Directeur Jeugdzorg Amsterdam Erik Gerritsen reflecteert op zijn zoektocht naar duurzaam transformeren
Directeur Erik Gerritsen van Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA) is in december 2013 begonnen met een nieuwe serie blogs over zijn persoonlijke reflectie op de zoektocht naar transformatie in de jeugdzorg. Hij begint met te schrijven hoe hij in… “november 2011 promoveerde op het proefschrift “De slimme gemeenten nader beschouwd: hoe de lokale overheid kan bijdragen aan het oplossen van ongetemde problemen”. Mijn onderzoek ging onder meer over de zoektocht naar hoe je duurzaam kunt veranderen bij complexe transformatieopgaven. Zonder nu pedant te willen overkomen, promoveerde ik in zekere zin op mezelf. In die zin, dat het promotieonderzoek start met een door mij zelf op basis van zeven jaar praktijkervaring als gemeentesecretaris van Amsterdam gebaseerde praktijktheorie die, na herijking op basis van theoretische reflectie, wordt getoetst aan de hand van vier praktijkcasussen waar ik als gemeentesecretaris zelf een centrale rol in speelde.
Diegenen die zich nu afvragen hoe ik er blijkbaar in ben geslaagd om, ondanks de grote mate van persoonlijke, per definitie subjectieve, betrokkenheid, toch te voldoen aan de eisen van “objectief” wetenschappelijk onderzoek, verwijs ik naar mijn proefschrift *)(via deze site gratis te downloaden). In deze reeks blogs wil ik voortbouwen op een ander aspect van mijn promotieonderzoek. Ik doel dan op de rol die mijn promotieonderzoek heeft gespeeld in mijn eigen professionele ontwikkeling, zowel tijdens als ver na afronding ervan.
De bijzondere situatie deed zich namelijk voor dat ik mijn proefschrift afschreef gedurende de periode (2009-2013) waarin ik startte met een nieuwe baan als bestuurder van Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA). Ik was natuurlijk vastbesloten om, in de door mij omarmde traditie van de “reflective practitioner” van Donald Schön, alle reflectieve inzichten die ik aan het opschrijven was direct ook in de voor mij nieuwe praktijk van BJAA toe te passen.
In de epiloog van mijn proefschrift schreef ik daarover dat mij dat nog niet meeviel. Keer op keer moest ik tijdens het afschrijven van mijn proefschrift constateren, dat mijn handelen in de dagelijkse praktijk als bestuurder van BJAA op zijn zachts gezegd niet altijd overeen kwam met de inzichten en aanbevelingen die ik vol overtuiging aan het dissertatiepapier toevertrouwde. Blijkbaar waren er sterke krachten in het spel die er voor zorgden dat ik niet altijd praktiseerde wat ik preekte. De periodieke schrijfactiviteit hielp mij overigens wel om mijzelf regelmatig deze kritische spiegel voor te houden, wat ongetwijfeld hielp om te voorkomen dat mijn handelen helemaal bleef zoals het was.
Ik ging dus bij de transformatieopgave waarvoor BJAA stond wel degelijk in de praktijk aan de slag met de inzichten uit mijn onderzoek. Wel nam ik mij voor, wijs geworden door de onthutsende ervaring dat doen waarin je gelooft blijkbaar niet vanzelfsprekend is, om te blijven reflecteren met behulp van schrijven. Ik nam mij voor om een volgend boek te schrijven over duurzaam hervormen van de jeugdzorg. Van dat boek is het (nog) niet gekomen. Wel ben ik blijven schrijven over mijn ervaringen binnen de jeugdzorg, immers een ongetemd probleem bij uitstek. Ik heb inmiddels meer dan honderd blogs en columns geschreven over de jeugdzorg op www.binnenlandsbestuur.nl en er zijn inmiddels ook de nodige publicaties verschenen van mijn hand en anderen over hoe we bij BJAA werken aan de transformatie van de jeugdzorg en welke bredere lessen daaruit getrokken kunnen worden. Ik hoop van harte dat andere betrokkenen bij de jeugdzorg daar hun voordeel mee (hebben kunnen) doen. Deze schrijfactiviteit heeft mij zeker ook geholpen om regelmatig expliciet en bewust te blijven reflecteren op mijn eigen reflectie in actie. Maar alle geschriften nog eens teruglezende, merkte ik ook dat die vooral betrekking hadden op de resultaten van mijn persoonlijke reflectieproces en niet zozeer op het verloop van dat reflectieproces zelf.
