Skip to main content

Flexibilisering van arbeidsmarkt leidt niet tot meer banen, wel tot meer ongelijkheid en minder investering in scholing

Ronald Dekker, arbeidseconoom en onderzoeker bij instituut Reflect van de Universiteit van Tilburg, schrijft in het tijdschrift Idee van de Mr. Hans van Mierlo stichting – het wetenschappelijk bureau van D66 – dat flexwerk niet altijd beter is. In de afgelopen twintig jaar is het aandeel flexibele arbeidscontracten in Nederland gestaag toegenomen. De zogenaamde “flexibele schil” bedraagt inmiddels ongeveer 30% van de werkende beroepsbevolking.

De voortdurende roep om verdergaande flexibilisering van de Nederlandse arbeidsmarkt is gebaseerd op de theoretische illusie van een ‘perfect werkende’ arbeidsmarkt en op de veelgehoorde misvatting dat de Nederlandse arbeidsmarkt niet flexibel zou zijn en zelfs op slot zou zitten:
“Het is echt nonsens om te stellen dat de Nederlandse arbeidsmarkt structureel ‘op slot’ zit. Meestal wordt hiermee bedoeld dat te weinig mensen van baan veranderen. Met andere woorden, de baanmobiliteit in Nederland zou te laag zijn. Nu is het beslist zo dat sinds de crisis van 2008 de baanmobiliteit serieus is afgenomen. Maar dat is vooral een effect van een conjuncturele neergang, niet van een structureel gebrek aan flexibiliteit. In de jaren voor de crisis startten er jaarlijks zo’n 3,5 tot 4 miljoen banen en werd een gemiddeld iets lager aantal banen beëindigd (CBS Statline). Dat is een enorme dynamiek op een beroepsbevolking van ongeveer 7 miljoen mensen (8 miljoen wanneer we ook de banen van minder dan 12 uur per week meetellen). Na de crisis is het aantal banen dat gestart is gedaald en het aantal banen dat beëindigd is gestegen. Maar nog steeds gaat het om miljoenen baanstarts en baanbeëindigingen per jaar en dan rekenen we de verschillende opdrachten van zelfstandigen nog niet mee. Hoezo dus ‘op slot’?”

De roep om verdergaande flexibilisering houdt nooit op

“De empirische werkelijkheid is dus dat de Nederlandse arbeidsmarkt behoorlijk veel dynamiek en flexibiliteit kent, ook wanneer je deze vergelijkt met andere (Europese) arbeidsmarkten. En dat brengt ons bij de drang tot verdergaande flexibilisering. Het is opmerkelijk om te zien dat zelfs in landen met een, objectief gezien, meer flexibele arbeidsmarkt, de roep om verdergaande flexibilisering nooit ophoudt. Ook in landen met een lager niveau van ontslagbescherming (bv. Denemarken of Engeland) blijven proponenten van flexibiliteit pleiten voor een nog soepeler ontslagrecht.

Een belangrijke reden dat veel beleidsmakers en sommige academici blijven spreken over de noodzaak van flexibilisering is dat flexibilisering de arbeidsmarkt beter zou laten werken; dat vraag en aanbod beter op elkaar zullen worden afgestemd. Deze overtuiging is terug te voeren op de metafoor van The Invisible Hand. De Schotse moraalfilosoof Adam Smith schetste met deze term in de achttiende eeuw een beeld dat tot op de dag van vandaag nog steeds een zeer krachtige werking heeft”.

De neoklassieke droom

Via wiskundige modellering en toepassing van exacte bètawetenschappen onstond er een ‘neoklassieke droom’ waarin het prijsmechanisme voor een soepele en continue aansluiting zorgt op alle deelmarkten in de economie. Maar die droom wordt alleen werkelijkheid als aan een uitgebreide serie voorwaarden is voldaan: “Om van ‘marktwerking’ te kunnen spreken moet er sprake zijn van een homogeen product, vrije toetreding, een groot aantal aanbieders, een groot aantal vragers en van volledige informatie. Dat laatste houdt onder meer in dat alle relevante informatie zonder kosten beschikbaar is voor alle actoren in de markt. Laat de betekenis van deze eis van transparantie even goed op u inwerken: alle relevante informatie is zonder kosten beschikbaar voor alle actoren in de markt. Anders geen ‘marktwerking”.

‘Arbeid’ is evenwel geen homogeen product. Het werk van de vuilnisman is niet dat van de verpleegkundige, dat van een hoogleraar niet hetzelfde als dat van een hoefsmid: “Het is eigenlijk vrij onzinnig om te spreken over ‘de’ arbeidsmarkt en of die arbeidsmarkt als geheel meer of minder flexibel is”.

Volledige informatie op (deelmarkten van) de arbeidsmarkt is een volstrekte illusie: “En dat betekent dat alle zegenrijke mechanismen die worden toegeschreven aan de ‘invisible hand’ van marktwerking op een ‘echte’ empirische arbeidsmarkt niet perse zo zegenrijk zijn. Met andere woorden flexibilisering van de arbeidsmarkt leidt niet automatisch tot betere uitkomsten. Vragen met betrekking tot de flexibiliteit van de arbeidsmarkt moeten vooral beantwoord worden op basis van de empirie”.

