Beroepsorganisatie van accountants mag zich in het hemd gezet voelen
De controles van organisaties van openbaar belang (oob’s) door middelgrote accountantskantoren bevatten op belangrijke onderdelen ernstige tekortkomingen, waardoor de kwaliteit van de accountantscontrole als geheel tekortschiet. Dat blijkt uit een op 21 maart 2013 verschenen onderzoek door de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Het onderzoek betreft negen accountantsorganisaties die naast ‘de grote vier’ (Deloitte, PricewaterhouseCoopers, Ernst & Young, KPMG) een vergunning hebben voor controles van beursfondsen, banken en verzekeraars (oob’s). Dit is sinds de vergunningverlening het eerste AFM-onderzoek naar de controlekwaliteit bij deze organisaties. Om wettelijke accountantscontroles te mogen uitvoeren, hebben organisaties een zogeheten Wta-vergunning (Wet toezicht accountantsorganisaties) van AFM nodig.
Marcel Pheijffer schreef naar aanleiding van het rapport op de site van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants: “En helaas – weer kan een AFM-rapport worden bijgeschreven dat er niet om liegt. Ditmaal betreft het een onderzoek naar diverse kwaliteitsaspecten van de controlepraktijk van negen oob-vergunninghouders. Het kwantitatieve beeld is desastreus en wederom mag het beroep zich schamen”.
Pheijffer is hoogleraar Forensische Accountancy aan de universiteiten Nyenrode en Leiden. In 2002 was hij secretaris van de Parlementaire Enquêtecommissie Bouwnijverheid.
Hij vervolgt: “Een passage uit het persbericht van de AFM: ‘Voor het onderzoek naar de kwaliteit van de controle bekeek de AFM in totaal 47 dossiers, van zowel de controle van de jaarrekeningen van OOB’s, als van niet-OOB’s. In 35 controles zijn ernstige tekortkomingen geconstateerd (74 procent). De AFM heeft in 58 procent van de onderzochte OOB-controles ernstige bevindingen. Bij vier van de negen organisaties was dat bij alle onderzochte accountantscontroles het geval.’
Dit zijn niet de rapportcijfers die je wenst. Niet als toezichthouder, niet als beroepsorganisatie, niet als accountantsorganisaties en zeker niet als maatschappelijk verkeer.
De toezichthouder toont zich echter mild en stelt nuancerend vast dat de negen oob-vergunninghouders inmiddels zijn begonnen met het implementeren van verdergaande kwaliteitsmaatregelen in hun organisaties. Met de beleidsbepalers zijn normoverdragende gesprekken gevoerd en de verbeterplannen (zie met name hoofdstuk 5 van het rapport) worden door de AFM nauwlettend gevolgd: wanneer de AFM in 2014-2015 opnieuw ernstige bevindingen heeft, zijn formele handhavingsmaatregelen niet uit te sluiten.
En terecht: wie niet luisteren wil, moet maar voelen!
De beroepsorganisatie mag zich in het hemd gezet voelen. De volgende zin in het AFM-persbericht toont immers nul rendement voor een fors aantal accountants (het gaat om 35 controles) van de – door mij overigens altijd sceptisch bejegende – verplichte cursus professioneel-kritische instelling: ‘De externe accountants die verantwoordelijk zijn voor de accountantscontroles waarbij de AFM ernstige bevindingen had, hebben allen een onvoldoende professioneel-kritische instelling getoond bij de uitvoering van accountantscontroles.’
Dus niet eens eentje (binnen die groep van 35 controles) die voor zijn praktijkexamen is geslaagd. Treurig. Het toont ook aan dat het goedbedoelde NBA-project ‘Lerend vermogen’ en het kijken naar de medische sector en de luchtvaart in de ijskast kan. Toch maar eerst de projectvoorstellen uit mijn vorige blog ter hand nemen? Of nu toch maar eens met een stevig Plan van Aanpak komen en doorpakken?
De accountantsorganisaties die het aangaat mogen, néé: moeten zich schamen. En dat niet alleen: ze laten een forse kans liggen nu er marktkansen gloren om marktaandeel van de ‘grote vier’ – die ook al geen best rapportcijfer scoorden – af te snoepen. Nu door verplichte kantoorroulatie of (de mildere maatregel van) tendering een carrousel op gang komt, is dit AFM-rapport geen aanbeveling voor potentiële cliënten om over te gaan naar de tweede laag kantoren. En dat is goed nieuws voor de ‘grote vier’ die graag hun marktaandeel willen behouden of uitbreiden.
Tot slot het maatschappelijk verkeer. Dat mag, onder meer bij monde van politiek en media, terecht teleurgesteld zijn in de kracht van het accountantsberoep. De vraag hoe lang het maatschappelijk verkeer de wettelijke controle nog aan het accountantsberoep toevertrouwt wordt prangender.
Kortom: het vertrouwen in accountants loopt met dit rapport (alweer) een deuk op. Niet omdat de AFM op alle slakken zout aan het leggen is en alleen naar formele vereisten kijkt, zoals weleens wordt gesteld. Daarvoor is het rapport te gedegen en bovendien met teveel voorbeelden van misslagen gelardeerd (zie met name hoofdstuk 4 van het rapport). Met andere woorden: het rapport laat weer eens zien hoe broodnodig het AFM-toezicht is. En niet alleen ter relativering van alle mooie woorden over kwaliteit in de transparantieverslagen en andere uitingen van accountantsorganisaties.
Lees het hele weblog van Marcel Pheijffer: Nieuw rapport toont noodzaak AFM, op site Accountant.nl: www.accountant.nl
Rapport naar aanleiding van AFM-onderzoek naar kwaliteit accountantscontrole en stelsel van kwaliteitsbeheersing en bewaking bij negen OOB-vergunninghouders, AFM, 21 maart 2013: https://beroepseer.nl
AFM: Veel tekortkomingen controles middelgrote kantoren, artikel op site van Accountant.nl, 21 maart 2013: www.accountant.nl