Deze constatering bracht mij ertoe om ook eens iets te schrijven over het verloop van dat heel persoonlijke reflectieproces zelf, in een andere traditie die mijn hart gestolen heeft, die van de “story telling”. Ik los daarmee in eerste instantie de belofte aan mezelf in die ik deed in de laatste zinnen van mijn proefschrift. Ik vermoed dat het expliciet beschrijven van het verloop van mijn persoonlijke reflectieproces vanaf het moment dat ik als bestuurder van BJAA aan de slag ging met het toepassen van de tijdens mijn promotieonderzoek opgedane inzichten, voor mijn eigen professionele ontwikkeling eenzelfde meerwaarde zal hebben als die van het doen van promotieonderzoek “naar mezelf”. Ik hoop dat het opschrijven ervan ook van meerwaarde is voor anderen die voor vergelijkbare transformatieopgaven staan in de jeugdzorg en elders. Deze nieuwe reeks blogs kunnen in ieder geval gelezen worden als een persoonlijke narratieve externe verantwoording over mijn functioneren als bestuurder van BJAA in de periode 2009-2013. Ik ben er van overtuigd dat deze vorm van narratieve verantwoording een onmisbare aanvulling vormt op de gebruikelijke vormen van externe verantwoording in de vorm van jaarverslagen.
Wie weet komt dat boek over duurzaam veranderen in de jeugdzorg er ooit nog eens. Deze reeks blogs vormen in ieder geval een, hopelijk interessante, tussenstand.
Ik vertel het verhaal van het verloop van mijn persoonlijke reflectieproces aan de hand van een aantal, wat ik noem, “vormende ervaringen”. Ik begin met een tweetal vormende ervaringen die ik opdeed tijdens het eerste jaar van mijn promotieonderzoek (2008). De inzichten die ik daarmee opdeed zijn terecht ekomen in mijn proefschrift. Ik beschrijf die inzichten kort en daarmee is de setting voor wat volgt “gezet”. Vervolgens beschrijf ik in een aantal stappen de wijze waarop ik als bestuurder van BJAA vanaf 2009 aan de slag ben gegaan met de opgave om BJAA duurzaam te transformeren. Ik doe dat aan de hand van opnieuw een aantal vormende ervaringen met betrekking tot mijn pogingen om de inzichten uit mijn promotieonderzoek in de praktijk te brengen. Ik beschrijf welke nieuwe inzichten mij dit oplevert en wat toepassing van die nieuwe inzichten in de praktijk wel en niet oplevert. Ik sluit, in de sfeer van “still confused but at a higher level” af met een aantal veranderkundige vragen waar ik mee blijf worstelen anno nu en formuleer ook een aantal mogelijke antwoorden. Het centrale thema is steeds: hoe borg je successen van complexe veranderingsprocessen, hoe realiseer je duurzame transformaties die niet afhankelijk zijn van toevallige omstandigheden (zoals bijvoorbeeld de aanwezigheid van constellaties van specifieke personen of bijzondere externe triggers zoals een vertrouwenscrisis), hoe zorg je voor bredere verspreiding of opschaling van op kleine schaal succesvolle innovaties?
Omdat het mijn persoonlijke verhaal betreft, geschreven in de “ik vorm”, wordt wellicht onbedoeld de indruk gewekt dat alles wat er inmiddels bereikt is voor een groot deel aan mij te danken is. Ik wil met nadruk stellen dat die indruk onterecht is en ook volstrekt haaks staat op de boodschap van mijn verhaal. Deze reeks blogs gaan over mijn persoonlijke reflecties, maar daarvoor ben ik voor een groot deel schatplichtig aan mijn collega’s die mij inspireerden met hun ideeën en acties. De successen die zijn geboekt komen voor 99% voor rekening van in het bijzonder mijn collega directeuren Sigrid van de Poel en Claire Vlug en natuurlijk van de medewerkers van BJAA die het merendeel van het werk voor hun rekening namen”.
Zie de website De slimme gemeente/de slimme overheid met de nieuwe serie blogs van Erik Gerrisen: https://deslimmegemeente.pleio.nl/
*) Proefschrift De slimme gemeente nader beschouwd – Hoe de lokale overheid kan bijdragen aan het oplossen van ongetemde problemen, door Erik Gerritsen, Universiteit van Amsterdam, 2011: https://pure.uva.nl/ws/files/1362665/98787_thesis.pdf