van Ewijk stelt dat het hem lijkt dat de visie op denken en handelen vanuit complexiteit een vruchtbare benadering is in het sociale domein. Dat ben ik helemaal met hem eens. Ik denk dat het hoog tijd wordt, dat er een bewustzijn en een erkenning komt voor wat Morin in bovenstaande heeft gesteld. Ik zou het zo willen vertalen: de mens heeft zichzelf in het rationele tijdperk heel vanzelfsprekend en in steeds sterkere mate in het middelpunt van het heelal gesteld; als ‘master of the universe.’ Alles is te beredeneren, te ontleden, alles te controleren en te beheersen. Alles op de aarde en in de kosmos dient tot eer en meerdere glorie van de mens. We komen er echter achter, op dit moment, door crisissen op allerlei niveaus, dat we ons hierin danig vergist hebben.
Herstellen van verbindingen
Het reductionisme heeft de verbindingen op allerlei manieren verbroken, en kijken vanuit een holistische visie betekent kijken naar gehelen, kijken naar hoe je de verbindingen kunt herstellen.
Tine van Regenmortel stelt dat empowerment veelal veel te beperkt wordt opgevat, als zijnde een nieuwe methodiek.(Van Regenmortel, 2008, p.11) Ook zij heeft het er over dat er een fundamentele verandering plaats zal moeten gaan vinden in hoe wij naar sociale problemen kijken. Die zijn niet te isoleren in personen, maar zijn wezenlijk inter-afhankelijk en contextgebonden. “Het oplossen van sociale problemen is een gedeelde verantwoordelijkheid die het liberale individualiseringsdenken ver achter zich laat.” Zij noemt dit een ecologische kijk op het empowermentparadigma., oftewel: een autonomie in verbondenheid. Dit betekent geen streven naar onafhankelijkheid, maar het gaat om versterkingsprocessen van de meest kwetsbaren. “Het maken van verbindingen is het middel om deze versterkingsprocessen te verwezenlijken. Positieve ontmoeting en dialoog, respect en wederkerigheid kleuren de manier waarop deze verbindingen to stand gebracht dienen te worden.”
De nieuwe sociale kwestie
Nu weer terug naar Hans van Ewijk. Ik wil namelijk graag nog wat verder inzoomen op wat hij te berde brengt als het gaat over het uitsluiting.
Van Ewijk stelt dat onze sociale wereld in korte tijd door grote groei van kennis en welvaart oneindig veel complexer is geworden. (van Ewijk, 2011, p.11) “Die enorme toename van kennis en informatie heeft geleid tot meer differentiatie in beroepen, in instituties, in informatie, in mogelijkheden. We kunnen meer, we mogen meer, we moeten meer, en we vinden dat we het vooral zelf moeten beslissen. (van Hemert 2009).”
Tot nog niet zo lang geleden was onze wereld veel overzichtelijker. We leefden in herkenbare gemeenschappen, zoals een dorp, waar ieder een rol en een positie had, met de bijbehorende sociale controle en correctie. We kenden een onverwoestbaar vooruitgangsgeloof en ieder had daarin gevoel voor richting, hetzij vanuit een geloofswaarde, een politieke of anderszins ideologische richting. De strijd ging over welke richting de juiste was, niet over of er wel een richting was.
