Rapport over de Staat van het Onderwijs in Nederland 2019
Elk jaar licht de Inspectie van het Onderwijs het onderwijs door. De resultaten daarvan staan in het rapport De Staat van het Onderwijs dat op 10 april 2019 wordt gepresenteerd op het jaarlijkse gelijknamige congres in Utrecht. Aan het congres nemen onderwijsprofessionals deel uit het hele land. Met vier deelnemers is voor aanvang van het congres een gesprek gevoerd, te lezen op de site van de Inspectie: Rick de Wit, controller samenwerkingsverband passend onderwijs; Elles Verschoor, IB’er en leerkracht groep 7-8 Daltonschool Culemborg; Karin van der Meer, medewerker regioteam scholenkoepel Passenderwijs, Woerden en Theo Mensen, medewerker stichting ePortfolio Support.
De Staat van het Onderwijs 2019
Inspectie van het Onderwijs concludeert in De Staat van het Onderwijs 2019 dat, hoewel het Nederlandse onderwijs gemiddeld nog op niveau blijkt te zijn, de ontwikkelingen waar de Inspectie in de voorgaande jaren aandacht voor vroeg, zich mede onder druk van een ongelijk verdeeld lerarentekort dreigen te verdiepen. Het gaat hier bijvoorbeeld om teruglopende prestaties van leerlingen, ongelijke kansen en segregatie. Om alle leerlingen en studenten een stevige basis mee te geven en te zorgen voor een betere aansluiting op de arbeidsmarkt, zal de onderwijssector nu heldere keuzes moeten maken over gezamenlijke doelen en ijkpunten. Daarnaast moet het onderwijs beter evalueren wat de effecten zijn van de vele experimenten.
Nederlands onderwijs gemiddeld nog op niveau
Het is positief dat het Nederlandse onderwijs gemiddeld genomen nog op niveau is, oordeelt de Inspectie. Voor Nederlandse jongeren is de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt momenteel in veel gevallen goed, zeker vergeleken met die in andere landen. Burgerschapsonderwijs en persoonsvorming krijgen steeds meer aandacht, en scholen en overheid werken aan de noodzakelijke aanscherping en verbetering ervan. Ook halen meer jongeren een diploma op het niveau dat past bij hun vooropleiding, vooral in het mbo. Ook krijgen groepen jongeren weer iets meer kansen in het onderwijs
Onderwijs wel onder druk
Maar aan werknemers, ondernemers en burgers worden andere eisen gesteld dan voorheen, en in de toekomst nog meer. Daar moet het onderwijs op inspelen en dat gebeurt nu te fragmentarisch, stelt de Inspectie. Om klaar te zijn voor de toekomst, moet de basis worden verstevigd en zijn heldere keuzes nodig.
De Staat van het Onderwijs 2019 geeft drie hoofdpunten waardoor het onderwijs onder druk staat.
- Ongelijke kansen, segregatie en dalende prestaties dreigen door een ongelijk verdeeld lerarentekort te verscherpen. Dit is een risico voor de (toekomstige) kwaliteit van het onderwijs.
- Het onderwijs versnippert en de resultaten en effecten van onderwijsinnovaties worden onvoldoende geëvalueerd.
- Onder afgestudeerden van sommige opleidingen is de werkloosheid hoog. Tegelijkertijd zijn er in sommige vakgebieden grote tekorten aan geschoolde werknemers.
1. Haarscheuren – ongelijke kansen, segregatie en dalende prestaties – dreigen zich te verdiepen
De afgelopen jaren heeft de Inspectie in De Staat van het Onderwijs laten zien dat er haarscheuren in het onderwijs zichtbaar zijn. Gelijke kansen zijn niet langer vanzelfsprekend, de leerprestaties van leerlingen staan onder druk in het funderend onderwijs, er zijn grote verschillen in prestaties van leerlingen tussen scholen en de (sociaal-economische) segregatie in het onderwijs neemt toe. Deze haarscheuren dreigen zich te verdiepen, mede omdat het lerarentekort niet gelijk over scholen verdeeld is.
Daarom roept de Inspectie op tot meer focus en een gerichte, gezamenlijke aanpak voor alle sectoren. Met daarin gezamenlijk vastgestelde doelen en ijkpunten over wat leerlingen en studenten ook in de toekomst altijd nodig zullen hebben. Bijvoorbeeld het voorkomen van laaggeletterdheid en laaggecijferdheid, leerlingen voorbereiden op deelname in de samenleving, zorgen dat alle studenten een plek vinden op de arbeidsmarkt. Gezien de gunstige conjunctuur en de al lopende debatten over het curriculum en de verschillende kwaliteitsagenda’s in het mbo en ho, ziet de Inspectie daar juist nu een uitgelezen kans voor.
