Skip to main content

Marco Snoek promoveert op ontwikkeling van leiderschap van leraren

omslag proefschrift marco snoekOp 25 juni 2014 promoveert Marco Snoek op het proefschrift Developing teacher leadership and its impact in schools. Snoek is sinds 2003 als lector Leren & Innoveren verbonden aan de Hogeschool van Amsterdam. Binnen het lectoraat houdt hij zich bezig met professionaliteit en leiderschap van leraren en lerarenopleiders. In november 2013 werd Snoek verkozen tot Lector van het jaar. De jury koos voor Snoek omdat hij samen met studenten de professie van docenten vernieuwt. In 2012 werd hij door het bestuur van de Vereniging Lerarenopleiders Nederland benoemd tot erelid.

In Snoeks onderzoek heeft de term ‘leiderschap van leraren’ betrekking op een actieve en verantwoordelijke rol voor leraren die het niveau van het individuele leraarschap in de context van het klaslokaal overstijgt. Leiderschap van leraren heeft betrekking op activiteiten die te maken hebben met onderzoek door leraren, innovatie en het inspireren van collega’s en de school als geheel. Dit leiderschap kan vastgelegd worden in formele leiderschapsposities, gedelegeerd en gemandateerd vanuit de schoolleiding aan specifieke ervaren of excellente leraren.
Maar het kan ook dynamisch van karakter zijn, wanneer ervan uitgegaan wordt dat iedere leraar de potentie heeft om leiderschap uit te oefenen als onderdeel van zijn rol als leraar, wanneer leiderschap is verdeeld over het hele team en wanneer de rol van leiders en volgers over de tijd kan variëren.

Post-initiële leerarrangementen

Leiderschap van leraren vraagt specifieke kennis en vaardigheden. De initiële lerarenopleiding bereidt aankomende leraren echter nauwelijks voor op leiderschapsrollen, waardoor veel leraren slecht voorbereid zijn om niet alleen binnen de context van het eigen leslokaal leiderschap uit te oefenen, maar ook daarbuiten. Voor het ontwikkelen van leiderschap zijn daarom specifieke post-initiële leerarrangementen nodig. De relatie tussen leerarrangementen en hun uiteindelijke impact op de schoolpraktijk is echter complex. Die relatie veronderstelt een causale relatie tussen het ontwerp van het leerarrangement en de kennis en vaardigheden die de deelnemers aan dat arrangement ontwikkelen, een causale relatie tussen de ontwikkelde kennis en vaardigheden en een verandering in de feitelijke rollen en het handelen van leraren in de school, en een causale relatie tussen nieuwe rollen en ander handelen en de uiteindelijke uitkomsten in de school, in termen van leerresultaten van leerlingen of concrete schoolontwikkeling.

Aan het slot van de samenvatting in het Nederlands van zijn proefschrift schrijft Snoek waartoe zijn inzichten kunnen leiden in het onderwijs:

Implicaties voor praktijk en beleid

De inzichten die in dit onderzoeksproject ontwikkeld zijn, hebben verschillende implicaties voor scholen, lerarenopleidingen, (de beroepsgroep van) leraren en de overheid.

Scholen kunnen hun innovatiecapaciteit vergroten door de cruciale rol van leraren bij innovatieprocessen te erkennen en door de ontwikkeling van leiderschap en innovatiecapaciteit van leraren binnen scholen te stimuleren en te ondersteunen. Door personeelsbeleid expliciet te verbinden aan de strategische agenda van de school, worden schoolontwikkeling en professionele ontwikkeling van individuen sterker gekoppeld. Daarbij moet rekening gehouden worden met interne grenzen tussen organisatieniveaus en beleidsafdelingen.

Het introduceren van leiderschap van leraren in scholen die daar weinig ervaring mee hebben, vraagt om heldere posities en een duidelijk mandaat voor ‘teacher leaders’. Daarbij zullen zowel schoolleiders als ‘teacher leaders’ zich bewust moeten zijn van en aandacht moeten besteden aan de spanning tussen strategisch gespreid leiderschap en cultureel ingebed leiderschap. Dit kan helpen om een balans te vinden tussen structuur en controle aan de ene kant en vertrouwen en zelfsturing aan de andere kant.

