Afschaffing Artikel 13 van Zorgverzekeringswet bedreigt professionaliteit van de arts
Psychiaters en psychotherapeuten zijn langdurig opgeleide dienstverleners. Zij zijn in staat om op eigen kompas professionele beslissingen te nemen. Voor zover zij van dit vermogen gebruik kunnen maken zijn zij professionele beroepsbeoefenaren. Hun autonomie staat echter toenemend onder druk. Zij dreigen gereduceerd te worden tot gediplomeerde en geregistreerde uitvoerders. Hun métier dreigt te worden gedeprofessionaliseerd.
De Britse socioloog Terence J. Johnson schreef in 1972 een monografie over professionaliteit en professionele beroepsuitoefening, Professions and Power (ISBN 0-333-13430-3, 96 pagina’s).
Johnson benadert het concept professionaliteit niet vanuit de eigenschappen die aan professionele beroepsbeoefenaren op zich (kunnen) worden toegekend, maar vanuit de contextuele kenmerken waarbinnen de professionele klantrelatie zich afspeelt. Deze (economische) niche bepaalt namelijk in welke mate de professionele beroepsbeoefenaar beslissingsmacht heeft over inhoud en doel van zijn handelen, respectievelijk in welke mate hij gedwongen wordt deze op te geven.
Professionals hebben in hoge mate macht over hun dienstverlening wanneer zij de beschikking hebben over een ruime en gefragmenteerde clientèle en de Staat zich in haar bemoeienissen beperkt respectievelijk buiten de deur gehouden kan worden. Deze situatie wordt nog het meest benaderd bij zelf betalende patiënten van psychiaters en psychotherapeuten.
Met de professionele autonomie is het slecht gesteld wanneer sprake is van klantrelaties die door Johnson worden aangeduid als oligargic patronage respectievelijk corporate patronage. De hofarts bediende slechts een klant, die in meerdere betekenissen koning was. Zijn betaalmacht in combinatie met exclusieve afhankelijkheid kon in principe de mate van handelingsvrijheid van de professional beheersen. Hetzelfde geldt wanneer de dienst aan een of enkele ondernemingen, bijvoorbeeld aan verzekeringsconcerns in het kader van naturaverzekeringen, geleverd wordt. “Professionele statuten” en dergelijke vormen slechts een zwak bolwerk tegen hun betaal- en toelatingsmacht.
De medebepalende, zo niet tegenwoordig dominante factor in de beperking van de professionele beslissingsmacht is de rol van de Staat, door Johnson als mediative control aangeduid. De Staat ontneemt hierbij zowel aan de dienstverlener als aan de dienstnemer de bevoegdheid om inhoud en doel van de dienst te bepalen en legt beiden verplichtingen op.
Aandacht geeft Johnson ook aan wat hij collegiate control noemt. Gentlemanly professions vormen verenigingen die door onderlinge regelgeving trachten de professionele autoriteit de bewaken, feitelijke diversiteit der leden te overbruggen, en namens hen hun belangen te dienen.
Professionals die zich niet willen laten deprofessionaliseren moeten strijd op meerdere fronten leveren. Zij moeten enerzijds zo divers mogelijk klantrelaties aangaan en zich anderzijds tegen de betaal- en toelatingsmacht van corporate patronage, regelmacht van de Staat en collaborerende collegiate control van hun beroepsverenigingen verzetten.
Afschaffing van art 13 Zorgverzekeringswet vernietigt zakelijk gezien grotendeels de klantrelatie tussen arts en patiënt. Deze wordt vervangen door de oligargic patronage met een of enkele verzekeraars.
Het is verhelderend en nuttig zich in de sociologie der professies te verdiepen. Johnson bood mij een eerste kennismaking. En ik verheug mij op de verdieping hiervan die het lezen van Professionalism Reborn: Theory, Prophecy, and Policy door Eliot Freidson belooft.
Afschaffing Artikel 13 bedreigt professionaliteit van de arts. Over Professionaliteit en macht, door Kaspar Mengelberg, 9 mei 2014: www.twitlonger.com
Over Artikel 13 Zorgverzekeringswet: https://wetten.overheid.nl/BWBR0018450/2014-07-16