Skip to main content

Antwoord van staatssecretaris Van Rijn op Kamervragen over online veilingen van thuiszorg

“Gemeenten kopen thuiszorg op online veiling”, luidde de kop in de Volkskrant van 13 maart 2014 die veel verontwaardiging veroorzaakte. Zeker 35 Nederlandse gemeenten, met samen 1,4 miljoen inwoners veilen de thuiszorg per afslag op een markplaatsachtige website.
Naar aanleiding van dit nieuws verzocht Kamerlid Henk van Gerven staatssecretaris Martin van Rijn van het Ministerie van Volksgezondheid om een reactie die hij een week later heeft gegeven in de Commissiebrief van 19 maart 2014.
Vanwege de korte termijn was er voor Van Rijn onvoldoende gelegenheid contact op te nemen met alle betrokken gemeenten. Niettemin heeft hij een beperkt aantal gemeenten benaderd om toch de door de kamerfracties gestelde vragen te kunnen beantwoorden.

Uit de antwoorden blijkt dat de gemeenteraadsverkiezingen van 19 maart 2014 belangrijke verkiezingen waren. De gemeenteraad bepaalt uiteindelijk hoe de zorg in een gemeente wordt geregeld en wat voor tarieven er gehanteerd worden. In januari 2014 heeft Van Rijn de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) naar de Tweede Kamer gestuurd. Met deze nieuwe wet krijgen gemeenten meer verantwoordelijkheden voor het organiseren van passende ondersteuning aan huis voor mensen die “niet op eigen kracht kunnen deelnemen aan de samenleving”. Doel van de wet is mensen langer thuis te laten wonen. De nieuwe Wmo zal per 1 januari 2015 in werking moeten treden.

Zorgveiling Stipter

Navraag bij Stipter – de eigenaar van de “zorgveilingsite” – leert, aldus Van Rijn, “dat zij een webapplicatie aanbiedt die de uitvoering van een door de gemeente gekozen inkoopstrategie faciliteert. De applicatie biedt een platform waar aanbieders aan gemeenten offertes kunnen uitbrengen voor ondersteuning aan individuele burgers. Het veilingelement bestaat eruit dat iedere aanbieder zijn geoffreerde prijs binnen een vastgestelde tijdsperiode kan aanpassen in reactie op nieuwe (betere) offertes van andere aanbieders…
[…]
Navraag bij Stipter en enkele gemeenten die gebruik maken van de webapplicatie leert dat bij het beoordelen van de offertes criteria worden gehanteerd die een combinatie zijn van kwaliteit en prijs waardoor er reeds in aanleg geen sprake kan zijn van de door de fractieleden bedoelde ‘race to the bottom’. Met de leden van de PvdA-fractie ben ik van mening dat gemeenten eisen moeten stellen aan de kwaliteit van de voorzieningen en – in dat verband – de eisen aan de deskundigheid van de in te zetten medewerkers en daarbij rekening moeten houden met de voor die medewerkers geldende arbeidsvoorwaarden. Het wetsvoorstel Wmo 2015 zal ook geen ‘race to the bottom’ toelaten, omdat in artikel 2.6.6 is geregeld dat gemeenten bij verordening regels stellen ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een voorziening en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van de voorziening. Daarbij wordt rekening gehouden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de arbeidsvoorwaarden. Dit draagt bij aan het behoud van kwaliteit van de thuiszorg.
[…]
Zo geldt bijvoorbeeld dat de gemeenteraad op basis van artikel 21a van de Wmo een reëel basistarief dient vast te stellen voor de huishoudelijke verzorging. Dit basistarief wordt gebaseerd op de reële kostprijzen van de te onderscheiden vormen van huishoudelijke verzorging en de inzet van personeel door de aanbieder tegen arbeidsvoorwaarden die passen bij de vereiste vaardigheden. Dit basistarief vormt daarmee ook het minimumtarief wat een aanbieder kan offreren”.

