Skip to main content

Hoe om te gaan met het beroepsgeheim dat regelmatig onder druk staat?

eed van hippocrates“…Ik maak geen misbruik van mijn medische kennis, ook niet onder druk”. “Ik zal de beschikbaarheid en toegankelijkheid van de gezondheidszorg bevorderen”. Twee zinnen uit de artseneed die jonge dokters beloven bij elk artsexamen.

In het artikel Beroepsgeheim onder druk in Het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde leggen Joost Zaat en Lucas Mevius uit waarom het beroepsgeheim onder druk staat: “Dokters zouden frauderende uitkeringstrekkers de hand boven het hoofd houden, psychiaters willen geen diagnosen op een declaratie vermelden en na schietpartijen en vliegtuigongelukken is er de roep om dokters nu eindelijk te dwingen dat beroepsgeheim maar los te laten. Het landelijk elektronisch patiëntendossier (EPD) sneuvelde al eerder in de Eerste Kamer, en het zogenaamde Landelijk Schakelpunt (LSP) ligt voortdurend onder vuur”.
Waarom is het beroepsgeheim van essentiële waarde? is de vraag die beide auteurs op een novemberavond stelden aan Aart Hendriks, jurist; Aartjan Beekman, psychiater, en Jim Faas, jurist en verzekeringsarts.

Waarborg voor toegankelijkheid van de zorg

Volgens Hendriks is het beroepsgeheim “vanouds bedoeld om de toegankelijkheid van de zorg te waarborgen en daarnaast de privacy van de patiënt te dienen. Die beschikbaarheid van de zorg is een doel dat in het beroepsgeheim ligt besloten. Alle mensen moeten naar een dokter kunnen en daar alles kunnen vertellen”.
Volgens Beekman is de spil van het beroepsgeheim vertrouwen: “Het beroepsgeheim is een van de straffe maatregelen die we hebben die maakt dat patiënten ons vertrouwen. Dat ook paranoïde patiënten ons vertrouwen. We zien in de psychiatrie nogal wat mensen die achterdochtig zijn”.

Het beroepsgeheim is een groot goed waar we zuinig op moeten zijn, vindt hij. Aan de andere kant zijn er gevallen geweest, bijvoorbeeld de piloot die tegen een berg gevlogen is “waarbij je zou kunnen denken ‘hef dat beroepsgeheim op’. Die man is bij allerlei dokters geweest vlak voordat hij ging vliegen. Hij had nooit mogen vliegen, iemand had aan de bel moeten trekken”.
Conclusie is dat in voorkomende gevallen, bij een conflict van plichten, een arts het beroepsgeheim opzij schuift. Daar zijn regels voor opgesteld.
In elk geval is het zo dat in de psychiatrie het vertrouwen tussen arts en patiënt een heel essentieel ingrediënt is voor de effectiviteit van de behandeling.

Fraude en het beroepsgeheim

Afgelopen zomer lagen de verzekeringsgeneeskundigen onder vuur. Dagblad Trouw publiceerde een conceptwetsvoorstel van de ministers Schippers (Volksgezondheid), Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) en Van der Steur (Justitie). Het kabinet wilde het medisch beroepsgeheim inperken om fraude met uitkeringen tegen te gaan.

Faas hierover: “Dat heeft een lange voorgeschiedenis. Er heeft in de periode van de fraude met persoonsgebonden budgetten (pgb’s) en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen een tuchtzaak gespeeld van een verzekeringsarts. Deze arts werd benaderd door iemand van de afdeling Handhaving van het UWV. Iemand die volledig was afgekeurd bleek toch geld te verdienen in Spanje. Die collega heeft toen gezegd ‘als ik dat geweten had, had ik misschien anders geoordeeld’. En dat was voor degene om wie het ging reden om een tuchtzaak aan te spannen.

Toen bleek dat er helemaal geen regelgeving was over hoe verzekeringsartsen zich moeten gedragen als iemand zo’n vraag stelt over een cliënt. Het Centraal Tuchtcollege sprak toen uit dat de beroepsvereniging of de uitvoerende instantie daarvoor moest zorgen. Het UWV heeft toen zelf een richtlijn gemaakt. Verder hebben we het probleem dat er tegen beoordelende artsen anders wordt aangekeken dan tegen behandelend artsen.
Binnen het UWV zeggen niet-artsen vaak ‘jullie zitten in het systeem van de sociale zekerheid, jullie zijn geen behandelend arts, dus hoezo toegankelijkheid van de zorg? Daar hebben we het hier niet over’. Maar als wij de gegevens van de curatieve sector gebruiken, dan moet die ervan uit kunnen gaan dat het bij ons net zo veilig is. Wij zitten in de sociale zekerheid in een spanningsveld en we ervaren weinig solidariteit of steun van andere collega’s als we dit onderwerp ter sprake brengen. Via Trouw is het hele probleem in de volle omvang bij iedereen bekend, alleen het verzekeringsgeneeskundige aspect valt iedere keer weer van de tafel. Hoe moeten wij met die gevallen omgaan? Kunnen we ergens terecht om daarover te sparren, wat mogen we wel en niet doen als we een vraag krijgen van een opsporingsambtenaar of van het OM?”.

Hellend vlak

Het gaat er dus om helder te krijgen hoe betrokkenen moeten omgaan met het beroepsgeheim bij dilemma’s en als de politie of het OM ergens om vragen.
Een wettelijke verplichting om frauderende patiënten te melden, is niet wenselijk. Die komt er waarschijnlijk niet. De weerstand van artsen is te groot.
Hendriks: “Je krijgt dan een hellend vlak: wat meld je wel, wat meld je niet? En het vertrouwen in artsen, ook in verzekeringsartsen, is een groot goed. Want als verzekeringsartsen alles moeten melden, dan gaat de behandelende sector geen informatie meer verstrekken en dan kun je je werk niet doen. Dat bijt zichzelf in de staart. Ik mag hopen dat men inziet dat een meldplicht geen oplossing voor het probleem is”.

Lees het hele interview met Hendriks, Beekman en Faas in Beroepsgeheim onder druk, door Joost Zaat en Lucas Mevius in Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, december 2015 (code 159:C2807): https://beroepseer.nl

Aan het slot besteden de auteurs aandacht aan het beroepsgeheim en de medische opleiding. Onderaan het artikel staan een korte samenvatting van de ontwikkeling van het beroepsgeheim in de afgelopen vijf jaar, de pogingen het te ondermijnen en de weerstand die dat oproept bij de beroepsgroepen, en een aantal in acht te nemen punten inzake het doorbreken van het beroepsgeheim bij conflict van plichten.

Nederlandse artseneed, downloaden op site van KNMG: www.knmg.nl