René Kneyber: “Hoe het nu verder moet met de Onderwijscoöperatie. Mijn onbescheiden mening…”
René Kneyber heeft een blog gewijd aan de kwestie rond de handelwijze van de Onderwijscoöperatie, ‘de beroepsvereniging van, voor en door de leraar voor de stimulering van de ontwikkeling van een zelfbewuste beroepsgroep’. De Onderwijscoöperatie is in 2011 opgericht door de vijf grootste onderwijsvakverenigingen: Algemene Onderwijsbond (AOb), CNV Onderwijs (CNVO), Federatie van Onderwijsvakorganisaties, Beter Onderwijs Nederland en Platform Vakinhoudelijke Verenigingen Voortgezet Onderwijs.
René Kneyber schrijft:
“Afgelopen anderhalve week was er commotie en aandacht voor de afwijzing van Jan van de Ven als beoogd voorzitter van het bestuur van de Onderwijscoöperatie. Voordat bekend werd dat het bij deze sollicitatie om Van de Ven ging wijdde ik al een twitter-draadje eraan, met de conclusie dat het bestuur – dat bestaat uit de vakbondsleiders – beter kan opstappen.
Toen bleek dat het om de populaire ‘meester Jan’ ging besteedde het Algemeen Dagblad er aandacht aan, het bestuur voelde zich genoodzaakt om te reageren middels een persbericht. Zo zou hij onder andere teveel salaris gevraagd hebben. Deze week reageerde Van de Ven zelf uitgebreid op het bestuur. En die reactie liegt er niet om. Kort samengevat: Tijdens het sollicitatieproces stripte het bestuur de voorzittersfunctie tot dat van een lintjesknipper, en in het voorzittersvacuüm deelden de overige bestuursleden zichzelf meer bevoegdheden toe. Bovendien zag het bestuur een andere koers voor ogen dan Van de Ven: zij wilden er geen echte beroepsvereniging van maken, met echte zeggenschap, waar de ‘gecastreerde’ voorzittersfunctie symbool voor staat.
Dat laatste is een hele eigen kwestie zoals ik straks uiteen zal zetten, maar laat ik vooropstellen dat ik deze gang van zaken – en dat lijkt mij inclusief de poging tot karaktermoord – een enorme vorm van schofterigheid in zich hebben, een politiek van ‘ik kan het, dus ik doe het’. En ik zie het vooral als uiting van een totaal gebrek aan bestuurlijke integriteit. Het lijkt me dan ook heel lastig om vanaf nu als vakbond besturen de maat te nemen over respectvolle omgang met personeel, en over de correctheid van sollicatieprocedures. Maar goed, wat de vakbonden daar als organisatie mee moeten, daar ga ik niet over. Maar over wat, in theorie, ook ‘mijn’ beroepsvereniging van leraren zou moeten zijn ga ik wel. Vind ik.
Een kleine geschiedenis
Maar in de praktijk is dat niet zo. De Onderwijscoöperatie is namelijk een beroepsvereniging voor leraren waar leraren geen inhoudelijke of bestuurlijke zeggenschap hebben, maar het ministerie van OCW en de vakbonden wel. Dat is op papier niet alleen een slecht idee, maar in de praktijk ook. Dat heeft met beroepseer helemaal niets te maken. Het is gewoon een controle-instrument van de overheid onder gedoging van de vakbond. Het valt te beargumenteren dat zo’n nepberoepsvereniging de professionaliteit van leraren zelfs eerder kwaad doet dan goed.
Daarom pleitten we in Het alternatief (2013) voor een beroepsvereniging van leraren waarin ook zeggenschap van leraren belegd is, daarom deden we in ons beleidsperspectief ‘Samen Leren’ (2014) met de PvdA en VVD een oproep om de beroepsvereniging van leraren te laten zijn, daarom adviseerde de Onderwijsraad tot tweemaal toe (2015) en (2017) om de zeggenschap van leraren te borgen, en daarom staat in het regeerakkoord (oktober 2017) dat de beroepsorganisatie ook echt ‘van, voor, door leraren’ moet worden. Daarom dus, omdat leraren en de samenleving aan een nepberoepsorganisatie niets hebben. Omdat het een achterlijk idee is om een beroepsvereniging te hebben waar leraren niets over te zeggen hebben. En domme ideeën vinden nooit draagvlak.
Sinds 2013 hebben we op al deze vriendelijke pleidooien vooral beloftes gehoord over de zeggenschap van leraren. Naar aanleiding van Het alternatief kregen we van de AOb te horen dat ze erover zouden nadenken. Na Samen Leren vond CNVO het de moeite van het onderzoeken waard of er ook leraren in het bestuur konden komen. Uiteindelijk hielden de vakbonden ons voor dat het allemaal goed zou komen als de wet door het parlement was. Ook de staatssecretaris beloofde voortdurend dat de zeggenschap van leraren geborgd zou worden. Karin Straus (VVD) trok zelfs een sterke motie hierover in omdat de staatssecretaris zoveel goede intenties uitsprak. (Zie Kamerstuk 34458-16 dd. 5 oktober 2016: https://www.openkamer.org/kamerstuk/34458/16/
Maar het eindresultaat van al deze goede bedoelingen is dat in oktober 2017 de Leraren AdviesRaad (leraren) een zeer capabele kandidaat (leraar) voordraagt, en dat die door het bestuur (geen leraren) wordt afgewezen. Dat het bestuur (geen leraren) zichzelf meer bevoegdheden toedeelt. Dat de Deelnemersvergadering (leraren) te allen tijde overruled kan worden door het bestuur (geen leraren). Op kantoor lopen regelmatig ambtenaren (geen leraren) van OCW rond, die ook nog eens aanschuiven aan de bestuurstafel (geen leraren). Het zeggenschap van leraren over hun eigen beroep is nergens, maar dan ook nergens, geactualiseerd.
