Skip to main content

Leren van de onderwijstop

Op 13 en 14 maart 2013 vond de International Summit on the Teaching Profession plaats in Amsterdam. Als docent mocht ik de top bijwonen. Het was voor het eerst dat docenten aanwezig mochten zijn op een dergelijke top, waarvoor alle complimenten naar de onderwijsbewindslieden. Er werden hele zinnige dingen over onderwijs  gezegd. Maar luisterden Jet Bussemaker en Sander Dekker eigenlijk wel?

Summit

Inhoudelijk gezien was het een inspirerende bijeenkomst. Veel landen deelden hun good practice, en er werd een stevige discussie gevoerd. Het thema van de top was de kwaliteit van de docent, hoe die kwaliteit te meten en hoe docenten zich kunnen verbeteren. Er zijn grofweg twee richtingen te onderscheiden in internationaal onderwijsbeleid. Meer top-down, toetsen, meten  en afrekenen tegenover meer vertrouwen, verantwoordelijkheid en verbetering van docenten. Er is zoveel niet te meten in het onderwijs, zo is de redenering, dan kun je beter gewoon de allerbeste docenten voor de klas hebben en daar op inzetten. Evaluatie dient dan ook om het onderwijs te verbeteren, niet om docenten af te rekenen.

Aansprekende voorbeelden als Finland, Ontario,  Estland en Nieuw Zeeland zijn de laatste richting in geslagen. Zo sprak de Estse vertegenwoordiger gepassioneerd over ‘liberating the profession’ en van de Finnen is inmiddels wel bekend dat ze daadwerkelijk de docent centraal stellen en in staat stellen om goed onderwijs te geven. Dat zijn ook de landen waar docenten blijven lesgeven en waar de studenten van de lerarenopleidingen niet binnen vijf jaar afhaken.

Teleurstellend

Nee, dan ons land en onze bewindslieden. Natuurlijk werden in de geest van de top alle juiste woorden gezegd: samenwerken, vertrouwen, eigenaarschap en ruimte. In het beleid zie je dat helaas niet terug, integendeel. Het regeerakkoord stemde al niet vrolijk, maar juist rond deze top blijkt maar weer dat vertrouwen voor onze bestuurders een lege huls is. Een woord om het voetvolk tevreden te houden. In een interview richtte minister Bussemaker weer haar pijlen op de gesloten lerarencultuur. Die gesloten cultuur is er voor verantwoordelijk dat een kwart van alle leraren in opleiding en beginnende docenten vroegtijdig afhaken. Op die stelling is op zijn zachtst gezegd wel wat aan te merken

En dan staatssecretaris Dekker. Op de top probeerde hij tevergeefs al de volgens hem “hete aardappel”, leerlingresultaten koppelen aan docentevaluaties, in te brengen als beleidsinstrument. Hij kreeg geen gehoor op de top. Sterker, hij werd terecht gewezen dat dit een doodlopende weg was. En naar aanleiding van de openbaarmaking van de CITO scores presenteerde hij een kamerbrief met bijlage waarin opbrengstgericht werken, gestandaardiseerde toetsen en toegevoegde waarde, toverwoorden uit controle-land VS, de boventoon voerden. Toetsen die steeds meer de inhoud van ons onderwijs bepalen en een afrekencultuur in de hand werken.

Met name deze gang van zaken schijnt een licht op de werkwijze van de staatssecretaris en ons ministerie. De deelnemers van de top zaten nog maar net in het vliegtuig of er werd al weer beleid uitgerold dat precies tegen de uitkomsten van de top ingingen. Dat beleid lag natuurlijk gewoon klaar en de top was alleen maar voor de bühne. Ik weet dat het zo werkt. Maar toch verwacht je stiekem dat misschien juist deze keer onze bewindslieden een onderzoekende houding hebben en oprecht luisteren naar wat  andere landen doen en wat al die top-docenten er te zeggen hebben. Niet voor niets was er een enorme teleurstelling voelbaar onder de aanwezige Nederlandse docenten. Waar Sander Dekker regelmatig schermt met leraren die hem steunen (wie zijn dat eigenlijk?) voelden wij ons excuusleraren.

Gebrek aan ambitie

Hebben we niet gewoon een lerarentekort omdat het werk te zwaar is (tijd en ruimte), te weinig waardering krijgt en niet genoeg loont? Of omdat het misschien niet genoeg uitdagend is? Dat heeft allemaal te maken met tijd, ruimte en vertrouwen om je werk goed te doen. Kortom, juist datgene waar de politiek wel degelijk voor kan zorgen door de juiste randvoorwaarden te creëren.