Nu leven we in een wereld die vol is met onzekerheden. We leven veel meer in losse verbanden, die voortdurend aan verandering onderhevig zijn. Daarmee wordt het veel moeilijker om je als mens tegenover anderen te positioneren, dat is iets geworden wat je steeds bijna ieder moment opnieuw vorm moet geven. “We scheiden, we verhuizen, we veranderen van baan en als we niet van baan veranderen verandert de baan wel. De burger, de politiek, het bedrijfsleven en wetenschap hebben hun handen vol aan het managen van complexiteit. We worden voortdurend bezig gehouden door wat zich aandient als kansen en problemen. Het gaat meer om opportunisme dan om missie, hoe mooie de missiestatements van overheden, universiteiten en bedrijven ook mogen klinken. De complexiteit is ook onze leefwereld binnengedrongen, zit in onze huiskamer, in de klas, in de werkplek bij elkaar en tegenover elkaar. Een gezin, een afdeling, een klas of een vriendenclub bij elkaar houden vraagt veel sociale kunde.” (van Ewijk, 2010, p.12)
Dit gegeven, dat jezelf kunnen handhaven in deze tijd veel sociale kunde vraagt, noemt Geert van der Laan de nieuwe sociale kwestie.(van der Laan, 2006) Feitelijk moet een mens voortdurend maatwerk leveren, om zichzelf profiel en positie te geven. Het is de kunst, om je zo met jezelf en je omgeving om te gaan, dat je steeds opnieuw gezien, herkend, en erkend wordt. “Doorslaggevend voor de eigen toekomst en positie is je op de juiste wijze tot anderen te verhouden en het opportunisme om van je mogelijkheden en kansen in de samenleving gebruik te maken. Het sociale vermogen, dat in onze tijd zo hogelijk gewaardeerd wordt, is daarmee tegelijkertijd uitsluitinggrond geworden.”(van Ewijk, 2010, p.13)
VanEwijk illustreert dit gegeven vervolgens met, zoals hij dat noemt, schrijnende gegevens uit onderzoeken van de Gezondheidsraad, dat van de autisten met een normale of bovennormale intelligentie slechts 12 % werkt in een fulltime baan. (Gezondheidsraad 2009) Deze raad stelt dat in haar optiek veel meer mensen met een autistisch spectrum stoornis op reguliere basis zouden moeten kunnen werken, maar dat de meest genoemde belemmering is dat mensen niet tegemoet kunnen komen aan de sociale eisen die gesteld worden. Of: niet adequaat sociaal functioneren is dus de belangrijkste uitsluitinggrond van deze groep mensen. Van Ewijk spreekt het vermoeden uit, en daar sluit ik me graag bij aan, dat deze mensen in het verleden veel minder problemen hadden , omdat vakmanschap veel hoger scoorde dan sociale vaardigheden. Sociale onhandigheid werd gewoon op de koop toegenomen…Het zelfde geldt feitelijk voor licht verstandelijk gehandicapten. Dit is weer een ander soort van sociale onhandigheid, maar ook hiervoor geldt: zij trekken het niet door de verwachting waar ze dagelijks mee te maken hebben en die rechtstreeks voortkomt uit de staat van complexiteit waar we mee te maken hebben, zoals eerder beschreven.
Eigenlijk, zou je ook kunnen zeggen leven we in een samenleving waar het recht van de sterkste geldt, en de sterkste is degene die zich sociaal het meest slim en adequaat kan gedragen, die op het juiste moment de juiste dingen weet te zeggen, waar iedereen zich vooral comfortabel en prettig bij voelt, die niet afwijkt, die de juiste kleren draagt, de met de juiste tools kan zwaaien (toch tenminste een iPhone van het laatste model) , die de juiste opportunistische beslissingen op het juiste moment kan nemen
“In onze postmoderne tijden telt het sociaal kapitaal zwaar. (Putnam, 1993, 2000) Ieder beroepsprofiel en opleidingsprofiel heeft communicatieve vaardigheden en sociale competenties bovenaan staan, of je nou chirurg of loodgieter wil worden. De algemene verwachting van onze werknemers, kinderen en vrienden is, dat ze flexibel zijn en niets leukers vinden dan zich sociaal adequaat te gedragen.” (van Ewijk, 2010, p.14)
Van der Laan noemt dit, zoals eerder gezegd, ‘de nieuwe sociale kwestie’, ik zou het liever ‘de nieuwe sociale terreur’ willen noemen. Want, een zeker sociaal onvermogen is meer dan ooit reden geworden voor uitsluiting en marginalisering. En let wel, we hebben het hier niet over extreem gedrag, dat iemand opeens door het lint gaat, om maar wat te noemen, en met tafels en stoelen gaat smijten: we hebben het hier over een zekere mate van sociale onhandigheid. Mag niet meer, kan niet meer, onacceptabel, meneer, mevrouw: u valt buiten de boot, u kunt niet meedoen. Jammer maar helaas.
