Skip to main content

Paul van Liempt in gesprek met Fabian Dekker, auteur van ‘Fabriekswerk’

Fabriekswerk gaat over een vergeten groep in Nederland: de arbeidersklasse. Auteur Fabian Dekker is arbeidssocioloog en schreef eerder boeken over nachtwerkers, circusartiesten, zzp’ers en de invloed van technologie op werk. Dekker mist tegengeluiden. Je hoort almaar: je moet doorstuderen, want dan ben je geslaagd. Je moet een HBO- of een WO-diploma hebben, dan tel je mee. Volgens hem zouden we het ook horen te hebben over mensen die meer gedijen in een situatie van status quo of routine. Zij willen niet van baan wisselen of twee of drie baantjes tegelijk hebben. Ze zijn mensen die beroepstrots hebben; trots zijn op het werk dat ze doen.

Aanleiding tot schrijven van Fabriekswerk zijn de 350.000 mensen die nog met hun handen werken, praktisch geschoold zijn, en vaak twintig jaar in dienst zijn van dezelfde werkgever, binnen de muren van dezelfde fabriek. Dekker sprak voor zijn boek met mensen in de vleesverwerking, de scheepsbouw en de vliegtuigbouw, en met mensen die parketvloeren leggen of werken in de haven.

We moeten af van het gemiddelde denken

Dekker heeft wel eens het idee dat in zijn vakgebied veel wetenschappers gedijen bij de werkelijkheid van de statistiek. Een voorbeeld is de opvatting dat het gemiddeld genomen goed gaat met Nederland wat betreft de kwaliteit van leven. We kunnen gemiddeld genomen tevreden zijn over het gezondheidszorgstelsel en over oud worden. Er zijn heel veel gemiddelden, maar onder die gemiddelden zit heel veel niet, zit achterstand. Het CPB heeft het over twintig procent. Dus tachtig procent van de Nederlanders gedijt in deze meritocratische samenleving, voor twintig procent van alle Nederlanders is het lastig. We moeten af van het gemiddelde denken.

Sociologische verbeeldingskracht

Door de jaren heen zie je steeds meer dat proefschriften zwaar statistisch zijn, positivistisch, met theoretisering, helemaal deductief opgebouwd. Maar waar zijn de boeken gebleven, vraagt Dekker zich af? De case studies, van bedrijven die twintig jaar gevolgd worden, interviewstudies van bijvoorbeeld mensen die in de participatiewet zitten? Kortom, het Amerikaanse straatwerk. In de VS had je een grote beweging rond de Chicago School met sociologen die zeiden: je bouwt kennis op door gewoon de straat op te gaan. Dat deden de antropologen vroeger ook. Dat gebeurt steeds minder en dat komt omdat vanuit de subsidiëring alles dichtgetimmerd moet zijn. Vanwege de financiering willen we zeker weten dat iemand binnen vier of vierenhalf jaar promoveert.

Van Liempt merkt op dat dit allemaal verkeerde prikkels zijn. Maar er speelt nog wat mee, mensen willen niet met hun echte naam genoemd en geciteerd worden in de verslagen. Dekker vertelt dat mensen anoniem willen blijven, omdat het bedrijf bijvoorbeeld bezig was met loononderhandelingen of een reorganisatie. Niemand wil met naam en toenaam over zijn bedrijf vertellen, over de relatie tussen het management en de werkvloer. Het advies is proefschriften niet op te bouwen langs de vele korte artikeltjes, en je pleidooi niet te houden voor de subsidiegevers, maar ruimte te geven aan de sociologische verbeeldingskracht. Dat lukt door de tijd te nemen en biografieën op te bouwen. Het heeft Dekker anderhalf jaar gekost gesprekken te voeren met twintig mensen: ”Laten we oppassen als socioloog niet met de rug naar de samenleving te staan”.