Inkoopstrategie moet in overeenstemming zijn met wet- en regelgeving

Een van de vragen gold of cliëntenraden en/of Wmo raden betrokken geweest zijn bij de keuze voor deze online veilingaanpak en of gemeenteraden daarmee hebben ingestemd?

Antwoord: “De inkoopstrategie die de webapplicatie faciliteert dient in overeenstemming te zijn met de kaders van wet- en regelgeving van de Wmo. Daarbij geldt dat de gemeentelijke beleidskeuzes binnen de kaders van de wet dienen plaats te vinden. Navraag bij enkele gemeenten geeft geen aanleiding om te veronderstellen dat deze gemeenten hun verantwoordelijkheid onvoldoende hebben ingevuld. Navraag bij die gemeenten leert ook dat bij het bepalen van het inkoopbeleid de cliëntenraden en/of Wmo-raden zijn betrokken en dat de gemeenteraad ermee heeft ingestemd. Deze methodiek wordt voornamelijk gehanteerd voor het organiseren van hulp bij het huishouden. Een enkele gemeente gebruikt deze methode ook voor hulpmiddelen”.

Passende ondersteuning en voldoen aan door de wet gestelde eisen

Een andere vraag aan de staatssecretaris was: Wat is de mening van de staatssecretaris over de wijze waarin op dit soort veilingsites een race to the bottom wordt gestimuleerd door de veiling langer open te houden als een lager bod wordt gedaan of andere aanbieders te vragen hun bod te verlagen? Welke stappen bent u van plan te nemen om een race to the bottom op tarieven en arbeidsvoorwaarden van werknemers in de zorg te voorkomen?

Antwoord: “Voorafgaand aan de toewijzing van aanbieders aan cliënten heeft de gemeente raamovereenkomsten afgesloten met de betreffende aanbieders. Navraag bij enkele gemeenten leert dat zij voor verschillende inkoopprocedures hebben gekozen om te komen tot een selectie van de aanbieders die mogen deelnemen aan de toewijzingsprocedure. Tijdens de toewijzing zien de aanbieders niet welke prijzen anderen bieden, maar wel wat de tot dan toe laagste prijs is.
De huidige Wmo en ook het wetsvoorstel Wmo 2015 bieden de waarborgen die ertoe leiden dat gemeenten gehouden zijn om passende ondersteuning aan mensen te bieden en dat die zorg voldoet aan de daaraan door de wet/verordening gestelde eisen. Vanuit een oogpunt van houdbaarheid van voorzieningen is het daarbij begrijpelijk dat gemeenten een kwalitatief goede ondersteuning willen bieden voor een goede prijs. Ten aanzien van deze prijs geldt wel dat de gemeenteraad vooraf een reëel basistarief dient vast te tellen voor de huishoudelijke verzorging. Ten aanzien van het vaststellen van het basistarief geldt weer dat deze gebaseerd moet zijn op reële kostprijzen en op basis van inzet van personeel door de aanbieder tegen arbeidsvoorwaarden die passen bij de vereiste vaardigheden benodigd voor het leveren van huishoudelijke verzorging. Dit basistarief vormt daarmee ook het minimumtarief wat een aanbieder kan offreren”.

Gemeenteraad bepaalt kwaliteitseisen

De staatssecretaris stelde kortom dat “gemeente gehouden zijn de cliënt passende ondersteuning te bieden die voldoet aan de daaraan gestelde eisen. De gemeenteraad is belast met de vaststelling van de kwaliteitseisen en ziet ook toe op de handhaving daarvan. De gemeenteraad kan hierbij steunen op de uitkomsten van het ook in het wetsvoorstel Wmo 2015 voorgeschreven, jaarlijkse cliëntervaringsonderzoek”.

Commissiebrief over het bericht ‘gemeenten kopen thuiszorg op online veiling’ : www.rijksoverheid.nl (niet meer beschikbaar op site van Rijksoverheid).

Gemeenten kopen thuiszorg op online veiling, door Sander Heijne, 13 maart 2014, de Volkskrant: www.volkskrant.nl

Stipter: www.stipter.nl