Rapport De Staat van het Onderwijs 2020
Ieder jaar maakt de Inspectie van het Onderwijs de staat van het onderwijs op, zoals dat in artikel 23 lid 8 van de Grondwet wordt gevraagd. De inspectie brengt feiten en cijfers bijeen, toont meerjarige ontwikkelingen en resultaten, en signaleert verbanden en oorzaken.
In De Staat van het Onderwijs 2020 wordt gerapporteerd over het functioneren van het onderwijsstelsel in het afgelopen jaar. Daarbij kijkt de inspectie naar de kernfuncties van het onderwijs: allocatie (studenten opleiden voor een goede positie op de arbeidsmarkt), socialisatie (sociale en maatschappelijke ontwikkeling van leerlingen en studenten bevorderen), selectie en gelijke kansen (leerlingen en studenten selecteren en plaatsen in een passende onderwijsomgeving, een passende schoolsoort of passend opleidingsniveau) en kwalificatie (kennis en vaardigheden bijbrengen). Daarnaast gaat De Staat van het Onderwijs 2020 dieper in op verschillen tussen de prestaties die scholen en instellingen met vergelijkbare leerlingpopulaties realiseren, op het onderwijs aan leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften en op vragen rond de inrichting van en sturing op het onderwijsstelsel.
Hoewel de Inspectie de bevindingen in De Staat belangrijk vindt voor het onderwijs, meldt de Inspectie dat de sector momenteel alle energie nodig heeft om de problemen rond het coronavirus het hoofd te bieden. Op een later moment, als de situatie weer voldoende genormaliseerd is om gezamenlijk verder vooruit te kijken, gaat de Inspectie graag het gesprek aan met de onderwijspartners over de gesignaleerde ontwikkelingen.
Samenvatting van De Staat van het Onderwijs 2020
Toename instroom
• De instroom van studenten in het bekostigd hoger onderwijs neemt toe, in het wetenschappelijk onderwijs veel sterker dan in het hoger beroepsonderwijs. De groei in het wetenschappelijk onderwijs komt vooral doordat er meer internationale studenten instromen. De groei in het hoger beroepsonderwijs hangt samen met de toename van studenten n de Associate degree. De hbobachelor zal naar verwachting de komende jaren krimpen.
Toegankelijkheid niet onder druk
• De brede toegankelijkheid van het hoger onderwijs staat niet onder druk. Maar, bij opleidingen met een beperkt aantal plaatsen, komen minder Nederlandse studenten binnen met een nietwesterse migratieachtergrond, minder Nederlandse vrouwen en minder studenten waarvan de ouders een lager inkomen hebben.
Verschillen in studiesucces
• Ongeveer zes van de tien studenten van de hbo-bachelor hebben drie jaar na de nominale studieduur een hoger onderwijsdiploma. Datzelfde geldt voor acht op de tien studenten van de wo-bachelor. Mannelijke studenten doen het minder goed dan vrouwelijke studenten en studenten met een niet-westerse migratieachtergrond minder goed dan studenten zonder die achtergrond. In het hbo zijn de verschillen tussen mannen en vrouwen de laatste tien jaar wat groter geworden. Studenten met een niet-westerse migratieachtergrond beginnen, zeker in het wo, hun achterstand in te halen.
Instellingsverschillen in rendement
• Opleidingen aan diverse instellingen verschillen in de verhouding tussen het gerealiseerde rendement en het rendement dat verwacht mag worden op basis van de studentenpopulatie. Ook verschillen zij in de diplomakans voor verschillende groepen studenten. Deze verschillen hangen deels samen met de kwaliteit van het onderwijs, en kunnen ook verband houden met verschillen in niveau, toegankelijkheid of profilering. Het is wenselijk dat alle instellingen en opleidingen over rendementsverschillen n gesprek gaan, intern, met elkaar en met stakeholders. Zo kunnen opleidingen van elkaar leren.
Aansluiting arbeidsmarkt goed • Het arbeidsmarktperspectief van afgestudeerden is over het algemeen goed. Velen hebben direct een baan en meestal ook op niveau. Studenten met een wo-bachelor of wo-masterdiploma hebben een relatief hoger uurloon na 5 jaar dan hbo-bachelor-gediplomeerden. Studenten met twee hbo-diploma’s en wo-studenten met twee afgeronde masters hebben een hoger salaris dan studenten die één opleiding hebben afgerond.
Kennisdeling rond studentenwelzijn nodig
• Het is moeilijk vast te stellen hoe het gaat met het welzijn van studenten, laat staan welke aanpak het studentenwelzijn verbetert. In de praktijk is niet altijd sprake van een structurele en integrale aanpak van studentenwelzijn. Intensivering van kennisuitwisseling is nodig. Expliciete aandacht voor studentbegeleiding bij de visitatie en accreditatie van bestaande opleidingen kan een impuls zijn voor kennisdeling.
Kwaliteit en kwaliteitszorg •
Het percentage opleidingen in het Nederlandse hoger onderwijs dat voldoet aan de basiskwaliteit is 97,5 procent. Het hoger onderwijs is van goede kwaliteit. Wel zijn er mogelijkheden tot verdere
verbetering van het hoger onderwijs en doorontwikkeling van het accreditatiestelsel. Ten eerste is het wenselijk aspecten als rendement, sociale veiligheid, welzijn en begeleiding van studenten beter in beeld te brengen.
Ten tweede kunnen de verbetermogelijkheden met betrekking tot toetsing, vooral in het wo, meer worden gedeeld.
Wetgeving •
De afgelopen jaren is het hoger onderwijs complexer geworden. In steeds meer gevallen sluit de organisatie en invulling van het hoger onderwijs minder goed aan bij kernbegrippen in de wet en regelgeving.
Daardoor zien we problemen voor het zicht op kwaliteit, governance, doelmatigheid, rechtmatigheid, transparantie en de ervaren betrouwbaarheid van de overheid. Een actualisatie van de wetgeving zou hierop
een passend antwoord moeten zijn.
Downloaden Rapport De Staat van het Onderwijs 2020, Inspectie van het Onderwijs, 22 april 2020: www.onderwijsinspectie.nl
Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.
Geef een reactie