Skip to main content

Promotieonderzoek: Maatwerk is nodig om de arbeidstevredenheid van artsen te vergroten

Artsen zijn tevreden over de meeste aspecten van hun werk. Artsen die hun gewenste specialisatieopleiding volgden blijken tevredener dan artsen die daar niet in slaagden. De tevredenheid van artsen over hun werk verschilt per loopbaanfase, geslacht en specialisatie. Het minst tevreden zijn artsen over aspecten die met de organisatie van het werk samenhangen. Dit blijkt uit een onderzoek naar de arbeidstevredenheid van artsen in Nederland van Lodewijk Schmit Jongbloed waarop hij op 6 november 2017 aan de Rijksuniversiteit Groningen promoveert.

Schmit Jongbloed onderzocht de tevredenheid van artsen met de verschillende aspecten van hun werk en de ontwikkeling daarvan in de periode 2000-2009. Doel van zijn onderzoek is meer inzicht geven in de arbeidstevredenheid van artsen,de factoren die daarop van invloed zijn en de mogelijkheden de arbeidstevredenheid te bevorderen. Hij formuleerde op basis van medisch-sociologische literatuur dertien aspecten die de arbeidstevredenheid bepalen.

Specialisatie van eerste voorkeur

Artsen die de specialisatieopleiding van hun eerste voorkeur konden volgen blijken meer tevreden over hetgeen zij professioneel hebben bereikt dan collega’s die er niet in slaagden een plaats te bemachtigen in de vervolgopleiding van eerste keuze. Één op de vier basisartsen slaagt er niet in een plaats te bemachtigen in de vervolgopleiding van eerste keuze. Een belangrijke oorzaak is de onevenredig grote belangstelling voor een beperkt aantal klinische specialismen. Meer variatie in de voorkeur van basisartsen met betrekking tot hun vervolgopleiding is daarom wenselijk. Schmit Jongbloed pleit ervoor om te onderzoeken of decentrale selectie is te gebruiken voor het aantrekken van studenten met competenties die passen bij minder populaire specialismen. Eerder is dit succesvol gedaan bij de studie diergeneeskunde.

Fase van loopbaan

De loopbaanfase waarin een arts zich bevindt, zorgt voor verschil in de arbeidstevredenheid. Artsen aan het eind van hun loopbaan zijn meer tevreden over waardering van patiënten maar minder tevreden over waardering van ondersteunend personeel en inkomen in vergelijking met artsen aan het begin of in het midden van hun loopbaan. De hogere tevredenheid over waardering van patiënten bij oudere artsen hangt volgens Schmit Jongbloed mogelijk samen met de langdurige relaties die zij hebben opgebouwd met patiënten. Ook hebben minder tevreden patiënten zich waarschijnlijk gewend tot een andere arts. De lagere tevredenheid van oudere artsen over waardering van het ondersteunend personeel kan te maken hebben met een verschil in werken tussen generaties. De jongere artsen zijn meer vertrouwd met een samenwerking op gelijke voet met verpleegkundigen, physician assistants, praktijkondersteuners en andere zorgprofessionals.

Balans werk-privé

Schmit Jongbloed toonde aan dat ook ‘geslacht’ en ‘specialisatie’ invloed hebben op de tevredenheid van artsen over verschillende aspecten van het werk. Klinische specialisten blijken minder tevreden met de balans werk – privé dan huisartsen en artsen in andere functies. Dit hangt waarschijnlijk samen met het hogere aantal nacht- en weekenddiensten. Artsen geven aan dat parttime werken een positief effect heeft op hun tevredenheid over de aspecten grip op planning van het werk en balans werk- privé. Die betere balans lijkt een belangrijke reden om te streven naar een werkweek van gemiddeld vier dagen. Anderzijds heeft een kleinere functieomvang een negatief effect op tevredenheid over hetgeen professioneel is bereikt. De kleinere functieomvang van vrouwelijke artsen ten opzichte van mannelijke artsen kan verklaren waarom zij minder tevreden zijn over hetgeen zij professioneel hebben bereikt dan mannelijke artsen. Dat kan ook de reden zijn waarom met name part-time werkende vrouwelijke artsen streven naar een grotere functieomvang. Schmit Jongbloed wijst erop dat inwilligen van de wens tot meer of minder werken de arbeidstevredenheid wel zal bevorderen, maar niet zal leiden tot grote krapte of overschot aan artsen. Daarmee kan het een positief effect hebben op de kwaliteit van zorg.

Minder tevredenheid over administratie

Drie aspecten – grip op planning van het werk, administratieve lasten en samenwerking met het management – scoren onder artsen het laagste. Juist deze aspecten zijn een groter deel gaan uitmaken van hun werk. Schmit Jongbloed pleit voor verder onderzoek naar het overnemen van administratieve en organisatorische taken door specifiek daartoe opgeleid ondersteunend personeel (medical scribes). Hiermee zijn in de VS positieve ervaringen opgedaan. Ook moeten volgens hem artsen zich bekwamen in de organisatorische vaardigheden die bij hun werk horen om beter om te gaan met de toenemende complexiteit van de zorg. Hij adviseert om in de opleiding hier meer aandacht aan te besteden.

Maatwerk vereist

Zijn onderzoek maakt volgens Schmit Jongbloed duidelijk dat maatwerk nodig is om de arbeidstevredenheid van artsen te vergroten. Hij concludeert dan ook dat rekening moet worden gehouden met loopbaanfase, geslacht en specialisatie; een “one size fits all”-benadering is niet zinvol.

Verschillende factoren bepalen tevredenheid artsen over hun werk, Rijksuniversiteit Groningen, 31 oktober 2017: www.rug.nl

Promotie maandag 6 november 2017, aanvang 12.45 uur, Dhr. L.J. (Lodewijk) Schmit Jongbloed, Academiegebouw RUG: Physician job satisfaction in the Netherlands. A study of job satisfaction among cohorts of Dutch physicians: www.rug.nl