Zorgverzekeraars lijden helemaal geen verlies, ze fingeren geldgebrek
In het vakblad voor artsen Medisch Contact, schrijft Henk Maassen in zijn artikel Zorgverzekeraars fingeren geldgebrek dat de jaarrekeningen van zorgverzekeraars niet in de rode cijfers staan en dat de verzekeraars geen geldgebrek hebben ondanks de berichten die het tegendeel suggereren. Op 25 april 2017 meldde NOS Nieuws dat de vier grootste zorgverzekeraars van Nederand in 2016 een verlies hadden geleden van in totaal 334 miljoen euro. Er werd ook alvast op gewezen dat premies in de nabije toekomst wel eens fors zouden kunnen stijgen. Verzekeraars in rode cijfers: zorgpremie 2018 omhoog? luidde de kop boven een artikel op ZorgWijzer (25 april 2017).
We zijn nu een half jaar verder. Het NOS-journaal van 31 oktober 2017 berichtte dat het Centraal Planbureau (CPB) heeft berekend dat de gemiddelde premie voor een zorgverzekering deze kabinetsperiode in totaal met 311 euro omhoog gaat. In 2021, aan het einde van deze kabinetsperiode, betaalt iedereen ongeveer 133 euro per maand voor een basisverzekering.
Maassen verwijst in zijn artikel naar columnist Marcel Levi die in hetzelfde nummer van Medisch Contact glashelder uitlegt dat zorgverzekeraars helemaal geen verlies maken, maar alleen maar “een cosmetisch negatief resultaat creëren omdat ze elk jaar een enorme voorziening nemen op een mogelijk verlies in het volgende jaar (wat er telkens niet is)”.
Voor alle zorgverzekeraars tezamen zouden die voorzieningen optellen tot een bedrag van ruim 1,5 miljard euro per jaar. Daar kun je veel leuke dingen mee doen. Levi baseert zich op de inzichten van Frida van den Maagdenberg, lid van de raad van bestuur van het AMC, waar ze onder meer belast is met financiën en bedrijfsvoering.
Tekorten aanvullen doen ze helemaal niet vanuit de reserves
Volgens Van den Maagdenberg wekken zorgverzekeraars “volstrekt ten onrechte” de indruk dat ze inboeten op hun reserves om de zorgpremie laag te houden. “Ze maken tot nu toe ieder jaar winst op de zorgkosten – dus de premie-inkomsten zijn hoger dan de zorgkosten – en uit die winst kunnen ze het jaar daarna de premie lager houden. Daarvoor nemen ze een voorziening op, die niet ten laste komt van de reserves, zoals ze zelf beweren, maar wordt gefinancierd uit de winst”.
Ter adstructie wijst ze erop dat uit de ‘Marktscan zorgverzekeringsmarkt 2017’ van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) blijkt dat de verzekeraars in 2014, 2015 en 2016 een ‘voorziening lagere premie’ hebben opgenomen (van respectievelijk 105,145 en 108 euro per volwassen verzekerde). In die scan lees je bovendien dat die voorziening wordt gefinancierd uit de winst van het ene jaar voor een lagere premie in het jaar daarop.
Zo staat het ook in de Marktscan 2016: “De zorgverzekeraars hebben de nominale premie in 2014 en 2015 gematigd om zo een deel van de gunstige resultaten terug te geven aan hun verzekerden”. Frida van den Maagdenberg benadrukt: “Hier staat dus dat dit niet ten laste van de reserves kwam, en dat kan ook niet want in een latere paragraaf blijkt dat die juist zijn toegenomen”. Merkwaardig is daarom dat de NZa in de marktscan van 2017 iets heel anders concludeert: “De verzekeraars hebben in 2016 verlies gemaakt op de basisverzekering. Dit komt onder andere doordat verzekeraars de toename in zorguitgaven niet volledig vertalen naar een premiestijging, maar het tekort deels aanvullen vanuit hun financiële reserves. Dit doen ze al enige jaren. Als het kapitaal dicht bij de kapitaaleis komt, zullen zorgverzekeraars de premies moeten verhogen om daarmee de kosten te dekken”.
Van den Maagdenberg: “Tekorten aanvullen doen ze helemaal niet ‘al enige jaren’ vanuit de reserves. Nogmaals: dat doen ze vanuit de resultaten – dus: vanuit de winst – en dat is toch echt wat anders dan een reserve”.In een reactie doet de NZa dit af als “een kwestie van semantiek”.
De reserves zijn met zo’n 3 miljard gestegen
Van den Maagdenberg kan de gang van zaken niet anders duiden dan dat verzekeraars “hun resultaten drukken en dat ze dat framen als het interen op hun reserves. Dat wekt de indruk dat hun solvabiliteit in gevaar kan komen, maar dat is helemaal niet het geval: jaren achtereen nemen ze ten laste van de winst een voorziening op, en dus gaat de solvabiliteit weliswaar minder omhoog, maar niet omlaag!”
Verzekeraars moeten zoveel reserve (dus: kapitaal) aanhouden zodat ze ook onder extreem slechte marktomstandigheden aan hun verplichtingen kunnen voldoen.
Van den Maagdenberg: “De kapitaalseis bedraagt bijna 7 miljard, de daadwerkelijke reserves bedragen bijna 11 miljard. Dat is ongeveer 4 miljard boven de minimumeis en 2 miljard boven de door de verzekeraars zelf vastgestelde buffers. In 2016 was de solvabiliteit 155 procent. Sinds de invoering van de zorgverzekeringswet zijn er geen verliezen geleden, maar zijn de reserves met zo’n 3 miljard gestegen”.
Volgens Van den Maagdenburg is er 4 miljard ruimte om de premies te verlagen als je uitgaat van de minimumnorm, en 2 miljard ruimte als je uitgaat van de door de zorgverzekeraars zelf gehanteerde buffers.
Mathijs Romme van Zorgverzekeraars Nederland vindt dat voorzieningen nodig zijn en dat zorgverzekeraars een veilige marge moeten aanhouden. Dat vinden ook Erik Schut van de Erasmus Universiteit en econoom Marcel Canoy.
Lees het hele artikel Zorgverzekeraars fingeren geldgebrek, door Henk Maassen in Medisch Contact 44, 2 november 2017: Klik hier.