Boek Beroepstrots verpleegkundigen en verzorgenden gepresenteerd
Op 2 oktober 2012 is het boek De beroepstrots van verpleegkundigen en verzorgenden gepresenteerd in het bijzijn van auteur Binjamin Heyl op een heel toepasselijke plek, de werkvloer van verpleeghuis Houtwijk van Haagse Wijk- en WoonZorg (HWW). Een open ruimte met een ronde, kleurrijk betegelde vloer middenin het gebouw vormt de centrale plek waar personeel, bewoners en bezoekers elkaar vrij kunnen ontmoeten.
Binjamin Heyl pleit in zijn boek voor een “sterke beroepsorganisatie van verpleegkundigen en verzorgenden”. Aan de hand van de ontwikkelingen binnen de gezondheidszorg van de afgelopen decennia concludeert hij dat verpleegkundigen en verzorgenden voortdurend achter de feiten hebben aangelopen en niet in staat bleken om eensgezind en eenduidig hun stem te verheffen om de voorwaarden af te dwingen die nodig zijn om hun beroep naar eer en geweten te kunnen uitoefenen en optimale en humane zorg te verlenen aan de mensen die aan hen zijn toevertrouwd. Verpleegkundigen en verzorgenden zijn de grootste groep binnen de gezondheidszorg, maar zitten niet mee aan tafel waar beleidsmakers bepalen wat er in de gezondheidszorg gebeurt. Dat moet veranderen, vindt Heyl.
De door de Stichting Beroepseer georganiseerde presentatie werd bijgewoond door circa vijfentwintig verpleegkundigen, verzorgenden, managers en medewerkers van verschillende verpleeghuizen en zorginstellingen. Er waren ook medewerkers van Buurtzorg aanwezig, alsmede praktijkbegeleiders, een onderzoeker en een adviseur.
Alexandrien van der Burgt, directeur van de Stichting, dankte HWW Zorg voor de gastvrijheid. HWW Zorg is een wijkgerichte organisatie, een van de grotere zorgaanbieders in Den Haag. Zij benadrukte dat het boek op geen betere plaats gepresenteerd had kunnen worden dan op de werkvloer, die voor Heyl het hart vormt van de gezondheidszorg en in zijn boek dan ook centraal staat.
De machtsverhoudingen binnen de gezondheidszorg
Heyl is op zijn zestiende begonnen als leerling verpleger en dit jaar, na een loopbaan van vijftig jaar als verpleegkundige en leraar, met pensioen gegaan. In zijn toespraak wees hij erop hoe je als verplegend en verzorgend personeel in een horrorfilm terecht kan komen als je instelling failliet gaat. Dat overkwam Irene Hadjidakis-van Schagen, werkzaam in Houtwijk en schrijfster van het Voorwoord van het boek. Zij moest meemaken hoe haar vorige werkgever, het thuiszorgconcern Meavita, ten onder ging. Als buitenstaander beseffen we niet echt wat een faillissement betekent in de dagelijkse praktijk. Leveranciers dreigden de verpleeghuizen niet meer van voedsel te voorzien en uitzendbureaus trokken op een vrijdagmiddag om vier uur al hun medewerkers terug uit angst hun geld niet te krijgen. Het personeel moest zonder fax, telefoon of printers dagelijks driedubbele diensten draaien om de stad van de nodige zorg te voorzien.
“Als puntje bij paaltje komt, mogen verpleegkundigen en verzorgenden de boel opknappen”, aldus Heyl en Irene Hadjidakis voegde eraan toe hoe zij in haar leven nog nooit zoveel mensen had zien huilen: “Gewoon omdat ik binnenkwam, omdat er nog íemand kwam. Want er leven zoveel mensen hier achter hun voordeur die op slot is, en waar alleen nog maar een verpleegkundige binnenkomt, of een verzorgende om hen te wassen of uit bed te halen. Dat is het enige dat ze nog hebben”.
Dit is maar één voorbeeld van de gevolgen van de verstoorde balans van machtsverhoudingen binnen de gezondheidszorg, als leiding en bestuur de doelen van de instelling of organisatie uit het oog verliezen en het contact met de werkvloer kwijt zijn.
