Skip to main content

Bekentenissen van een “slechte leraar”

bekentenissen van een slechte leraar elisabeth real“De waarheid is dat het niet nodig is dat gekozen functionarissen ons motiveren”, aldus leraar William Johnson in The New York Times/Sunday Review van 3 maart 2012. Hij schreef op de opiniepagina van de krant het artikel Bekentenissen van een “slechte leraar” dat begint met:

“Ik ben leraar speciaal onderwijs. Mijn leerlingen hebben een leerbeperking, variërend van autisme tot een motorische-, emotionele of aandachtsstoornis. Ik hou van deze kinderen, maar ik heb mijn handen vol aan hen. Bijna zonder uitzondering worstelen ze met standaardtoetsen en frustreren ze ons. Wat meer is, ze zijn middelbare schoolleerlingen en dat betekent dat hun beperkingen vermengd zijn met gierende hormonen en sociale druk.

Zoals u zich wel kunt voorstellen, kan mijn werk heel moeilijk zijn. Bovenop de uitdagingen waarvoor mijn leerlingen me stellen, is door bezuinigingen en veranderingen in het speciale onderwijsbeleid mijn werkdruk aanzienlijk toegenomen binnen achttien maanden tijd. Bovendien is het zo dat mijn klassen groter zijn geworden en er ondersteunend personeel ontslagen is. Leerlingen met een toenemende, ernstige stoornis worden in meer algemene klassen ondergebracht, zoals in die van mij. Daar krijgen ze minder aandacht en hebben ze moeite met zich aanpassen aan het lesprogramma, dat bol staat van door de staat ontworpen toetsen met voor de leerlingen grote consequenties.

Daar komt nog bij dat ik een slechte leraar ben. Zo denk ik er niet zelf over, maar zo’n etiket krijg ik opgeplakt door de afdeling onderwijs van de gemeente. Vorig jaar juni vertelde het schoolhoofd dat hij mijn lesgeven “onvoldoende” vond, daarbij een paar hokjes op een evaluatiedocument aankruisend. Het bracht mijn hele carrière in het ongewisse. Datzelfde jaar kreeg mijn school een hoog cijfer op de ranglijst. Ik was een slechte leraar op een goede school. Dat was nogal vernederend.
Zoals de meeste leraren, heb ik goed en slechte dagen. Dat geldt ook voor mijn leerlingen. Vorig jaar mei observeerde de assistent van ons schoolhoofd mij in een ‘zelfstandige klas’. Een zelfstandige klas is een apart klaslokaal voor leerlingen met ernstige leerstoornissen. In dat lokaal gaf ik schrijfles aan leerlingen in de leeftijd van 14 tot 17 jaar wier leesvaardigheden variëren van groep vijf tot en met de brugklas.

Toen de assistent binnenkwam begon een van de leerlingen, een meisje met een emotionele stoornis uit de derde klas, te vloeken. De assistent negeerde haar, waarna ze tegen mij begon te vloeken. Daarna ging ze ook nog eens potloden door het lokaal gooien. Was dat omdat ik een slechte leraar was? Ik weet het niet.

Wel weet ik dat nadat ze met dingen was gaan gooien, ik haar de klas had uitgestuurd. Ik weet dat ik een paar dagen later bericht kreeg dat mijn lesgeven een onvoldoende had opgeleverd, o.a. vanwege het de klas uitsturen van deze leerlinge in plaats van het volgen van de procedure van de ‘voorgeschreven gedragsregels’.

Ik was verbaasd. Eerder dat jaar had deze assistent mij ook geobserveerd en me te kennen gegeven dat ik allereerst moest gaan werken aan mijn  ‘assertieve stem’ in de klas. Maar ongeveer een maand later heeft mijn schoolhoofd mij geobserveerd en gezegd dat ik me helemaal moest concentreren op het lesprogramma, aangezien zij niets aan te merken had op mijn gedrag in de klas. Een paar weken later had ze me aangemeld voor een prijs voor ‘uitmuntend leraarschap’. Was ik echt een slechte leraar?”

Confessions of a ‘Bad’ Teacher, door

 

Foto boven: De auteur William Johnson in een lokaal van zijn school. Foto van Elisabeth Real, The New York Times