Jan Willem Duyvendak over drie mythen van de verzorgingsstaat. Er is meer discussie nodig
Van de rede die Jan Willem Duyvendak, hoogleraar sociologie aan de Universiteit van Amsterdam, uitsprak bij de uitreiking van de De la Court-prijs 2015 aan Marcel Spierts*) is nu in een bewerkt artikel te lezen op Sociale Vraagstukken: We leven in ‘on-sociologische tijden’.
Duyvendak stelt daarin de vraag wat de sociologie ons kan leren over de actuele crisis van de verzorgingsstaat en het sociaal werk. Er wordt te weinig gekeken naar de schaduwzijden van het huidig beleid. Het is daarom de hoogste tijd voor een betrokken sociologie die haar verantwoordelijkheid neemt als tegenwicht tegen de ideologisch verblinde beleidsmakers die volgens hem in het geheel niet sociologisch naar de wereld kijken, maar vanuit een hyper-individualistisch perspectief.
Duyvendak: “Zo beweren zij dat professionals hinderpalen zijn voor de autonomie, de zelfredzaamheid en de ‘eigen kracht’ van de burgers. Die kritiek is overigens niet nieuw – de filosoof Hans Achterhuis zei het al in 1980 – en komt in golven. Maar de golf van kritiek die nu over de verzorgingsstaat en de professionals heen spoelt, is toch wel bijzonder, omdat de argumenten die enige decennia terug werden aangevoerd om de verzorgingsstaat op te bouwen nu worden gebruikt om haar af te breken en de professionals aan de kant te schuiven.
Invoering van de Bijstandswet werd indertijd gemotiveerd met het argument dat mensen in nood niet afhankelijk zouden moeten zijn van de bedeling, familie, vrienden of buren, en dat vrouwen moesten kunnen scheiden van hun man zonder daardoor in diepe armoede te vervallen. De idealen van autonomie, onafhankelijkheid en zelfredzaamheid van toen worden ook nu nog gehuldigd, zij het dit keer om de verzorgingsstaat te ‘versoberen’ en om burgers ervan te overtuigen dat ze in geval van nood, van welke aard dan ook, een veel groter beroep moeten doen op kinderen, partners en buurtgenoten. Beleidsmakers denken vandaag de dag dus heel anders over hoe de onafhankelijkheid en zelfredzaamheid van burgers moet worden gestimuleerd.
Onderzoek laat steeds weer zien: de verzorgingsstaat is geen hinderpaal
De idee is dat de mens zijn ‘eigen kracht’ vooral leert kennen in de eigen kring, los van de staat én van professionals, want die zouden burgers alleen maar van hulp afhankelijk maken. Onderzoek heeft echter vele malen laten zien dat het een apert onjuist idee is dat de verzorgingsstaat en sociale professionals mensen vooral afhankelijk zouden maken. Het tegendeel is vaak waar: empirisch is aangetoond dat in een context waarin een zekere mate van verzorging is gegarandeerd, mensen steviger in het leven staan en ze juist kracht en aspiraties ontwikkelen dankzij anderen.
Een tweede misverstand behelst het idee dat de verzorgingsstaat een hinderpaal zou zijn voor vrijwilligerswerk en mantelzorg. Wederom, empirisch gesproken, kletskoek: Nederland behoort tot de top 5 van de landen in Europa met vrijwilligerswerk en mantelzorg. We hebben een behoorlijk ontwikkelde verzorgingsstaat, en die is altijd samengegaan met tal van burgerinitiatieven. De band is eerder andersom: in landen met een sterke verzorgingsstaat doen veel mensen aan vrijwilligerswerk en verlenen velen mantelzorg. In de zuidelijke landen van Europa, staten met minder ontwikkelde verzorgingsstaatarrangementen, zijn er minder mensen die mantelzorg verrichten. Voor de volledigheid dient vermeld te worden dat zij die mantelzorg verlenen, vooral vrouwen, daar wel meer uren aan besteden dan de burgers in het noordwesten van Europa.
Alsof thuis de enige plek is waar mensen verzorgd willen worden
Het derde dogmatische idee dat in het debat is geslopen, is dat thuis de enige plek is waar mensen verzorgd zouden willen worden. Alles wat met tehuizen en instellingen te maken heeft, is eigenlijk iets waar je ver vandaan moet blijven. Instellingen, instituties, professionals, formele rechten – ze zijn, zoals Evelien Tonkens in haar Socrates-lezing 2014 heeft laten zien, in de beklaagdenbank terechtgekomen. Het moet allemaal dichtbij, nabij en warm, dus thuis zijn. Daar alleen is het goed toeven. Er bestaat vooralsnog echter weinig empirische kennis of het thuis inderdaad wel altijd zo fijn is. Er zijn zeker mensen die blij zijn dat ze in hun eigen appartement kunnen (blijven) wonen, maar er zijn ook mensen die boos en bang zijn omdat ze weg moesten uit de psychiatrische instelling of het verzorgingshuis waar ze verbleven.
We kijken te weinig naar de schaduwkanten van het beleid dat bepaalt dat mensen vooral thuis verzorgd moeten worden. Er is te weinig oog voor vereenzaming, huiselijk geweld en het groeiend aantal dwangbehandelingen thuis.
Het huidige zorg- en welzijnsbeleid is doordrenkt van dogmatiek
Het huidige zorg- en welzijnsbeleid is doordrenkt van dogmatiek, vertolkt door een ideologie die op effectieve, ‘performatieve’ wijze cliënten vertelt wat te denken en wat te voelen. Zo is de betekenis van zorgrelaties gereduceerd tot het nastreven van autonomie en zelfredzaamheid; het lijkt welhaast afkeurenswaardig als je afhankelijk bent (de enige maatstaf die in de zorg nog geldt, is de ‘zelfredzaamheidsmeter’). Mensen die veel zorg behoeven, blijken zich die norm van autonomie sterk eigen te hebben gemaakt. Ze kúnnen niet eens meer afhankelijk zijn en ze ontwikkelen allerlei strategieën om te vermijden dat ze zich realiseren hoe afhankelijk ze eigenlijk wel niet zijn. Uit onderzoek van Jante Schmidt blijkt bijvoorbeeld dat wachten één van de dingen is die ze pijnlijk vinden; dat toont namelijk hun afhankelijkheid. Als de thuiszorg nou maar op tijd komt en hij of zij gewoon zijn of haar werk doet, dan blijkt die afhankelijkheid minder, en is er geen aanleiding om te lang stil te staan bij ziekte en zorgafhankelijkheid.
We kunnen ons blijkbaar nauwelijks meer voorstellen dat autonomie en zelfredzaamheid niet de centrale waarden zouden zijn in het zorgbeleid. Wat zegt het over de kwaliteit van zorg en de kwaliteit van leven dat het bijna uitsluitend over autonomie en zelfredzaamheid gaat?”
Duyvendak besluit zijn artikel met de oproep: “Laten we de oorverdovende stilte doorbreken. We maken de grootste transformatie van de verzorgingsstaat door sinds haar ontstaan en het is opmerkelijk stil in de academie, stil ook onder Nederlandse sociologen”.
Lees het hele artikel We leven in ‘on-sociologische tijden’, door Jan Willem Duyvendak, Sociale Vraagstukken, 4 juli 2015: www.socialevraagstukken.nl
*) Marcel Spierts krijgt de De la Court-Prijs 2015 van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) voor zijn proefschrift De stille krachten van de verzorgingsstaat: www.knaw.nl
Marcel Spierts: De la Court-prijs: https://marcelspierts.nl/de-la-court-prijs-2015-2/