Verkeerd taalgebruik en verzakelijking
Als we bijvoorbeeld letten op de verzakelijkte en economische taal waarin gesproken wordt in ons vak, aldus Irene Hadjidakis, daarmee refererend naar een hoofdstuk in het boek, dan is het geen wonder dat de zorg als een “product” wordt behandeld. We hebben het over winstmaximalisatie in plaats van medemenselijkheid. De depressieve patiënt heeft na een zware hartoperatie geen steun en begrip meer nodig maar moet probleemeigenaar worden van zijn situatie. De taal tussen zorgvrager en zorgverlener begint steeds onpersoonlijker en afstandelijker te worden. We hebben het over de autonome zorgvrager, maatstafconcurrentie, zorgconsument. De zorg is big business geworden, schrijft Heyl in zijn boek. Er wordt care industry bedreven.
Irene Hadjidakis: “We worden gedwongen om mensen die ziek zijn niet te helpen maar ze te vertellen dat ze zelf verantwoordelijk zijn voor de zorg die ze hier kunnen kopen en dat we dit en dit in de aanbieding hebben. En ondertussen loopt iemand met pijn van de ene wc naar de andere, zijn lichaam doet het niet meer. Er is dus iemand nodig die geleerd heeft over een niet goed functionerend lichaam en die kennis heeft van wat nodig is om te helpen. Dat is echt meer dan een washand of een verband of een hapje eten geven, allemaal taken van verpleging en verzorging die steeds meer opgeknipt worden en verdeeld onder de zorgverleners. Zo krijg je het gevoel dat je het werk waaraan je begonnen bent niet kunt afmaken. Ook luisteren naar patiënten hoort bij het werk, net zoals erop toezien dat ze niet vallen en ze in bed helpen. Er wordt gedaan alsof dat niet bij ons vak zou horen. De ruimte om ons eigen vak in te delen is er bijna niet meer”.
Het eigen verhaal serieus nemen
Maar dat moet veranderen, aldus Irene Hadjidakis. Ze besluit met te zeggen dat het de verantwoording is van verpleegkundigen en verzorgenden weer te gaan leren hun eigen verhaal serieus te nemen en de taal te spreken die meer gevoed wordt vanuit het hart dan het kille intellect. Ook is het nodig je niet te laten intimideren door allerlei cijfers die de overheid op ons loslaat betreffende de almaar stijgende kosten van de ouderenzorg door de vergrijzing in de toekomst. Want hoeveel procent van de stijging van kosten komt voor rekening van de ouderenzorg in de totale kostenstijging van de gezondheidszorg? Antwoord: minder dan 25 procent.
De vergrijzing is dus niet de oorzaak van de gigantische kostenstijging die ons steeds maar weer wordt voorgehouden in de berichtgeving van de overheid. Een groot deel van de stijging wordt veroorzaakt door nieuwe technologische ontwikkelingen. Door nieuwe uitvindingen gaan we vier à vijf jaar langer leven. Maar, vraagt Irene Hadjidakis zich af, wat hebben we aan langer leven als er straks niemand meer is om ons fatsoenlijk te verzorgen? Langer leven achter gesloten deuren in de laatste jaren van je leven?
Hoe gelden besteed worden is een politieke keuze concludeert Irene Hadjidakis: “Wij stemmen op mensen die de beslissingen nemen. Daarom is het belangrijk dat we nadenken en laten zien waar het om gaat. Om uw moeder, mijn oma, onze kinderen als ze oud zijn. Het zou een zegen zijn, en ik citeer hier een passage van Binjamin Heyl uit zijn boek… ‘als op een jaarlijkse dag patiëntenverenigingen, verpleegkundigen en verzorgenden, managers, leden van de raad van bestuur en medewerkers van zorgverzekeringsmaatschappijen gezamenlijk zouden optrekken onder het motto: Nu is het afgelopen, wij gaan zonder machtsspelletjes en gekissebis gezamenlijk aan de slag voor de verbetering van de zorg’.
Daar heb je mensen voor nodig met een visie, die beslissingen nemen. En ik nodig jullie allemaal uit mensen die jullie kennen te stimuleren om dat soort mensen te worden”.
Leren omgaan met kritiek
Heyl ging nog even in op de kritiek die hij ongetwijfeld zal krijgen op zijn boek, en die hij al heeft gekregen; het boek is sinds augustus in omloop. Hij moet positief zijn, en niet zo negatief, krijgt hij te horen. Wat doe je in een tijd waarin kritiek leveren steeds meer wordt weggezet als negatief denken of zeuren. Zeggen we: laat maar zitten?
