Skip to main content

Interview met Stijn Verhagen en Eelco Koot: Sport als motor voor maatschappelijke participatie

thijs jansen stijn verhagen eelco koot klKan sport een motor zijn voor maatschappelijke participatie? Volgens sociaal voortrekkers Stijn Verhagen en Eelco Koot wel. Beiden zijn verbonden aan het Lectoraat Participatie en maatschappelijke ontwikkeling van de Hogeschool Utrecht vanwaaruit zij projecten begeleiden als Verbinden door voetbal en Trainerskracht.

In een interview met Thijs Jansen van Beroepseer vertelde het ondernemende duo over sociale samenhang en hoe zij op het idee zijn gekomen sport in te zetten als middel tot participeren.
Het gesprek vond plaats in een toepasselijke omgeving, de kantine van voetbalvereniging V.V. De Meern in Utrecht waar Trainerskracht wordt uitgevoerd. De voetbalclub telt ruim tweeduizend leden en werkt met ongeveer honderdtwintig jeugdteams.

In 2014 zijn Koot en Verhagen gestart met Trainerskracht bij V.V. De Meern.
Koot: “De idee daarachter is risicojongeren tussen 15 en 27 jaar opleiden tot voetbaltrainer van kinderen en erop toezien dat deze jongeren zich op andere leefgebieden – op school en op het werk – goed kunnen ontwikkelen. De studenten van de Hogeschool spelen ook een rol in het begeleiden van de jongeren, ze lopen bijvoorbeeld stage bij de voetbalclub. Zij gaan naar de scholen en pleintjes in buurten waar gevoetbald wordt en zoeken daar outreachend naar jongeren die in het project passen. Het aardige is dat door deze inzet we tegelijkertijd iets doen waar de club wat aan heeft. Op deze manier hebben we bijvoorbeeld de bestaande wachtlijsten opgeheven”.

Op de vraag van Jansen of studenten de verantwoordelijkheid aankunnen, antwoordt Verhagen: “Ik denk dat het juist de kracht is in dit soort projecten dat wij de studenten erbij betrekken en hen de verantwoordelijkheid geven. Wij proberen voor hen een, zoals wij dat noemen, rijke leeromgeving te creëren waarin dat wat zij moeten doen, er ook echt toe doet en waarin ze zelf beslissingsruimte hebben. Je moet fouten kunnen maken die je dan ook weer moet kunnen herstellen”.

Een combinatie van praktijk en onderzoek

Een manier om participatie van mensen te bevorderen is individuen begeleiden. Proberen hun gedrag te veranderen of therapie te geven, zodat de kans op participatie toeneemt. Verhagen: “Wat wij vanuit het Lectoraat met name doen is mobilisering van de omgeving, van de kinderen en van de vereniging en kijken hoe we hier de gelegenheid kunnen scheppen voor een open, enigszins tolerante, adoptieve cultuur waarin dit soort projecten kunnen gedijen. Dat is niet vanzelfsprekend en zeker niet bij voetbalverenigingen”.

Trainerskracht is een heel praktisch project. De meeste projecten waaraan het duo werkt zijn een combinatie van praktijk en onderzoek. Bij gesubsidieerde onderzoeksprojecten wordt ook altijd de praktische kant erbij betrokken. Bij Trainerskracht zit een grotere ambitie dan alleen iets doen voor V.V. De Meern. De reikwijdte van wat daar geleerd en ontdekt wordt moet ook breder verspreid worden en met anderen gecommuniceerd via publicaties en vakbladen zodat ook zij ermee vooruit kunnen. Een andere pijler betreft de studenten die onderzoek verrichten. Verhagen: “We geven hun in het Trainerskrachtproject ook les. Waar het over onderzoek gaat, gaat het om kijken, kritisch zijn, de reden waarom je het doet, wat je doet en dat proberen te onderbouwen”.