De maakindustrie

Fabriekswerk is een pleidooi voor de maakindustrie. Die zijn we aan het vergeten. Dekker licht toe dat we in Nederland altijd vinden dat we dingen moeten bedenken en die gaan exporteren en verkopen. We zijn een land van zakelijke dienstverlening, van doorstromen, doorschuiven en doorgeven, we maken niet zoveel meer. We hebben in Nederland geen producten meer waar we trots op zijn. De maakindustrie, de klassieke industrie, is aan het verdwijnen en daarmee ook de jonge, praktisch geschoolde man. De werkgelegenheid in de industrie in Nederland is gehalveerd sinds de jaren zeventig. Die sector was altijd een toevluchtsoord voor met name de jonge man die graag met zijn handen werkte en die de startkwalificaties MBO 2 en MBO 3 had. Die zijn aan het verdampen. Door AI en technologie is er een upgrading van de arbeidsmarkt aan de gang. MBO 3 wordt MBO 4 en MBO 4 wordt HBO-niveau.

De jonge, praktisch opgeleide man zie je eerder de bijstand ingaan. Wat voor werk blijft er over voor hem? In sommige gemeenten zie je de basisbaan weer terugkeren. Dat wil zeggen, werkgelegenheid creëren die publiek-privaat betaald moet worden. Denk aan de Melkertbaan van vroeger, maar dan publiek-privaat gefinancierd. Voor een soort vangnet voor mensen die buiten de boot vallen. Dekker doelt hierbij niet op een basisinkomen. Daar voelt hij niet veel voor. Hij denkt dat werk gelukkig en gezond maakt. Maar een basisbaan als vangmiddel voor een groep die niet meer in de industrie terecht kan.

Beroepstrots

De arbeiders hebben Dekker verteld wat ze fijn vinden aan hun werk. Ze noemen onder meer de scheiding tussen werk en privé, die bij hen nog bestaat. Geen digitaal verkeer meer na hun werk. “Eén zijn met je machine”, is een andere reden. Ze voelen zich trots op de satébakjes die ze zien in de winkel: “Daar heb je aan meegewerkt”. Ze verzamelen ook trofeeën. Dat heeft met beroepstrots te maken. Mensen nemen dingetjes mee naar huis, aldus Dekker. Onderdelen, rekwisieten, artefacten, wat overblijft en dat stellen ze op in hun schuur.
Dekker: “Ik werd uitgenodigd door een paar scheepsbouwers in het Rijnmondgebied. Ze hebben letterlijk een museum gemaakt met z’n tweeën. Twee mensen van vijftig zesenvijftig jaar. Dat heeft dus alles te maken met beroepstrots”.
Ze hebben een afkeer van managers, met hun regels en procedures, om steeds efficiënter te werken.

De mensen die Dekker heeft gesproken zijn niet uit de tijd, niet archaïsch en zouden er eigenlijk niet meer horen te zijn. Ze zijn niet iets van vroeger, met uitsterven bedreigd. Het gaat om een serieus deel van de bevolking die groter is dan 350.000 mensen.

Er schiet Dekker iets te binnen aan het eind van het interview met Van Liempt. We moeten allemaal, zegt hij, vroeg beginnen met Engels leren op school: “Ik heb wel eens gezegd: waarom geen vakken van de maakindustrie verplicht stellen? We hadden vroeger een of twee uur handenarbeid op school, maar ik bedoel een serieuze module van de maakindustrie, van een ambacht, van vakmanschap (…) Mensen worden opgeleid in ICT, digitale vaardigheden, meertaligheid, maar waar is het maakindustriecurriculum in het fundamenteel onderwijs? Dat is er helemaal niet (…) Als je niet serieus in aanraking komt met vakmanschap, dan maak je die keuze ook niet. Onbekend maakt onbemind”.

Hieronder video met gesprek tussen Ad van Liempt en Fabian Dekker,
5 augustus 2024. Duur 58 min.

Nieuwe Ankers is een journalistiek interviewkanaal dat voorbij de waan van de dag kijkt en op zoek is naar diepgaand begrip van de grote vraagstukken van deze tijd.op het gebied van economie, geopolitiek, psychologie, kunstmatige intelligentie, technologie, klimaat, onderwijs, digitalisering en cultuur. Nieuwe Ankers wordt gemaakt door Paul van Liempt (Initiatiefnemer en interviewer), Camiel Notermans (producent), Rob Vermaas (regie) & Karin Campagne (visagie).

Fabriekswerk – over de vergeten arbeidersklasse, door Fabian Dekker is uitgegeven bij Van Gennep, Amsterdam (2024)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.