Er is sprake van een teleurstellend gebrek aan ambitie. Alle voorgestelde beleidsvoornemens zijn nietszeggende schijnbewegingen en na vier jaar zal de politiek zich hoofdschuddend afvragen waarom het weer niet gelukt is. Oudere docenten moeten arbeidstijdkorting (BAPO) inleveren zodat jongere collega’s beter gecoacht kunnen worden. Los van het feit dat het vrijgekomen geld zal worden opgeslokt door onze Byzantijnse onderwijsstructuur en dat er al veel aan begeleiding wordt gedaan verdient eigenlijk elke docent die korting. In Finland geven docenten ongeveer 500 uur les in veel kleinere klassen in plaats van 750 uur in relatief grote klassen. Gebruikt de minister nu bewust deze maatregel om de aandacht af te leiden van het feit dat er eigenlijk geen beleid is en om verschillende generaties tegen elkaar op te zetten?

Oplossingen

Het kan en moet veel beter in Nederland. Het beroep moet aantrekkelijker worden. Docenten hebben daar natuurlijk een eigen verantwoordelijkheid in en we moeten inderdaad meer gaan samenwerken. Alleen maar aangeven wat niet goed gaat helpt niet. Iedere docent heeft zelf ook de verantwoordelijkheid om het goed te doen. In de klas, maar ook daarbuiten. Maar daar moeten we ook de tijd en verantwoordelijkheid voor krijgen. Dat betekent minder centrale toetsen en minder lesgeven.

De inspectie moet mede door en voor docenten worden gedaan en moet onderdeel zijn van een continue verbetering van elke docent, gericht op verbeteren, niet op afrekenen. Bij een groot deel van taken van adviesbureaus, raden en OCW moet worden gekeken of ze wel nodig zijn en zo ja dat deeltijd-docenten die deels gaan vervullen. Daarnaast moet er een nieuwe bovenschoolse functie in het leven geroepen worden: Teacher Leaders, die net als in Noorwegen in een, liefst regionale, academie verantwoordelijk worden voor begeleiding, kennisdeling, beleid en onderzoek.

Het voordeel van deze stappen: betere status, meer carrièreperspectief, een directe link met het klaslokaal en het dwingt mensen om een keuze voor het klaslokaal te maken. En het hoeft niet meer te kosten dan nu met een andere inzet van onderwijstijd en minder dure lagen.

Kunnen en moeten docenten het helemaal alleen doen? Natuurlijk niet. Ik ben geen bestuurder en wil het ook niet worden. Maar als ook maar een gedeelte van deze suggesties wordt overgenomen dan komt er eindelijk meer balans in het systeem. Te vaak wordt kritiek gesmoord in oproepen om “het samen te doen” en te “verbinden”. Helemaal mee eens zolang kritiek serieus genomen wordt. Docenten, bestuurders en politici moeten het inderdaad samen doen, maar het veelgeroemde poldermodel is al heel lang failliet in het onderwijs.

Gelukkig vinden goede docenten en bestuurders elkaar nu al in een gedeelde visie en in platforms als Het Kind en bij The Crowd. Uiteindelijk zal de wal het schip keren, die verandering komt er. Dat betekent wel dat we als individuen en netwerken de verantwoordelijkheid hebben het onderwijs van onderaf te blijven verbeteren. Maar tegelijkertijd moeten we ook inzien dat beleid van bovenaf enorm op de rem trapt. Ook daar moeten we onze verantwoordelijkheid nemen en ons uitspreken.

Het wordt tijd dat we rigoureuze stappen durven te zetten die onze leerlingen en het onderwijs echt ten goede komen, niet al  die ondoorzichtelijke deelbelangen. De top bood mooie inzichten hoe we dat zouden kunnen doen. Maar met de huidige regering gaat dit niet lukken ben ik bang. Of zouden ze toch nog hebben geluisterd?

Jelmer Evers, docent geschiedenis en voortrekker van Beroepseer
www.jelmerevers.nl

Lees ook:
Rene Kneyber – Leraren leren van de Summit
Hannes Minkema – Over de beleidsvoornemens van Jet Bussemaker en Sander Dekker, onze bewindslieden van onderwijs
Dick van der Wateren – Bussemaker en de status van het leraarsvak