2. Versnippering en onvoldoende evaluatie
De laatste jaren is een sterke groei te zien van het aantal scholen met een specifiek pedagogisch-didactisch concept en scholen met extra aanbod rond bepaalde vakken, zoals technasia en cultuurprofielscholen. Ook bieden meer scholen en opleidingen maatwerktrajecten en maatwerkdiploma’s aan. De Inspectie onderschrijft dat experimenten, en scholen die nieuwe dingen proberen, essentieel zijn om onderwijs te verbeteren. Tegelijkertijd wordt het lang niet altijd helder waarom een school of opleiding kiest voor een specifieke vorm van maatwerk, flexibilisering of profilering. Ook evalueren scholen en opleidingen de resultaten en effecten van hun keuzes in zeer beperkte mate.
De Inspectie wil daarom besturen en scholen aansporen beter te evalueren, en te bezien in hoeverre de inspanningen daadwerkelijk bijdragen aan de – gezamenlijk vast te stellen – doelen. Als zij daarnaast bewezen praktijken met elkaar delen, hoeven andere leraren en schoolleiders niet zelf alles te bedenken en gaat er niet onnodig energie verloren. Dit is extra belangrijk nu het tekort aan leraren en schoolleiders oploopt.
Door de variatie in het onderwijsaanbod en de toename van maatwerk wordt het lastiger om goed zicht te houden op de kwaliteit van het onderwijs. Het gebrek aan consensus over wat echt nodig is maakt dat het moeilijker is vast te stellen of leerlingen hun potentiële niveau halen, en hoe ze zich ontwikkelen ten opzichte van de ijkpunten van het onderwijs. Voor leerlingen is het belangrijk dat ze gedurende hun hele schoolloopbaan weten waar ze staan en tijdig deficiënties kunnen wegwerken als dat nodig is.
3. Betere aansluiting nodig tussen onderwijs en arbeidsmarkt
Voor het vinden van een baan blijkt het hebben van een diploma het allerbelangrijkst. Daarbij maakt het uit welke mbo-, hbo- of wo-opleiding je gevolgd hebt. Voor een deel van de opleidingen is het perspectief ongunstig: een kwart van de gediplomeerden heeft na een jaar (nog) geen baan. Veel van de mbo-studenten uit bijvoorbeeld de sector Economie hebben een matig arbeidsmarktperspectief. Daarnaast profiteren sommige groepen jongeren minder van de huidige gunstige arbeidsmarktperspectieven. Dat zijn vooral ongediplomeerden, leerlingen van het voortgezet speciaal onderwijs (vso), leerlingen van het praktijkonderwijs (pro) en studenten van de entreeopleidingen en sommige mbo 2-opleidingen.
De Inspectie dringt er op aan dat opleidingen en bedrijfsleven juist nu, in tijden van hoogconjunctuur, zich inzetten voor een betere aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt voor deze groepen. Ook de overheid kan hier een rol in nemen.
Gezamenlijk investeren heeft effect
De Inspectie van het Onderwijs ziet duidelijke aanwijzingen dat het inderdaad effect heeft als de onderwijssector gezamenlijk heldere keuzes maakt en focust op vastgestelde doelen. Zo vraagt de Inspectie al langer aandacht voor gelijke kansen in het onderwijs. Een hoopgevende ontwikkeling is dat dit nu een eerste effect lijkt te hebben. Hoewel het verschil in kansen tussen leerlingen met gelijke talenten nog altijd fors groter is dan vijf of tien jaar geleden, is een eerste kleine stap om dat om te buigen gezet. De Inspectie constateert dat dit is gelukt doordat er een gevoel voor urgentie is ontstaan en er meer wordt samengewerkt. Die onderwijs brede investering lijkt zijn vruchten af te werpen voor de toekomst.
Downloaden Rapport De Staat van het Onderwijs 2019 – Onderwijsverslag over 2017/2018, Inspectie van het Onderwijs, 10 april 2019: www.onderwijsinspectie.nl
Gesprekken met deelnemers aan het Congres De Staat van het Onderwijs 2019: www.onderwijsinspectie.nl
Congres De staat van het onderwijs: https://congres.destaatvanhetonderwijs.nl/
Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.
Geef een reactie