Kortom: ik wil OCW en de vakbonden van harte feliciteren. Jullie plan om alle macht over het leraarschap naar jullie toe te trekken middels de Onderwijscoöperatie is na vier jaar geslaagd. Knap hoor. Jullie zijn vast hartstikke trots op het resultaat. Alle beleidsdoelen zijn gerealiseerd. Schouderklopje voor jezelf.
De rekening
Maar laat me even het volgende schetsen. De afgelopen jaren hebben jullie allerlei progressieve, enthousiaste leraren aan de Onderwijscoöperatie weten te binden, als ambassadeur, als Leraar van het Jaar, of in allerlei andere functies. Zij zijn diep teleurgesteld over deze hele gang van zaken. Ambassadeurs stappen massaal op, Arjan van der Meij legde met pijn in zijn hart zijn juryvoorzitterschap bij het LOF neer. Dat kweekt cynisme.
Dit kweekt cynisme juist onder de groep leraren die je het hardste nodig hebt. Al die valse beloftes maken jullie als bestuurders onbetrouwbaar. Waarom zou ik als leraar nog geloven in een goede afloop?
Dat is, om kort samen te vatten, de reden waarom ik vind dat het hele bestuur van de Onderwijscoöperatie moet opstappen. Niet alleen vanwege het debacle rondom Van de Ven – hoewel dat al reden genoeg is – maar ook omdat jullie er als bestuur niet in zijn geslaagd om de beroepsorganisatie ook van leraren te maken. Als het onkunde is, dan is het een reden om op te stappen, en als het onwil is, des te meer! Een beroepsorganisatie, en de leraren die het betreft, maar ook de medewerkers van het bureau, hebben recht op een bestuur dat een visie heeft en stappen zet om een beroepsorganisatie verder door te ontwikkelen. Een bestuur dat dat niet heeft en doet is volstrekt illegitiem.
En nu?
Er is natuurlijk ook een ander scenario denkbaar. Een scenario waarin het bestuur bewijst dat het wel bereid is om de Onderwijscoöperatie verder te ontwikkelen tot een echte beroepsgroep. Met een tijdspad waarin duidelijk wordt gemaakt wat wanneer gebeurt, en dat het bestuur zijn beloftes nakomt. Om vertrouwen op te bouwen. Dat zou goed zijn. Ik heb daarvoor heel specifieke wijzigingen in gedachten. En hoewel ik niet beweer te spreken namens alle leraren, weet ik zeker dat een groot deel zich hierachter kan scharen.
- Terugtreden uit het bestuur of met een minderheidsbelang genoegen nemen. Zoals al beschreven heb ik er weinig vertrouwen in, en ik twijfel aan jullie integriteit, en ik ben niet de enige. Waar ik mee zou kunnen leven is dat het bestuur wordt aangevuld met echte leraren, en dat die leraren meer te zeggen hebben dan jullie. Dat maakt jullie rol eerder adviserend dan beslissend. Zoals het hoort. En daarbij hoort ook leraar als volwaardig voorzitter met een volwaardige beloning (gezien het belang van het werk en de capaciteiten die daarvoor nodig zijn).
- Onafhankelijke financiering door leraren zelf. OCW vindt het moeilijk om gepaste afstand te houden tot de beroepsorganisatie. En dat wordt extra bemoeilijkt omdat OCW alles financiert. Maar dat rijksambtenaren op kantoor rondlopen, en zelfs aanschuiven bij bestuursvergadering, dat is natuurlijk killing. Daar had je als bestuur stevig moeten ingrijpen, maar je hebt het laten gebeuren. Maar het hoeft allemaal niet: Door docenten jaarlijks een contributie te laten betalen aan de beroepsvereniging kan de beroepsorganisatie ook echt van leraren worden. Zonder dat er getwijfeld hoeft te worden over de legitimiteit van de beroepsorganisatie. Dat hoeft leraren geen cent extra te kosten. Het bedrag dat nu via OCW naar de OC gaat kan direct naar het salaris van leraren gaan, die daarvan weer contributie kunnen betalen. Een contributie betekent trouwens ook lidmaatschap.
- Regel de zeggenschap van leraren over inhoud en processen afdoende in de statuten en in de werkprocessen zelf. En ja, dat gaat dan ten koste van de zeggenschap die jullie als lidorganisaties hebben. Dat is hier ook de bittere pil die je moet slikken.
Het zijn redelijke wijzigingen van zaken die in feite al lang geregeld hadden moeten worden. En als het nu niet snel gebeurt dan is de Onderwijscoöperatie in letter en geest, wat mij betreft, dood.
René Kneyber: De Onderwijscoöperatie, en hoe nu verder…, 27 oktober 2017: http://renekneyber.nl/?p=64 (Blog niet meer beschikbaar op site renekneyber)