“If it feels right” en reactie
Op de opiniepagina’s van The New York Times verscheen op 12 september 2011 een door David Brooks geschreven artikel If It Feels Right…
Daarin komt socioloog Christian Smith ter sprake die in 2008 onderzoek heeft gedaan onder 230 jonge mensen, verspreid wonend in de Verenigde Staten. De gesprekken met deze jongeren maakten deel uit van een uitgebreidere studie die Smith, Kari Christoffersen, Hilary Davidson, Patricia Snell Herzog en anderen hebben gedaan naar het gehalte van moreel besef van de Amerikaanse jeugd.
De resultaten van Smith’s onderzoek zijn ronduit deprimerend te noemen. Niet dat deze jonge Amerikanen een losbandig leven vol zonde leiden, in ieder geval niet meer dan je kunt verwachten van jongeren tussen 18 en 23 jaar. Deprimerend is de manier waarop ze over morele kwesties denken en praten.
De interviewers stelden vragen met een open eind over goed en kwaad, morele dilemma’s en de zin van het leven. In de van de hak op de tak springende antwoorden, die Smith en zijn co-auteurs hebben opgenomen in het boek Lost in Transition – the Dark Side of Emerging Adulthood – kun je lezen hoe jonge mensen in het duister tasten en niet goed weten hoe iets zinnigs te zeggen over deze onderwerpen. Het is overigens niet zo dat dat komt door het ontbreken van een woordenschat om zich mee uit te drukken.
Toen hen gevraagd werd een moreel dilemma te beschrijven waarmee ze zelf te maken hebben gehad, kon tweederde van de jongeren de vraag niet beantwoorden, of beschreven ze problemen die niets te maken hadden met moraliteit. Ze hadden het er bijvoorbeeld over of ze zich een bepaalde huurflat konden permitteren en of ze genoeg kwartjes hadden voor de parkeermeter.
“Niet veel van hen hadden eerder nagedacht over dit soort, door ons gestelde morele vragen”, schrijven Smith en zijn co-auteurs. Toen hen gevraagd werd naar goed en kwaad waren ze het er over het algemeen mee eens dat verkrachting en moord slecht waren. Maar, buiten dit soort extreme gevallen, kwam nadenken over moraliteit niet aan de orde, zelfs niet het rijden onder invloed, spieken op school of een partner bedriegen. “Ik denk eigenlijk niet vaak na over goed en kwaad”, zei een van de geïnterviewden.
De standaardhouding die de meeste jongeren steeds weer vertoonden was dat morele keuzen een zaak van persoonlijke smaak betreft: “Het is persoonlijk”. “Dat moet de persoon zelf bepalen; wie ben ik om dat te doen?”
Na het afzweren van blinde eerbied voor gezag, zijn veel jongeren doorgeslagen naar het andere uiterste.
Veel van hen hadden het over hun morele gevoelens maar laten na deze gevoelens te verbinden aan een groter geheel, aan een gedeeld moreel referentiekader of engagement. Een van hen zei: “Ik bedoel, het hangt van mijn gevoel af of iets juist is. Verschillende mensen denken er op verschillende manieren over, dus ik kan niet spreken namens anderen over wat juist en niet juist is”.
If it feels right…, door David Brooks, The New York Times, 12 september 2011: www.nytimes.com/2011/09/13/opinion/if-it-feels-right.html
Als reactie op het artikel If it feels right… schreef Wendy Fischman Revisiting “Making Good” op site van The Good Project, 14 september 2011: www.thegoodproject.org/good-blog/2011/9/14/revisiting-making-good