Een project is succesvol als de jongeren – en dat hoeft niet met allemaal – er naar hun eigen beleving beter van worden. V.V. De Meern is al langer een maatschappelijk betrokken club. Daaraan is stapsgewijs gebouwd, jaar in jaar uit. Ontwikkel jezelf en ontwikkel je club is de missie.
Verhagen: “We zijn bezig geweest V.V. De Meern en nog negen andere voetbalclubs vitaal te maken en ik denk dat diversiteit een belangrijke rol daarin heeft gespeeld. Toen we van start gingen hebben we jongeren gevraagd wat hun eigen doel was en hun motivatie. Bij de een was dat toeleiding naar een school, bij de andere op school blijven en bij de derde was dat zelfvertrouwen krijgen. Dat zijn allemaal zaken die passen binnen de lijnen van het project. Er is evenwel ook uitval. We proberen ook te onderzoeken wat de maatschappelijke waarde is van trainerschap voor de direct betrokkenen, de jongeren zelf om wie het gaat. Dat betreft ook onze eigen studenten, en de leden van V.V. De Meern”.

Na de discussie, volgend op het interview, gaf Gabriël van den Brink, hoogleraar maatschappelijke bestuurskunde aan de Universiteit van Tilburg een reflectie op de bijeenkomst die had plaatsgevonden in het kader van de serie Vitale lokale samenlevingen. Daarin komen sociaal voortrekkers vertellen over hun drijfveren en doelen in het bijzijn van belangstellenden en vertegenwoordigers van diverse maatschappelijke en overheidsinstanties.
Van den Brink begon zijn slotbeschouwing met het uitdelen van een compliment: “Het gaat over voetbal, dingen die letterlijk laag bij de grond zijn. Dat is een compliment, ik zeg het maar eventjes. Dingen die concreet zijn en tastbaar en waar je het verschil tussen winnen en verliezen duidelijk kunt aangeven”.

“Dit is natuurlijk de oplossing”

In het interview en de discussie was herhaalde malen het woord risicojongeren gevallen. Wie zijn zij? Van den Brink: “Die ben ik ook tegengekomen toen ik me in 2000 verdiepte in agressieve jongeren die zinloos geweld pleegden. Ik was gaan praten met pedagogen die me voor het eerst uitlegden wat een risicojongere was. Boefjes heb je altijd gehad, maar toen kregen we risicojongeren. Je kunt allerlei problemen hebben in het leven, in een slecht nest geboren zijn, een fel temperament hebben, gescheiden ouders, ruzie met je vrienden, pech op school, een werkloze vader of gediscrimineerd worden. Dat zijn allemaal risico’s in het leven. Hoe meer risico je loopt, des te groter de kans dat je op het foute pad terecht komt. Dat vertelde men toen.
Er zijn natuurlijk jongeren, en ook volwassenen, die veel risico’s in hun leven verzamelen. En dan gaat het fout. Maar, die mensen zeiden nog iets. Je hebt risicofactoren, maar tegenover elke risicofactor staat ook een beschermende factor. Dat betekent dat zelfs jongeren die het bijvoorbeeld thuis ontzettend moeilijk hebben, of gepest worden, op school een juf kunnen treffen, of een trainer, die hun talent ziet en dat is vaak al voldoende om ze eruit te tillen en zelfvertrouwen te geven. Dan kun je heel veel risicofactoren aan. Met andere woorden, het begrip risicojongeren dat nu zo populair is geworden en door iedereen gebruikt, heeft een serieuze achtergrond. Maar de les is: risicojongeren zijn als zodanig niet het probleem. Het ontbreken van mensen die hen oppakken en een kans geven is het probleem. En dat is nu zo interessant aan deze sessie vanavond. Er zijn veel voorbeelden gegeven vanuit de vereniging en ook mensen die het gewoon zeggen: ik bied jou een kans en ik heb vertrouwen in jou en ik geef jou verantwoordelijkheid. Dit gaat echt voorbij de probleemdefinitie. Dit is natuurlijk de oplossing”.

Dus meer kijken naar de vitale waarden en krachten die in jongeren aanwezig zijn. Het is beter ons te richten op de talenten en de mensen die hun best doen die uit de jongeren te halen dan al dat selecteren waarmee de Staat en de staatsinstellingen voortdurend bezig zijn.

Lees het verslag van het Interview met Stijn Verhagen en Eelco Koot over Sport als motor voor maatschappelijke participatie: https://beroepseer.nl

Op de foto: Thijs Jansen (links) interviewt Stijn Verhagen (midden) en Eelco Koot (rechts)