Controle op bestuurders komt te vroeg en te hard binnen, aldus hoogleraar Paul ‘t Hart
Paul ‘t Hart is van mening dat de omgeving waarin ambtsdragers in Nederland moeten opereren, onacceptabel hardvochtig is geworden. In een interview met Martijn Delaere in Binnenlands Bestuur doet de hoogleraar bestuurskunde aan de Universiteit van Utrecht daarom een oproep: “Kunnen we alsjeblieft enige empathie hebben met onze politieke leiders. De verantwoordingsdruk waaronder bestuurders worden geplaatst en de geëiste transparantie zijn extreem. Kijk naar de burgemeesters die hebben aangekondigd niet door te willen gaan. Aleid Wolfsen in Utrecht maakte in het begin van zijn ambtstermijn een enorme fout door een krantenartikel over zijn declaratiegedrag te willen onderdrukken, en vervolgens wordt hem dat continu nagedragen. Als er iets over Utrecht of Wolfsen te doen is, dan verschijnt automatisch op Google dat voorval. Wat vroeger een geïsoleerd incident was in het leven van een politicus, is nu onvermijdelijk onderdeel van de storyline van die politicus. Hij of zij ontsnapt niet aan dat denkraam”.
De onmiddellijkheid van de verantwoordingsdruk
‘t Hart zegt moe te worden van opiniebijdragen in de media waarin een of andere figuur roept om krachtiger leiderschap en dat het vroeger beter was. “Nee, vroeger was het gewoon gemakkelijker om leider te zijn”.
Elk publiek ambt is volgens hoogleraar ‘t Hart tegenwoordig onderworpen aan de akelig doorgevoerde logica van doorzichtigheid en verantwoording: “Het openbaar bestuur heeft dit op de markt gebaseerde verwachtingspatroon deels over zichzelf afgeroepen”.
Ook in het lokaal bestuur, zegt ‘t Hart “kijken nog steeds allerlei types enthousiast en onreflectief vanuit de analogie van de markt naar hun bestuurlijk apparaat, daartoe aangezet door adviesbureaus die bedrijfskundige recepten verkopen. Dat is fundamenteel fout: de overheid is geen koekjesfabriek of bol.com. Een zeer belangrijk deel van de zogenaamde diensten die de overheid levert, heeft te maken met toevoeging van leed en beperking van gedragsalternatieven. Dat maakt het bestuur impopulair. De burger wil namelijk alles en wel nu, terwijl er tijd nodig is om beleid te maken dat leed toevoegt. Die tijd geven we bestuurders niet meer”.
De balans tussen de ruimte die we bestuurders geven en de controle die we uitoefenen, is verstoord geraakt, aldus ‘t Hart. De controle komt te vroeg en te hard binnen.
Kaste van jonge bestuurskundigen
Op de vraag of de bestuurskunde er nog toe doet, antwoordt ‘t Hart: “In oktober word ik voorzitter van de Vereniging voor Bestuurskunde. De Nederlandse bestuurskunde staat internationaal erg hoog aangeschreven, maar is wel in de ban geraakt van vergaande academisering. Om te overleven als vakgebied maar ook als individu binnen de vakgroep, moet je in internationale toptijdschriften publiceren. Het probleem is dat je in de echte wereld helemaal niets hebt aan de normen die daar gelden voor goed werk. Je krijgt dus een kaste van jonge bestuurskundigen die wetenschappelijk en methodologisch supergoed ontwikkeld is, maar die geen prikkels heeft om vragen te stellen die ertoe doen in de bestuurspraktijk van Vlissingen of Venray. Ik zie het als mijn opgave als voorzitter om de traditionele betrokkenheid met en de kleine afstand tot de politieke praktijk te herstellen. Het mag niet gebeuren dat bestuurders en topambtenaren zeggen dat wij niets zinnigs te melden hebben”.
Lees het hele interview waarin ‘t Hart ook ingaat op de – toekomstige – rol van de burgemeester: Mededogen met de bestuurder, interview met Paul ‘t Hart door Martijn Delaere in Binnenlandse Bestuur, onafhankelijk magazine voor ambtenaren en bestuurders bij de overheid, 14 juni 2013: www.binnenlandsbestuur.nl