Skip to main content

Wat voor soort (participatie)samenleving willen wij? Margo Trappenburg analyseert en geeft advies

burn out samenleving of lief communisme trappenburgWordt de participatiesamenleving een burn-out-samenleving of lief communisme? vroeg Margo Trappenburg zich af in haar lezing op het eerste jaarcongres van de Beroepsvereniging van Professionals in het Sociaal Werk (BPSW) in Utrecht op 19 november 2015. De vereniging is nieuw ontstaan uit de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers (NVMW).
Margo Trappenburg is bijzonder hoogleraar Grondslagen van het maatschappelijk werk aan de Universiteit voor Humanistiek en hoofddocent Bestuurs- en organisatiewetenschappen aan de Universiteit van Utrecht.

Hoe zien deze twee typen participatiesamenleving eruit en wat zijn de gevolgen voor de hulpverlener? Om dat te illustreren begint Trappenburg met een voorval op het Centraal station van Utrecht:
“Een paar weken geleden had ik een gesprekje met Tim*), een van mijn studenten. Tim vertelde dat hij mij had gezien op Utrecht Centraal. Maar hoewel Tim mij wel zag, had ik hem niet gezien en dat was ook begrijpelijk, vond Tim, want hij liep toen net even op met een zwerver om een kop koffie te gaan drinken. Ik behoorde natuurlijk tot de groep treinreizigers die zwervers negeren, die de andere kant uit kijken als ze worden aangesproken door een junk die een kleinigheid wil hebben voor de nachtopvang. Aldus Tim, een aardige jongen met een flinke dosis mensenkennis. Ik werd ter plekke bevangen door een emotie die zich het best laat omschrijven als acute heimwee naar de verzorgingsstaat. Meegaan met een zwerver om een kop koffie te drinken! Mijn hart bloedde voor mijn jonge student. Een van de vele voordelen van de verzorgingsstaat was dat je zwervers op het station met een gerust hart voorbij kon lopen. Daar waren immers voorzieningen voor: de geestelijke gezondheidszorg, de dak- en thuislozenopvang. Daar betaalde je als weerbare burger belasting voor en daar kon je als kwetsbare burger terecht, zonder dat je daar moeilijke gesprekken over hoefde te voeren bij een kop koffie”.

Dat belasting betalen was een forse hap uit je inkomen natuurlijk, schrijft Trappenburg, “maar daar werden verzorgingshuizen en verpleeghuizen van betaald, en psychiatrische instellingen en groepswoonvormen voor mensen met een verstandelijke beperking. Ik had dat er allemaal ruim voor over. Mensen met een beperking, zwervers en dementerende bejaarden waren heel veel beter af met gespecialiseerde hulpverleners dan met mij”.

De burn-out-samenleving, een forse verzwaring van de werkdruk

Trappenburg benoemt vier pijlers waarop de klassieke verzorgingsstaat was gebaseerd en schrijft over de neergang van de verzorgingsstaat die langzaamaan ontaardde in een hangmatsamenleving, waarmee we uiteindelijk korte metten hebben gemaakt.
In de participatiesamenleving waarin we nu zijn aanbeland, gaat het om actieve solidariteit: “De overgang van hangmat- naar participatiesamenleving confronteert burgers met een tweeledige opgave. Ten eerste moet iedereen aan het werk. Ziek, zwak, misselijk, gehandicapt of in de war? Geen gezeur, geen uitkering, gewoon de handen uit de mouwen. En ten tweede moet iedereen levenslang zorgen. Voor z’n kinderen, voor z’n ouders, voor kwetsbare familieleden, voor oudere of zieke buren of buurtbewoners, voor mensen met beperkingen in de eigen wijk en voor de dak- en thuislozen op Utrecht Centraal”.

We komen op deze manier terecht in een burn-out-samenleving, aldus Trappenburg en dat betekent voor veel reguliere instellingen een forse verzwaring van de werkdruk.
Ook zal het zo zijn – dit is belangrijk om ons te realiseren – dat de burn-out-samenleving niet iedereen zal treffen. Sommige mensen hebben geluk. Hun ouders en schoonouders worden probleemloos oud of gaan dood voordat ze de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. Ze hebben gezonde kinderen. Ze wonen niet in de buurt van mensen met verstandelijke of psychiatrische beperkingen. De participatiesamenleving gaat goeddeels aan hen voorbij. Andere mensen hebben wel hulpbehoevende familie en buren maar zijn zo assertief dat ze heel goed nee kunnen zeggen. De participatiesamenleving treft vooral mensen die geen nee durven zeggen omdat ze daar te aardig voor zijn. Van die mensen waar je ‘nooit tevergeefs een beroep op doet’: steunpilaren in de buurt, lieve buurmannen, lieve schoondochters met een heel groot hart”.

Wat betekent de burn-out-samenleving voor hulpverleners? En, gaan zij meewerken aan een tweede type participatiesamenleving die in sommige gemeenten bezig is te ontstaan en die we kunnen aanduiden met lief communisme? Is zo’n samenleving van lief communisme, waarin iedereen permanent afhankelijk is van elkaar, een goed alternatief?

Lees het hele, op haar lezing gebaseerde, artikel van Margo Trappenburg, gepubliceerd in het winternummer 2015 van het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken, Burn-outsamenleving of lief communisme? http://margotrappenburg.nl

Aan het slot van het artikel staat de weergave van een gesprek dat u zou kunnen hebben als er een sociale professional bij u aanbelt die een beroep op u doet om u in te zetten voor uw naasten.

*) Tim is een gefingeerde naam.