Weg met de managementindustrie – Op naar eerherstel voor leiderschap door experts en professionals
In de meer recente geschiedenis is de omvang van de managementindustrie, en daarmee de verspreiding van dubieuze opvattingen over management en organiseren, dramatisch toegenomen. Samen met het, mede door die industrie gepropageerde, neoliberale dogma van marktwerking heeft dit geleid tot een enorme sociale erosie, manifest in organisaties en de samenleving als geheel. Sociale erosie is ook zichtbaar in het disrespect voor experts en professionals die ‘gemanaged’ worden door personen zonder de van belangzijnde inhoudelijke kennis. Ook dit leidde tot ernstige sociale gevolgen.
In Weg met de managementindustrie – op naar eerherstel voor leiderschap door experts en professionals schetst Jan Hoogervorst de achtergronden van dit verval, alsmede het belang van experts en professionals, niet alleen om het verval te keren, maar evenzeer voor het realiseren van betere organisatorische prestaties en sociale condities. Nadruk valt daarbij op een andere (academische) educatie.
De tragedie
Interessant is de vraag welke historische ontwikkelingen een zegen of vloek voor de mensheid zijn gebleken. Bij vele ontwikkelingen is het antwoord niet eenduidig, maar voor wat betreft de opkomst van business-scholen lijkt de laatste kwalificatie onvermijdelijk*) . Ruwweg na de voorlaatste eeuwwisseling nam het aantal business-scholen gestaag toe, met een ware explosie na het midden van de vorige eeuw. Gevestigde wetenschappelijke disciplines zagen deze ontwikkeling met lede ogen aan gegeven het twijfelachtige wetenschappelijke karakter, maar ook doordat bij studenten niet de liefde voor de wetenschap en de professie de drijfveer bleek, maar ‘geld verdienen’
[5, 26]. Zoals de decaan van een Amerikaanse business-school verzuchtte: “The way business-schools today compete leads students to ask “What can I do to make the most money?” and the manner in which faculty members teach allows students to regard the moral consequences of their actions as mere afterthoughts” [31, p. 75].
Geheel in stijl geven sommige business-scholen op hun website reeds een indicatie van het toekomstig te verdienen salaris van hun gediplomeerden. Bij vele studenten bleken egoïsme en hebzucht belangrijke drijfveren [26, 31]. In zijn beroemde boek The Closing of the American Mind, sprak Hoogleraar Allan Bloom zijn zorgen over deze ontwikkelingen uit: “a great disaster has occurred” [5, p. 369]. Als gevolg van de onstuimige groei van business-scholen werden en worden bedenkelijke ideeën over organisaties en organiseren verspreid.
Niettemin, de associatie van een business-school met een universiteit suggereert een wetenschappelijk karakter: “It is relatively easy to imagine that the business school is in search of knowledge. This means that the business school very often appears to imagine itself in some rather self-congratulatory ways. This might involve invoking the idea of the university, the neutrality of science, or a conception of public service. The institutional location of the school means that it can employ certain narratives which make the knowledge it sells and the way that it sells it somehow less vulgar and stupid than it really is” [31, p. 36].
Wegens de bedenkelijke ideeën worden business-scholen “widely regarded to be intellectually fraudulent places, as well as being implicated in producing the culture of short-termism and greed which has led to innumerable business scandals” [31, p. viii].
Een typisch facet van de door business-scholen verspreide waandenkbeelden is het idee omtrent management als generieke bezigheid: “Business schools have played their part in this unfortunate shift towards generic management” [19, p. 45].
Generiek management, of de notie ‘beroepsmanager’, is compleet ontkoppeld van het type activiteiten waar het management betrekking op heeft. Grondige specifieke kennis omtrent die activiteiten wordt niet nodig geacht, want ‘managen’ is overal methodisch hetzelfde, waarbij het gaat om zaken als plannen, budgetteren, dirigeren, controleren, disciplineren, en evalueren. Deze opvatting, ook wel aangeduid als ‘managerialisme’, is een ernstige dwaling, maar helaas, “the disastrous concept of the wonderfully mobile ‘professional’ manager – the person trained in a classroom who by definition could manage any kind of business (or indeed non-business) without knowing anything about it – had arrived” [19, p. 43].
Ook Edward Deming, de grondlegger van het kwaliteitsdenken, sprak reeds jaren geleden zijn zorg uit over de ‘beroepsmanager’ en beschouwde dat idee als een “crual hoax” [11, p. 130]. Ondanks deze zorg ging de enorme verspreiding van de ‘beroepsmanager’ gestaag door: “Yet generic leadership concepts, which often mean nothing without context, have been normalized across all kinds of professions and enterprises and distract from the core business. According to this approach, it is as if the actual field or profession a manager or leader works in has become irrelevant” [19, p. 82].
Sommige business-scholen spreken op hun websites over het ‘vak van manager’. Dit ‘vak’ berust op het geloof dat “management as a practice is not intricately involved with any particular form of labour or state of affairs, but is a claim to coordinate the doing of all things” [31, p. 100].
Een managementpositie in een keten van brillenzaken kan dus probleemloos worden ingewisseld voor een positie bij een onderwijsinstelling, een ziekenhuis, of bij de brandweer. Met de toename van het geloof in de ‘beroepsmanager’ hangt dus ook de afname van het respect voor experts samen: “with it, hand in hand, has emerged a decline in deference to expertise – a lack of respect for those who are experts” [19, p. 28].