Heyl: “Als je alleen maar positief bent, dan ben je in feite ook negatief. Dat klinkt gek, maar als je de pijnlijke dingen laat liggen, schieten we niet op. Je moet de feiten durven noemen. Dat geeft ook lucht, bevrijding en energie. Dus kritiek die pijnpunten benoemt is alleen negatief, als je erop reageert met: laat maar zitten. Kritiek kan een heel positieve kracht oproepen en ertoe leiden de zaken aan te pakken. Alleen de positieve dingen zien kan ook passief maken. Wat er gebeurt hangt eigenlijk van de ontvanger af, niet van de boodschapper.
Vroeger werd de koerier die met een slechte boodschap bij de leider kwam, onthoofd. Het gaat erom dat als er een negatieve boodschap komt, je ermee aan de slag gaat, in plaats van afwijzend te reageren. Ondanks de positieve verhalen, die ik ook hoor, dat ons beroep zo mooi is en dat we er trots op moeten zijn – wat helemaal waar is – is de harde realiteit ook dat ons beroep ziek maakt.
Laten we de boel opengooien
In 2010 werd door het Centrum van Ethiek en Gezondheid in het rapport Dilemma’s van verpleegkundigen en verzorgenden de diagnose gesteld dat verpleegkundigen en verzorgenden lijden aan ‘moral distress’, een ziekte die gekenmerkt wordt door gevoelens van machteloosheid, ondergeschiktheid en inefficiëntie en die leidt tot toenemende passiviteit en afnemende morele gevoeligheid.
Deze beroepsziekte kan, aldus de toenmalige minister Ab Klink bestreden worden en ik citeer: ‘Verpleegkundigen en verzorgenden kunnen ook ruimte opeisen, zich strijdbaarder opstellen, zij hoeven zich niet uit hun professionele rol te laten duwen door systemen of eisen van buitenaf’.
Als oud-verpleegkundige zou ik het als volgt willen formuleren: Verpleegkundigen en verzorgenden hebben de hun toekomende ruimte steeds beperkter zien worden door zich te weinig strijdbaar op te stellen en zich uit hun professionele rol laten drukken door systemen en eisen van buitenaf. Verpleegkundigen en verzorgenden hebben de kracht om de beroepsziekte ‘moral distress’ te bestrijden. Ze hebben er de deskundigheid voor in huis.
Ik wil maar zeggen, we hoeven ons niet te laten dicteren door de buitenwereld. Met een goede strategie en het doel duidelijk voor ogen kunnen patiënten, cliënten, bewoners of hun vertegenwoordigers samen met verplegend personeel en behandelaars een team vormen en een positie creëren die het verschil maakt in het toekomstige beleid van de gezondheidszorg.
Een andere organisatiestructuur en een nieuwe bestuursfilosofie in de gezondheidszorg lijkt misschien een verre toekomstdroom, maar we kunnen er vandaag al mee beginnen. Laten we de boel opengooien, naar elkaar luisteren en met elkaar aan de slag gaan!”.
Links: De deelnemers aan de presentatie ontvingen allemaal een exemplaar van het boek, poserend voor de banner van de Goed Werk Hub met de tekst “Kom op voor de kwaliteit van je werk”. De Goed Werk Hub is een ontmoetingsplek van “mensen die werk willen maken van hun beroep” en wordt door het hele land georganiseerd door de Stichting Beroepseer. Rechts: De presentatie van het boek had op geen betere plek kunnen gebeuren dan op de werkvloer van verpleeghuis Houtwijk van HWW Zorg in Den Haag. Rechts: Irene Hadjidakis bezig aan haar speech. |
Na de toespraken van Binjamin Heyl en Irene Hadjidakis-van Schagen splitsten de deelnemers zich in groepen voor een gesprek dat, zo bleek, veel losmaakte en energie, enthousiasme en saamhorigheid voortbracht. |
V.l.n.r: Irene Hadjidakis, Binjamin Heyl en Alexandrien van der Burgt. Op rechter foto: Binjamin Heyl signeert een exemplaar van zijn boek voor een van de deelneemsters, staande voor de banner van de Goed Werk Hub, waarop de tekst met de kenmerken van goed werk: moreel verantwoord, persoonlijk betrokken, vakmanschap. |
Het boek De beroepstrots van verpleegkundigen en verzorgenden – Pleidooi voor een sterke beroepsorganisatie is een uitgave van Stichting Beroepseer. Meer info over wijze van bestellen is te vinden op de website van Beroepseer, klik hier.