Basiselementen van leiderschap kunnen al in de curricula voor de initiële lerarenopleidingen een plek krijgen. Bovendien kunnen lerarenopleiders ook op het terrein van leiderschap rolmodel zijn voor hun studenten.

Partnerschappen tussen scholen en lerarenopleidingen kunnen meer vorm krijgen aan de hand van de metafoor van ‘boundary crossing’ in plaats van de metafoor van ‘transfer’. Daarbij is behoefte aan boundary objecten die gelijkwaardige samenwerking stimuleren over institutionele grenzen heen. Deze partnerschappen bieden mogelijkheden voor collectieve post-initiële leerarrangementen waarbij de focus ligt op gezamenlijke agenda’s die zich niet beperken tot schoolontwikkeling, maar ook de ontwikkeling van de opleiding meenemen. Dit vereist een nieuwe flexibiliteit van lerarenopleidingen om meer open curricula te ontwikkelen en om leidinggevenden en managers binnen scholen te betrekken bij het ontwerpen van maatwerkprogramma’s. Daarvoor is een verandering in mentale modellen van opleiders nodig, uitgaande van flexibiliteit en ondernemerschap. In interne leerarrangementen zoals academische opleidingsscholen zouden leeropbrengsten van leraren meer expliciet gemaakt kunnen worden op zo’n wijze dat ze beoordeeld kunnen worden en kunnen leiden tot formele kwalificaties.

Leraren kunnen de professionele ruimte nemen om niet alleen invloed uit te oefenen op hun eigen handelen met hun leerlingen, maar ook op het onderwijs en leren in de school en op het beroep als geheel. Die leiderschapsrol kan ondersteund worden door de ontwikkeling van leiderschapskwaliteiten. In de bekwaamheidseisen voor leraren zou daarom meer expliciete aandacht moeten komen voor leiderschapscompetenties van leraren. Initiatieven vanuit de beroepsgroep van leraren, de Onderwijscoöperatie, moeten individuele professionele ontwikkeling (bijvoorbeeld in relatie tot het Lerarenregister) meer expliciet verbinden met schoolontwikkeling. Dit kan de impact van individuele professionaliseringstrajecten op schoolontwikkeling versterken.

Nationaal beleid rond onderwijs kan bijdragen aan het versterken van de sleutelrol van leraren in het sturen en ontwikkelen van onderwijs en leren, door leraren expliciet te betrekken in het proces van beleidsontwikkeling. Beleid ten aanzien van de kwaliteit en ontwikkeling van leraren zal niet alleen aandacht moeten besteden aan de ontwikkeling van leiderschapscapaciteiten van leraren (bijvoorbeeld door het stimuleren van masteropleidingen voor leraren), maar ook expliciet rekening moeten houden met het feit dat deze capaciteiten alleen tot hun recht kunnen komen in scholen die open staan voor nieuwe vormen van gedeeld leiderschap.

De overheid kan het partnerschap tussen lerarenopleidingen en scholen gericht op ontwikkeling van leraren én schoolontwikkeling verder stimuleren. Dat kan door het lerarenbeleid niet te baseren op mentale modellen die gebaseerd zijn op ‘transfer’ en die leiden tot gescheiden rollen en verantwoordelijkheden voor lerarenopleidingen en scholen. In plaats daarvan zouden sturingsmechanismen de partnerschappen tussen opleiding en school als vertrekpunt moeten nemen, de onderlinge verbondenheid van leerarrangementen en schoolcontext moeten erkennen, en het strategisch alignment van opleidingsdoelen en innovatieagenda’s van scholen sterker moeten stimuleren.

De promotie vindt plaats op 25 juni 2014 om 13.00 uur in de Aula van de Universiteit van Amsterdam, Oude Lutherse kerk, Singel 411, Amsterdam

Downloaden Proefschrift en samenvatting in Nederlands van Het ontwikkelen van leiderschap van leraren en de invloed daarvan in scholen: https://beroepseer.nl

Zie ook: Gastblog Marco Snoek: Leiderschap van leraren tussen werkvloer en management, Distributed Leadership, 4 juni 2014: http://distributedleadership.nl (Artikel niet meer beschikbaar; site opgeheven)