Niettemin, voor een expert of professional is de noodzakelijke kennis en kunde onmiddellijk duidelijk, zo niet voor de ‘beroepsmanager’: “but if we watched a manager, we would see nothing unusual, nothing that we could not do ourselves” [31, p. 106]. Niet zelden is de ‘beroepsmanager’ een ramp voor organisaties: “when non-experts are put in charge of organizations, disaster often strikes” [19, p. 1].
Diverse voorbeelden zijn gedocumenteerd [19]. Bijvoorbeeld over de neergang van de Amerikaanse auto-industrie lezen we: “The senior managers in US auto firms had no knowledge of engineering, and no interest what happened under the bonnet or ‘at the coal face’, whereas their counterparts at Toyota spent a great deal of time there, at what was called the gemba or ‘real place’, ‘the point where value was created’ – the place the core business happens” [19, p. 90].
Anderen maakten vergelijkbare observaties [15, 27].
Illustratief in dit verband is de situatie bij Rijkswaterstaat. Ook daar zijn de ‘beroepsmanagers’ in ruime mate doorgedrongen. Op de website kan men het verbijsterende verschijnsel constateren dat personen op managementposities zijn benoemd met de benaming Hoofdingenieur-directeur zonder een opleiding in de ingenieurswetenschappen, maar met een achtergrond in de sociale wetenschappen, zoals bijvoorbeeld economie, rechten of bestuurswetenschap. Personen met voldoende normbesef ter zake zouden zich ongemakkelijk voelen met een dergelijke toe-eigening van titulatuur, maar dit ongemak wordt blijkbaar bij Rijkswaterstaat niet gevoeld.
Welke zichzelf respecterende financiële of medische organisatie zou het aandurven personen zonder de vereiste professionele achtergrond te benoemen in leidinggevende posities en die aan te duiden met respectievelijk Hoofdeconoom-directeur en Geneesheer-directeur? De gevolgen van de teloorgang van de eens zo kundige ingenieursdienst bleven natuurlijk niet uit, variërend van foute beslissingen, (gevaarlijke) verwaarlozing van onderhoud tot ontwerpfouten [4, 9, 30, 47]. Geheel in lijn met het ‘marktdenken’ menen de ‘beroepsmanagers’ kennis en kunde extern te kunnen betrekken via hopeloos bureaucratische aanbestedingsprocedures. Maar interne kennis en kunde ontbreekt om de externe partijen te kunnen beoordelen. Zoals Tjeenk Willink, eertijds vicepresident van de Raad van State, het verwoordde: “Rijkswaterstaat, vroeger door zijn grote deskundigheid als staat in de Staat beschouwd, kan thans slechts met grote moeite als zelfbewust en deskundig opdrachtgever optreden” [43]. Het oordeel kan nog pessimistischer uitvallen [38].
De misère
Naast het waanidee omtrent generiek management is aan overige waandenkbeelden geen gebrek. Het verwijt is gemaakt dat opleidingen aan business-scholen zich hebben ontwikkeld in een proliferatie van allerlei gezichtspunten zonder samenhang en onderlinge consistentie, en zonder een omvattend en integrerend theoretisch perspectief. De beroemde hoogleraar Peter Drucker constateerde in de tachtiger jaren van de vorige eeuw dat “management science has been a disappointment” [13, p. 508]. Een historische analyse van de ontwikkeling van business-scholen geeft een onthutsend beeld van het effect van dergelijke opleidingen, waarbij onduidelijk blijft op welk theoretisch fundament de bedenkelijke ideeën over organisaties en organiseren zijn gebaseerd [5, 26].
Klik hier voor verder lezen in PDF: Weg met de managementindustrie – op naar eerherstel voor leiderschap door experts en professionals, door Jan Hoogervorst, oktober 2023: https://beroepseer.nl/
Genummerde referenties staan aan het eind van het artikel.
Noot
*) Achter het label ‘business-school gaat een groot aantal gezichtspunten schuil hetgeen blijkt uit het feit dat de in deze notitie geformuleerde kritiek mede werd geuit door academici werkzaam in instituties met de naam ‘business-school’ en die de karakteristieken van de school ‘van binnen uit’ ervoeren. Vooralsnog is er echter weinig veranderd en is de kritiek nog immer opportuun.
Dr. Ir. Jan Hoogervorst studeerde elektrotechniek aan de Technische Universiteit Delft en promoveerde in de Arbeids- en Organisatiepsychologie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Hij werkte vele jaren bij KLM in diverse (executive) managementfuncties, was organisatieadviseur bij Sogeti en deeltijd professor aan de Universiteit van Antwerpen Management School met als aandachtsgebied organisatiekunde als ontwerpwetenschap. Daarbij gaat het om het productief verenigen van de belangrijke inzichten van de sociale wetenschappen met de inzichten van de ingenieurswetenschappen. In 2022 verscheen zijn boek Het terugwinnen van vertrouwen in de politiek: https://beroepseer.nl/aanbevolen-boeken/aanbevolen-boeken-iii/#hetterugwinnenvanvertrouwenindepolitiek
«Domheid wordt onzichtbaar als ze maar groot genoeg is»
Bertolt Brecht, schrijver/dichter
«Niets is zo praktisch als een goede theorie»
Kurt Lewin, psycholoog/organisatiekundige
Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.
Geef een reactie