De ZZP’er en zijn problemen

Dekker gaat in op de flexibele arbeidsrelatie van de ZZP’er. Ongeveer één derde van de flexwerkers is zelfstandige zonder personeel, of zelfstandig professional. Van deze categorie is de doorstroom naar vaste banen het laagst. Succesvolle zelfstandigen willen geen baan meer en voor de ‘zelfstandigen bij gebrek aan beter’ liggen de banen niet voor het oprapen. Het aantal ZZP’ers in Nederland is meer dan een miljoen. Jaarlijks komen er rond de 70.000 tot 100.000 ZZP’ers bij en vallen er 40.000 tot 60.000 af.
De groei is een belangrijke factor in het groeien van de zogenaamde flexibele schil, waartoe ook werknemers met een flexibel contract (voor bepaalde tijd, uitzend, oproep, etc.) behoren.
Het (arbeids-)inkomen van veel ZZP’ers is niet erg hoog. Maar liefst 60% van de ZZP’ers heeft een omzet lager dan € 20.000,-. Het percentage ZZP’ers dat in een ‘arm’ huishouden leeft, ligt ongeveer vijf keer zo hoog (10 tot 15% als hetzelfde percentage onder werknemers in vaste dienst (2 tot 3%).

Volgens Dekker zijn er aanwijsbare problemen met betrekking tot ZZP’ers waar het gaat om hun inkomen, de daaraan gerelateerde sociale zekerheid en de arbeidsverhoudingen.
Hij noemt:

  • Relatief veel ZZP’ers behoren tot de ‘working poor’, niet alleen op individuele basis, maar ook gemeten op huishoudniveau;
  • Verder zijn sommige ZZP’ers evident schijnzelfstandig (werkend in een gezagsverhouding met slechts één opdrachtgever) en zouden eigenlijk werknemer moeten zijn. Opdrachtgever is dus eigenlijk werkgever en zou sociale premies moeten afdragen. Dit is vooral een handhavingsprobleem;
  • ZZP’ers bouwen geen bovenminimale sociale zekerheidsrechten op, geen WW, geen WAO en geen pensioen, tenzij ze zelf met dit doel sparen of zich aansluiten bij een verzekeringscollectief (bijvoorbeeld een Broodfonds). De realiteit is dat een substantieel deel van de ZZP’ers niet spaart of kan sparen voor de risico’s van werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en voor pensioen.

Naast deze zijn er ook nog economische problemen, zoals gebrekkige doorgroei naar echt ondernemerschap, en problemen m.b.t. overheidsfinanciën. Het fiscale voordeel is te groot voor goed verdienende ZZP’ers en veel te klein voor ZZP’ers aan de onderkant van de arbeidsmarkt. ZZP’ers gebruiken de fiscale voordelen ook noodgedwongen om hun opdrachtgever te subsidiëren met lage tarieven.

Een hoge prijs

Dekker concludeert dat de economie een zekere mate van flexibiliteit op de arbeidsmarkt nodig heeft, maar ook weer niet teveel. In een land met een grotere flexibele schil is de opstap naar de arbeidsmarkt makkelijker, maar het terugvallen naar werkloosheid is minstens zo makkelijk: “Verdergaande flexibilisering van de arbeidsmarkt op het niveau van nationaal beleid brengt het risico met zich mee dat te veel bedrijven te veel flexibele arbeid gebruiken. Dat leidt niet tot meer banen, niet tot minder werkloosheid. Wel tot grotere conjuncturele schommelingen, meer ongelijkheid en minder investeringen in scholing. Dat is een hoge prijs voor een alleen in de economische theorie bestaand voordeel”.

Meer flexibel is niet altijd beter. Nee, echt niet!, door Ronald Dekker, Mr. Hans van Mierlo Stichting, 2015: https://vanmierlostichting.d66.nl
Dit artikel verscheen in Idee jaargang 36, nr 1 (maart 2015): Alles flex? pp. 24-29: http://magzine.nu/magazine/idee/2015/1

Het jaarlijkse Van Mierlo Symposium in Utrecht op 22 mei 2015 is gewijd aan rechtvaardigheid en kansengelijkheid op een flexibiliserende arbeidsmarkt: Alles flex?

U P D A T E

Op vrijdag 22 mei 2015 vond het Van Mierlo Symposium ‘Alles flex?’ plaats. In het Utrechtse Paushuize spraken Barbara Baarsma, Corina Hendriks en een panel van praktijkdeskundigen over de toekomst van werk. De arbeidsmarkt wordt flexibeler – daar krijgt de hele (toekomstige) beroepsbevolking mee te maken. Hoe gaan we met deze ontwikkeling om?
Naar aanleiding van dit symposium verscheen het boekje Alles flex?
Download hier het pdf.