Hester IJsseling in interview over de pedagogische grondhouding en de bedoeling van het onderwijs
Het meinummer 2016 van Mensenkinderen, tijdschrift voor en over Jenaplan-onderwijs, heeft als thema: de pedagogische grondhouding.
Hester IJsseling wordt daarin uitgebreid geïnterviewd door Geert Bors over haar pedagogische grondhouding en de taal die nodig is om duidelijk te maken waar het in het onderwijs werkelijk om gaat. Dat blijkt een heel ander taalregister dan het gangbare economische efficiency-jargon.
Hester IJsseling is leraar en middenbouwcoach op een basisschool voor ontwikkelingsgericht onderwijs, De Kleine Reus in Amsterdam, en doctor in de wijsbegeerte.
Het interview begint met de beschrijving van een pedagogisch moment tussen twee jongens in haar klas: “Een paar jaar terug kwam er een jongen in mijn groep die vanuit het speciaal onderwijs terugkeerde in het reguliere onderwijs, op onze school. Hij was eraan toe. Wel was hij aanvankelijk gedragsmatig nog wat ingewikkeld, want hij voelde zich snel afgewezen en kon dan agressief worden. Op een keer waren de kinderen bezig een tekst bij een kunstwerk te schrijven. Hij had samen met een klasgenootje een strijdtafereel uitgekozen. Er ging iets mis in de samenwerking en hij begon te vloeken.
Nou werkte hij samen met een heel rustige jongen, die hem een suggestie aan de hand deed: “Misschien kun je beter “janprikkie!” zeggen als je boos bent.” “Janprikkie” is een uitroep van een figuur uit een boek, dat ik met de klas aan het lezen was, Jim Knoop en Lucas de Machinist van Michael Ende. Ik vond het mooi dat hij helemaal niet gechoqueerd reageerde op het grove taalgebruik van zijn nieuwe klasgenoot, maar dat hij het zo tactvol oppakte door die veel vriendelijkere uitroep te suggereren”.
Vraag: En wat doe jij als leerkracht met zo’n waarneming?
Hester IJsseling: “Precies dit zijn de momenten die pas oplichten als je er oog voor hebt. Je kunt zo’n kwestie wel algemeen ter sprake brengen en vertellen dat ‘wij dat soort woorden hier niet gebruiken’, maar het mooie hier was dat het vanuit een kind kwam. Als juf hoef je het dan alleen maar te zien en het op te kweken. Zo’n voorval wordt een ingangetje tot iets – om de sfeer beter te krijgen of goed te houden. Het was best spannend om deze jongen in de groep op te nemen, want het kon zijn dat hij de positieve sfeer die er heerste zou overnemen, maar het was ook best mogelijk dat de kinderen negatieve dingen van hem over zouden nemen. Het was een subtiele ontmoeting van sferen”.
Om die subtiele ontmoeting van sferen goed waar te nemen, is het nodig oog te hebben voor ‘de kleine interacties in je groep’, aldus IJsseling.
Dat is niet iets dat ze leerde op de Pabo-opleiding of tijdens stages, maar pas in de praktijk. Omdat je ruimte en tijd nodig hebt om een relatie op te bouwen met je groep.
Ijsseling haalt in het interview de onderwijspedagoog Gert Biesta aan die er de aandacht op vestigt dat onderwijs niet alleen gaat over kennis en vaardigheden, maar ook over je eigen persoon worden. Het gaat enerzijds over iets leren over de cultuur en tradities waarin je je probeert in te voegen, en tegelijkertijd hoe je je daar kritisch toe kunt blijven verhouden: “Dat heeft mij altijd na aan het hart gelegen. Een zorgelijk iets op school vind ik groepsdruk. Je moet de weerbaarheid daartegen echt ontwikkelen. Dat vind ik een belangrijke opvoedingstaak, ook van school. Veel volwassenen zien niet zo’n probleem in je te conformeren. Ik vind dat je altijd zelf moet blijven opletten: als de hele meute ‘A’ zegt en jij denkt ‘dat klopt niet’, durf je er dan tegenin te gaan? In onze huidige tijd is dat ook weer heel actueel”.
Lees het hele interview met Hester IJsseling: Het Janprikkie-moment: ‘Het gaat om die kleine interacties in je groep’, door Geert Bors, Mensenkinderen, mei 2016: https://nivoz.nl
‘Voor het maken van ruimte voor tact is het óók van belang hoe je als school je onderwijs organiseert’, Platform Het Kind, NIVOZ, 29 mei 2016: https://nivoz.nl
Nederlandse Jenaplan Vereniging en Mensenkinderen: www.jenaplan.nl