In duurzame zorg is de patiënt de oplossing, niet het probleem
Zorginstellingen moeten wereldwijd heel anders tegen patiënten gaan aankijken willen zij komen tot een duurzaam zorgstelsel dat gekenmerkt wordt door lage kosten en een hoge kwaliteit. Dat betekent dat instellingen moeten gaan inzien dat de patiënt bepalend is voor de wijze waarop de zorg in de toekomst verleend wordt.
Hoewel de uitdagingen voor de zorgsector bekend zijn, worstelen zowel overheid als private sector nog altijd met de wijze waarop zij zinvolle veranderingen kunnen aanbrengen die een duurzame gezondheidszorg tot gevolg hebben, dat wil zeggen zorg van hoge kwaliteit tegen een betaalbare prijs. In het rapport ‘Staying Power’ verkent KPMG met een groot aantal wereldwijde leiders uit de zorg de mogelijkheden om de zorg structureel te veranderen.
Uit deze verkenning blijkt dat het vermogen om de zorg anders in te richten, betekent dat het laten wegvallen van verschillen tussen 1e en 2e lijns zorg en deze niet langer te koppelen aan traditionele zorginstellingen, de weg vrijmaakt om te komen tot een meer verantwoorde zorg en een betere gezondheid voor de consument. Dat betekent bijvoorbeeld dat het ‘thuis’ van de patiënt, maar ook zijn woonomgeving een prominentere rol gaan spelen.
Zorg daadwerkelijk aan huis
“Eén van de belangrijkste uitgangspunten voor het realiseren van betaalbare zorg van hoge kwaliteit is dat de zorg niet alleen dichter bij huis wordt geleverd, maar daadwerkelijk aan huis”, zegt Anna van Poucke, voorzitter van KPMG Gezondheidszorg.
Van Poucke: “Wereldwijd gaan de meeste zorgstelsels inmiddels uit van de gedachte dat de zorg niet langer in het ziekenhuis maar in de woonomgeving moet worden geleverd. Zelden echter wordt de noodzakelijke volgende stap gezet: nulde- en eerstelijns zorg aan huis. Het is niet langer vol te houden om ouderen en chronisch zieken in het ziekenhuis te blijven verzorgen en het gewoonweg doorschuiven van deze patiënten naar aan de lokale, gemeenschappelijke voorzieningen zou deze weer kunnen overbelasten.
Nieuwe zorgmodellen, zoals het geïntegreerde zorgsysteem in Singapore, stellen de patiënt centraal in het midden en gaan vanuit deze gedachte aan het werk. Daarnaast is de betrokkenheid van mensen van essentieel belang, betrokken medewerkers leveren immers waarde. Artsen, verpleegkundigen en andere medewerkers in de zorg zijn de kracht achter de zorgverlening, dus elke poging om te komen tot veranderingen in de zorg vereist hun volledige inzet. In de zorg is de betrokkenheid van de medewerkers in het algemeen sterker dan hun verlangen naar financiële beloning. Die betrokkenheid kun je zo goed benutten om de veranderingen te realiseren waar de patiënt baat bij heeft.”
Actieve rol personeel
Zorginstellingen moeten volgens Van Poucke hun personeel dan ook zoveel mogelijk betrekken bij de veranderprogramma’s en de mensen een actieve rol toebedelen in het ontwikkelen en uitdragen van de visie van de organisatie.
Van Poucke: “Een effectieve transformatie kan bovendien zelden worden beperkt tot een enkele organisatie in de gezondheidszorg. Allianties, partnerships en netwerken, ook met hele nieuwe partijen, doen de grenzen tussen de verschillende aanbieders van zorg steeds meer vervagen. In ontwikkelingslanden zoals India, zijn volledig nieuwe zorgmodellen in opkomst die laten zien wat de waarde is wanneer op verschillende locaties en bij diverse partners een uniforme zorgaanpak gehanteerd wordt. Een aanpak die niet alleen leidt tot een hoger en consistenter niveau van zorg, maar ook tot schaalvoordelen.
In deze aanpak wordt de meeste zorg dicht bij huis geleverd door huisartsen en mantelzorgers in de omgeving van de patiënt, ondersteund door e-health en telemedicine. Patiënten worden alleen doorverwezen naar ziekenhuizen als de zorg in en om het huis niet langer adequaat is.”
Buurtzorg
KPMG vergeleek zeshonderd thuiszorgorganisaties met meer dan twintig cliënten op kwaliteit en kosten waaronder ook Buurtzorg. Het rapport, dat in opdracht van het ministerie van VWS is gemaakt, wordt binnenkort naar de Tweede Kamer gestuurd. Het ministerie en zorgverzekeraars willen weten of het experiment met regelarme zones*), waaraan Buurtzorg deelneemt, leidt tot andere uitkomsten. Vooral zorgverzekeraars vreesden dat als wijkverpleegkundigen zelf gaan indiceren welke zorg nodig is, dit tot meer uren zorg zou leiden. Dat is dus niet het geval.
Het onderzoek maakt ook een einde aan de aanhoudende discussie tussen Buurtzorg en enkele verzekeraars over de effectiviteit van Buurtzorg. Enkele verzekeraars beweren dat Buurtzorg efficiënter zou kunnen werken als het uurtarief omlaag zou gaan. Het gemiddelde uurtarief van Buurtzorg is met 54,47 euro één van de allerhoogste in de thuiszorg. Het gemiddelde uurtarief in de thuiszorg bedraagt 48,74 euro. Maar Buurtzorg compenseert dit relatief hoge tarief door een derde minder uren zorg per cliënt te leveren. Buurtzorg levert per cliënt gemiddeld 108 uur zorg, terwijl het landelijk gemiddelde op 168 uur ligt.
Buurtzorg-directeur Jos de Blok ziet hierin een bevestiging dat de inzet op zelfredzaamheid leidt tot andere uitkomsten. “Wij werken met veel hoogopgeleide verpleegkundigen. Die beoordelen problemen anders en komen met oplossingen die de zelfredzaamheid bevorderen. Cliënten zijn bij ons korter in behandeling. Qua kosten scheelt dat per cliënt zo’n 3000 euro aan kosten”.
*) Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten start experiment regelarme instellingen, CDA, 31 januari 2012: www.cda.nl
Rapport KPMG International: Staying power – Success stories in global healthcare, 17 december 2014: www.kpmg.com
Buurtzorg levert 35 procent minder zorg, door Bart Kiers, Zorgvisie, 15 januari 2015: www.zorgvisie.nl