De gevaren van kleinschalige zelfvoorzieningen: uitsluiting en geen tegenspraak dulden
De romantiek rond collectief zelfkazende burgers slaat door, is de titel van een bijdrage op de website van Sociale Vraagstukken over de participatiesamenleving van Kirsten Veldhuijzen en Friso de Zeeuw. Ze schrijven:
“De participatiepatiesamenleving is weer terug van niet weggeweest. Nu in het pleidooi voor het overdragen van taken aan (groepen van) burgers. Kleinschalige zelfvoorziening heeft zeker voordelen. Maar de beperkingen en nadelen blijven vaak onbesproken. De kleinschaligheidsayatollahs hebben ook helemaal geen behoefte aan discussie. Maar die is wel nodig, want er rijzen serieuze bezwaren.
Dagelijks storten dagblad, vakblad en Twitter de zegeningen van de kleinschalige nabijheid en het eigen initiatief over ons uit. Het gaat bij voorbeeld om lokale energieopwekking, eigenhandig groenbeheer in de wijk, de buurtbus, het zelfbestuurde buurthuis, de autodeel-organisatie of collectief particulier opdrachtgeverschap in de woningbouw. Particuliere initiatieven rond publieke en semi-publieke taken nemen toe. Dat is op zich een goede ontwikkeling: de overheid heeft zich te veel taken laten aanleunen.
Het positivisme van de klein-maar-fijn-beweging volstaat niet
Opeenvolgende crises legden genadeloos bloot dat groter niet altijd beter is. Onderlinge afhankelijkheid op wereldschaal brengt risico’s met zich waarop wij (nog) niet zijn ingesteld. Het heeft ons ook instituties gebracht die ‘too big to fail’ zijn. Of dat nu banken, zorginstellingen of woningcorporaties zijn – wanneer zij slagzij maken, resulteert dat in economische ontwrichting. Wij mogen de portemonnee trekken voor de reddingsacties.
Dat het anders kan, bewijzen degenen die aan de keukentafel een dorpsonderneming startten, of met de buurt de zwembadexploitatie van de zwaar bezuinigende gemeente overnamen.
Toch volstaat dit positivisme niet. Wij zien drie beperkingen van de klein-maar-fijn-beweging.
‘Samen voor ons eigen’: het gevaar van uitsluiting
De eerste beperking vatten we samen met ‘Samen voor ons eigen’. Initiatieven om met gelijkgestemden iets tot stand te brengen, leiden tot vormen van zelfgekozen collectivisme. Echter, het verbinden van gelijkgestemden sluit anderen uit. Dat is geen probleem zolang het taken betreft die zich afspelen in het private domein. Zodra initiatieven zich uitstrekken tot – voormalige- publieke taken, moet men oppassen: niet elke buurtbewoner heeft zin om samen te schoffelen of is daartoe in staat. Bij groenbeheer blijft de schade voor de non-participant wellicht beperkt tot sociale druk. Maar wat betekent uitsluiting wanneer het gaat om vitale functies als hulp, zorg, verzekering of stroomvoorziening?
Het categorisch afwijzen van grootschalige organisatievormen is elitair. Het ondermijnt de elementaire solidariteit die nodig is om meer dan alleen dijk en geldautomaat in stand te houden. Kleinschaligheid is vooral aantrekkelijk voor hen die zich dat kunnen permitteren. Het betreft bovendien kleinschaligheid binnen de grootschalige comfortzone. Ook de duurzaam zelfkazende burgers hechten aan internet, warm- en koud stromend water en de brandweer.
Wat als het misgaat met het kleinschalige initiatief?
‘Als het misgaat…’ leidt ons naar de tweede beperking. We leven steeds langer, in welvaart en welzijn, juist doordat we in anderhalve eeuw een vitale basisinfrastructuur hebben gebouwd. Die infrastructuur, water en stroom, internet, veiligheid, gezondheidszorg en voedselvoorziening, is grootschalig georganiseerd. Deze schaal heeft nadelen maar stelt ons in staat om voorzieningen voor iedereen toegankelijk, betrouwbaar en betaalbaar te houden.
Wat gebeurt er als zo ‘n kleinschalig collectief initiatief, dat zich heeft ontworsteld aan de grootschaligheid, vastloopt? Het hangt ervan af. Het groenbeheer kan de gemeente zonder al te veel extra kosten wel weer ter hand nemen. Maar de overheid als vluchtheuvel voor kapseizende maatschappelijke initiatieven lijkt ons niet wenselijk. De ‘Wat gaat de wethouder hieraan doen?-reflex’ is nooit ver weg.
Onlangs strandde de financiering van een groot aantal energiecollectieven. De vermaledijde grote energieconcerns mochten te hulp schieten om de continuïteit in de stroomvoorziening te waarborgen. Op kosten van alle gebruikers en dankzij de grote semi-monopolist kon men weer geruisloos over op het grote net. Nog wel. Als taken ‘voor het eggie’ privaat worden impliceert dat ondernemen voor eigen rekening en risico, niet van twee walletjes eten.
Het wordt een geloof dat geen tegenspraak meer duldt
‘De Kantelkerk slaat toe’, zo noemen wij ons derde bezwaar. Het geloof in ‘klein-is-fijn’ neemt hier en daar ideologische en religieuze vormen aan. De hogepriesters van de Kantelkerk willen ons doen geloven dat het antwoord op de opeenvolgende crises en het maatschappelijk onbehagen een alles omverwerpende kanteling is. Wij moeten ons omturnen in kleinschalige autarke gemeenschappen. Vooral de fanatieke vleugels van de duurzaamheidsbeweging hebben hier een handje van.
Een voorbeeld. Alle overheden omarmen collectief particulier opdrachtgeverschap (CPO) in de woningbouw. Niks mis mee, mits men het erkent als interessante niche. En de stevige (subsidie-)bijdragen van de overheid voor de intensieve begeleiding hiervan goed in beeld blijven. Maar uitspraken van ideologen dat zelfbouwers een ‘ultieme culturele daad in zelfbeschikking’ verrichten, doet vermoeden dat ook hier de Kantelkerk wortel heeft geschoten. Meer dan 70 procent van het particulier opdrachtgeverschap betreft catalogusbouw; een leuk weetje in dit verband.
Het nadeel van deze manier van het kleinschaligheidsgeloof belijden is dat men geen tegenspraak meer duldt; zelfrelativering en humor verdwijnen. Wie niet mee kantelt is achterlijk of maakt deel uit van de ‘oude machtsstructuur’. Ordelijk argumenteren is niet meer mogelijk.
‘Klein is het nieuwe groot’, roept de reclame van de Triodosbank ons toe. Wij vragen ons af of we hier nu werkelijk beter mee af zijn”.
De romantiek rond collectief zelfkazende burgers slaat door, door Kirsten Veldhuijzen en Friso de Zeeuw op site van Sociale Vraagstukken, 27 september 2013: www.socialevraagstukken.nl
Veldhuijzen is senior adviseur Raad voor het openbaar bestuur. Prof. mr. Friso de Zeeuw is praktijkhoogleraar Gebiedsontwikkeling aan de TU Delft en directeur Nieuwe Markten Bouwfonds Ontwikkeling.
Op www.socialevraagstukken.nl publiceren en debatteren onderzoekers en deskundigen op basis van data en empirie over maatschappelijke kwesties. De site is een initiatief van het vier keer per jaar verschijnende Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken, e.a. Zie: www.movisie.nl