Plek maken voor de ‘vreemde ander’
Terug naar empowerment nu. En wel opnieuw naar de lectorale rede van Tine van Regenmortel. (Van Regenmortel, 2008, p.14,15) Ze haalt o.a. de psychologe Lott (2002) aan, die vaststelt dat het distantiëren meer dan ooit het het dominante antwoord is van mensen die ‘niet anders’ zijn tegenover mensen die ‘anders’ zijn. (dit speelt zich af in het vlak van stereotypering tot vernederende en discriminerende ervaringen van betrokkenen in het dagelijks leven.) Dan is er Van der Lans (in Räkers & de Jong, 2006) die een offensief bepleit tegen de cultuur van afzijdigheid. Erbij horen is immers de belangrijkste waarde in het menselijk bestaan. Taskforce (2002) stelt dat het gaat om een proces van ‘vermaatschappelijking’. Dat is het proces van acceptatie en integratie van mensen die ‘anders’ zijn. Lohuis (2002) voegt daaraan toe dat vermaatschappelijking het gevolg is van een andere kijk op mensen met een psychiatrische stoornis of verstandelijke handicap. Zij zijn dan in de eerste plaats burger en geen patiënt.
Als we het echt serieus menen met het gegeven dat ‘iedereen meedoet’, met empowerment en vermaatschappelijking, dan zullen we daar als maatschappij gezamenlijk de handen uit de mouwen voor moeten steken. Dit is niet af te doen als taak voor welzijnswerk en geestelijke gezondheidszorg. Dit is van ons allemaal, en ‘ons allemaal’ zijn: instellingen en bedrijven, buurten en netwerken, politici en burgers.
Een manier om ‘de handen uit de mouwen’ te steken is ruimte scheppen voor het verschil. Meininger (2007) beschrijft dit in ‘Plaatsen waar plek is’ als sociale integratie, waarbij hij specifiek deze openheid voor het verschil beklemtoont. ‘Plaatsen waar plek is’, wat een schitterende omschrijving….Van Regenmortel (2008) haalt vervolgens nog Kal aan: de moeder het concept ‘kwartiermaken’. Kwartiermaken is het bereiden van ontmoetingsplekken waar de ander ‘anders’ kan zijn, ‘gastvrije niches’, waar mensen uit verschillende werelden elkaar ontmoeten, elkaar raken en beïnvloeden. “Kwartiermaken houdt werken aan gastvrijheid in, waarbij vooroordelen worden opgeschort.”(Karl en Vasseur 2003)
Kwartiermaken kan iedereen op zijn eigen manier doen, mijn inziens. Iedereen kan een bijdrage leveren om op zijn plaats, of dat nou een bedrijf of een school of een buurtnetwerk is, plek te maken voor die ‘vreemde ander’. Iedereen kan er een steentje bijdragen aan de erkenning en herkenning van het inzicht dat verschillen iets kunnen zijn wat bijdraagt aan kleurrijkheid in plaats van dat het iets is waar je zo snel mogelijk van dient te distantiëren…
Iedereen kan bijdragen om de ‘vreemde ander’ te benaderen op zijn gave, in plaats van op zijn ‘afwijking’. Nee, mensen met een stoornis op het autistische spectrum zijn sociaal niet de handigsten, maar wat een ongekend oog voor detail…. Nee, ook mensen met die met een verstandelijke beperking zijn sociaal niet de handigsten, maar, hoe onbevangen en recht voor de raap kunnen ze zijn; wat een verrijking ligt daar in…ADHD’ers, nog zo’n populair etiket.. Maar kijk eens goed welke gevoeligheid er onder die ogenschijnlijke drukte ligt: de creatieve potentie die daarmee samenhangt. Zoals ik al in de inleiding zei: laten we het verschil vieren, in plaats van af te doen als ongeschikt en ongewenst!
Those heartbreaking strenght and glorious disabilities
Ik wil dit essay eindigen met iemand te aan de lezer voor te stellen die ik bewonder. En dat is Aimee Mullins. Zij is een Amerikaanse vrouw, je zou haar een ‘activiste’ kunnen noemen van het gedachtegoed waar ik in dit essay heb getracht woorden aan te geven. Een activiste in de beste zin van het woord; niet iemand die tegen iets is, maar iemand die vóór iets is. En daar op een meer dan prachtige manier expressie aan geeft. Er is een filmpje van een toespraak van haar, ik zou de lezer van dit essay graag willen uitnodigen dit te bekijken, want dat zegt meer dan woorden kunnen doen. Het is te vinden op internet onder deze link: http://bit.ly/5Kje6 (het duurt maar 10 minuten.)
