Skip to main content

Beroeps(z)eer aan de Zuidas: de commerciële advocatuur onder de loep. Debat op 13 maart 2018

omslag de groenteboer uit denhaag hubert jan van boxelDe autobiografie De groenteboer uit Den Haag van Hubert-Jan van Boxel (1968) gaat over de bedrijfscultuur van de commerciële advocatuur. De auteur is letterlijk ziek geworden van ‘de daar heersende zucht naar macht en geld’ en politieke machtsspelletjes. De ondertitel van het boek luidt: De littekens van een kwart eeuw juridische bovenwereld.
Van Haags jochie dat opgroeide in een volksbuurt weet Van Boxel het in 1999 te schoppen tot de destijds jongste notaris van Nederland en partner bij verschillende grote advocaten- en notariskantoren. Daarvan heeft hij geen hoge pet op. Niet de meest getalenteerde juristen komen aan de top, maar degenen met de hardste ellebogen.

Hoewel voorzien van fictieve namen, werd al snel na publicatie van het boek bekend dat de kantoren Floreyn & De Reght en Sønman & De Wit uit het boek in werkelijkheid staan voor de kantoren Loyens & Loeff en voor AKD. Beide kantoren verlaat Van Boxel na een conflict; hij werkt tegenwoordig als zelfstandig juridisch adviseur.
De groenteboer uit Den Haag heeft uitgebreide aandacht gekregen in de media. NRC Handelsblad heeft een interview met hem gehad, waarna Loyens & Loeff verklaarden zich “niet te herkennen in het door Van Boxel geschetste beeld van de advocatuur”. Ook AKD herkende niet “de voorbeelden die de heer Van Boxel aanhaalt en het beeld dat daaruit voortvloeit”.

Nadrukkelijk zwijgzaam

Rechtsfilosoof Iris van Domselaar (Universiteit van Amsterdam) die op verzoek van het platform voor juristen Mr. het boek recenseerde schrijft dat “deze reacties passen binnen een al vaker opgemerkt fenomeen: de grote advocatenkantoren tonen zich nadrukkelijk zwijgzaam als het gaat om hun functioneren”.

Ze vervolgt: “Het boek leest zo beschouwd als een verslag van het potentieel verminkende effect van een organisatie en haar institutionele cultuur, zoals dat soms ook naar buiten komt via klokkenluiders die rapporteren over de gang van zaken binnen een instituut. Niet zelden wordt bij dergelijke geluiden de boodschapper als verrader gezien, een nestbevuiler, een verliezer. De aandacht komt op de persoon te liggen, ten koste van de boodschap. Nu lijkt Van Boxel, met name door de in moreel opzicht wat simplistische indeling tussen ‘the good guys’ en ‘the bad guys’, zich niet veel moeite te hebben getroost om dit lot te ontlopen. Voor de lezer wordt in ieder geval niet duidelijk op welke wijze Van Boxel, de ‘goudeerlijk, maar politiek fataal’ opererende notaris, in al die jaren bij deze kantoren zelf gevoelig is gebleken voor de volgens hem corrumperende werking van zijn werkomgeving. Hierdoor blijft de interessante vraag welke impact een dergelijke werkomgeving heeft op het handelen van een in eerste instantie welwillende, oprechte professional onbeantwoord.

Een aantal van Van Boxels bevindingen, zoals de collectieve fixatie op het winstaandeel, het veelvoorkomende haantjesgedrag en de schade voor geestelijk en fysiek welzijn, sluit aan bij buitenlandse wetenschappelijke literatuur over de beroepsattitude en het werkklimaat in de commerciële advocatuur.
Van Boxel kan gelezen worden als een Nederlandse illustratie van het klassieke artikel van Patrick J. Schiltz ‘On Being A Happy, Healthy an Ethical Member of an Unhappy, Unhealthy en Unethical Profession’ (1999). Hierin waarschuwde Schiltz op basis van een mer à boire aan empirisch materiaal zijn studenten rechtsgeleerdheid voor de negatieve impact die het werken bij een groot kantoor kan hebben op persoonlijk welzijn en beroepsethische waarden.
Van Boxel doet in zijn boek verder verslag van de nauwe relatie tussen de universiteiten en de grote kantoren: leerstoelen die door grote kantoren geregeld en betaald worden en studenten die met luxe reisjes gefêteerd worden en zo al in een vroeg stadium de zoete smaak van de corporate advocatuur proeven. Ook dit thema kan moeilijk afgedaan worden als een konijn uit Van Boxels hoed. Deze verstrengeling is aan de orde van de dag en biedt reden tot zorg. Want maakt de innige relatie tussen grote kantoren en universiteiten de laatsten niet monddood als het gaat om het stellen van kritische vragen over het functioneren van commerciële advocatuur en notariaat?”

Debat in Amsterdam op 13 maart 2018

Op dinsdag 13 maart 2018 vindt in Amsterdam een debat plaats met Hubert-Jan van Boxel.Onderwerp: Beroeps(z)eer aan de Zuidas, waarin de mogelijke risico’s van de bedrijfscultuur binnen de commerciële advocatuur op de kwaliteit van de beroepsuitoefening onder de loep worden genomen.
Het debat wordt georganiseerd door Academisch-cultureel centrum SPUI25, in samenwerking met Amsterdam Centre on the Legal Professions (Universiteit van Amsterdam).

Naast Van Boxel doen mee aan het debat: Jan Loorbach, partner bij NautaDutilh, voormalig landelijk deken en voorzitter van de commissie herijking gedragsregels en Iris van Domselaar, rechtsfilosoof en executive director van het Amsterdam Centre on the Legal Professions (Universiteit van Amsterdam).

Klik hier voor aanmelden en meer info over het debat Beroeps(z)eer aan de Zuidas: de commerciële advocatuur onder de loep: www.spui25.nl (Niet meer beschikbaar)

RECENSIE: De groenteboer uit Den Haag, door Iris van Domselaar, Mr., 15 februari 2018: http://www.mr-online.nl/recensie-groenteboer-haag/

U P D A T E

Beroeps(z)eer aan de Zuidas: ‘Een advocaat is geen handelaar in juridische foefjes’, Advocatie, 14 maart 2018: www.advocatie.nl/actueel/beroepszeer-aan-de-zuidas-een-advocaat-is-geen-handelaar-in-juridische-foefjes/