“If we want to discover the full potential of our humanity, we need to celebrate those heartbreaking strength and the glorious disabilities we all have…”
Voor de liefhebber, die getriggerd raakt door haar boodschap, er zijn nog meer filmpjes die laten zien waar ze staat, en waar ze vandaan komt. Een daarvan is: http://bit.ly/bP3peG
In dit filmpje eindigt ze haar relaas met een gedicht van Hafiz, een Perzische dichter uit de 14e eeuw, en ik zou niet beter weten hoe dit essay af te sluiten met deze woorden..
every child has known God,
not the God of names
not the God of don’ts
not the God who ever does
anything weird
but the God who knows only 4 words
and keeps repeating them, saying:
come dance with me
come dance…
Oosterbeek, 5 maart 2011
Annette Schulte
Bibliografie
Broeren, S. (2011). Spoor angst bij kinderen zo vroeg mogelijk op.
Dobber, L. (2011). Kinderen in de etikettenmachine. Trouw, 15-01-2011. http://bit.ly/fipGvv
Doorn, van, L. , Ravelli, A. & Wilken, J.P. (2009). Werk(en) met betekenissen. Dialooggestuurde hulp- en dienstverlening. Bussum. Coutinho.
Ewijk, van, H. (2010). Maatschappelijk werk in een sociaal gevoelige tijd. Amsterdam. Uitgeverij SWP.
Gezondheidsraad. (2009). Autismespectrumstoornissen: een levenlang anders. (2009/9). Den Haag.
GGZ Nederland. (2009). Naar herstel en gelijkwaardig burgerschap. Visie op langdurige zorg aan mensen met een ernstige psychische aandoening.
GGZ Nederland. (2010). Geslaagde masterclass met Mary O’Hagan.
Helders, P. (2010). Ouders vragen teveel van hun kinderen. Volkskrant. doi: http://bit.ly/9VvTxk
Hemert, van, A.M. (2009). Sociale psychiatrie in de 21e eeuw. Leiden: Universiteit Leiden.
Kal, D. (2001). Kwartiermaken. Werken aan ruimte voor mensen met een psychiatrische achtergrond. Amsterdam. Boom.
Kal, D. & Steketee, M. (2001). De kern is aandacht. Deviant 29. https://docplayer.nl/35273072-De-kern-is-aandacht-interview-met-andries-baart-over-de-presentiebenadering.html
Kal, D. & Vasseur, J. (2003). ‘Dat het gewoon is, dat we er zijn.’ Een appel op het sociaal-cultureel werk door mensen met een verstandelijke beperking. Een onderzoeksverslag. Amsterdam: Instituut voor Gebruikersparticipatie en Beleid /Stichting Prisma.
Laan, van der, G. (2006) Maatschappelijk werk als ambacht: inbedding en belichaming. Amsterdam. SWP.
Lohuis, G., Schilperoort, R, & Schout, G. (2002). Van bemoeizorg naar groeizorg. Methodieken voor de OGGz. Groningen/Houten. Wolters Noordhoff.
Lott, B. (2002). Cognitive and behavorial distancing from the poor. American Psychologist, 57,2, p.100-110.
Meininger, H.P. (red.) (2007). Plaatsen waar plek is. Perspectieven op onderzoek naar sociale integratie van mensen met een verstandelijke handicap. Amersfoort: ’s Heerenloo.
Morin, E. (2008). On Complexity. Creskill New Jersey. Hampton Press.
Putnam, R.D. (1993). Making democracy work. Civi traditions in modern Italy. Princeton. Princeton University Press.
Putnam, R.D. (2000). Bowling alone. The collapse and revival of American Community. New York. Simon & Schuster.
Räkers, M. & de Jong, C. (red.) (2006). Erop af! Outreachend samenwerken in welzijn en wonen. Amsterdam. Van Gennep/de Balie.
Regenmortel, van, T. (2008). Zwanger van empowerment. Een uitdagend kader voor sociale inclusie en moderne zorg. Eindhoven. Fontys hogeschool.
Rooij,van, P. (2010). Jean Pierre Wilken en Dirk den Hollander winnen Douglas Bennett Award 2010. Tijdschrijft voor rehabilitatie. http://bit.ly/heUz8A
Rooijen, van, M. (2009). Wilma Boevink, boegbeeld van de herstelbeweging. Ps,7.
Vereniging van Nederlandse Gemeenten.(2011). Feiten en cijfers Wajong. https://vng.nl/files/vng/vng/Documenten/Extranet/werk_en_inkomen_2011/een_regeling/20110113_feiten_en_cijfers_wajong.pdf