Een wereld van verschil
Tijdens mijn eerste kennismaking met de website van Stichting Beroepseer, viel mij op dat er gesproken werd over beroepseer en beroepszeer. Die ene letter z maakt ‘n hele wereld van verschil. Terugkijkend op mijn leven als politieman kreeg ik natuurlijk met beide te maken. Zowel de eer als het zeer zorgden ervoor dat ik tijdens mijn 43-jarige loopbaan bij de politie doorlopend veranderde, ook in mijn persoonlijke leven. Dat is maar goed ook, ik zou anders totaal vastgeroest en gedesillusioneerd het korps hebben verlaten, als ik het zou hebben overleefd.
Het politieberoep heeft vooral te maken met hoe ik als diender mijn professionele ruimte ervaar en benut. Maar nog veel meer of ik mij er wel van bewust ben hoe anders sommige burgers zijn, met wie ik tijdens mijn werk wordt geconfronteerd. Volgens mij heeft professionele ruimte vooral te maken met hoe bewust je als individu en professional in het werk én in het leven staat.
Op zeventienjarige leeftijd nam ik de belangrijke beslissing om politieagent te worden. Een beroep voor het leven, vast inkomen en een goed pensioen in het vooruitzicht. De orde handhaven, de samenleving proberen een stukje veiliger te maken, dat waren voor mij belangrijke redenen om voor dit beroep te kiezen. Drie maanden later stond ik voor de poort van de politieschool en exact een jaar later stapte ik het politiebureau te Maastricht binnen, waar mijn lange carrière startte.
In die tijd werd er niet gesproken over professionele ruimte, wel over mijn werkgebied en de wettelijke kaders waarbinnen ik mijn werk moest doen. Ik pakte misdadigers op, bekeurde mensen, hielp hulpbehoevenden, werd met stenen en straatmeubilair bekogeld en er werd op mij geschoten. Ik werd bedreigd en uitgescholden, bespuugd en geschopt, ik was regelmatig de gebeten hond.
Toch was ik ervan overtuigd dat ik het goede deed. Ik had kennelijk geen moeite met de wetten en kaders. Ik was mij ervan bewust dat ik een gezagsdrager was en zo gedroeg ik me ook. Ik liet niet met mij sollen, iemand die mij openlijk beledigde werd op staande voet aangehouden. Deze opvatting van mijn werk bleef vele jaren overeind.
Echter, na drie decennia begon ik die begrenzing als een juk en een beklemming te voelen en merkte ik dat het uitoefenen van gezag een keerzijde had. Ik kwam tot het besef dat ik dertig jaar lang als een stoere, loyale en onverschrokken politieman had gewerkt en geleefd en dat ik mijn angsten voor en gevoelens over agressie en geweld, over de confrontatie met menselijk leed, maar ook mijn frustraties aangaande de enorme bureaucratie in de organisatie, te zeer naar de achtergrond had verdrongen. Ik werd geconfronteerd met beroepszeer. Vaste patronen en opvattingen over rechtsorde, plichtsbesef en loyaliteit kwamen op de helling te staan.
Opmerkelijk genoeg zag ik, tegelijk met dit besef, verdachten meer en meer als mensen en steeds minder als criminelen, junkies en psychopaten. Ik zag in dat zij meestal gevangen zaten in hun eigen gecreëerde web, dat zij in hun zelfgemaakte valkuilen waren gestapt en niet wisten hoe daaruit te geraken.
Desondanks bleef ik politieman en rechercheur. Mijn taak was nog steeds de verdachte te laten vertellen waarom ze tot hun daad waren gekomen. Vaak waren het kleine, simpele dingen die ervoor zorgden dat een verdachte rustig het verhoor onderging. Bijvoorbeeld door hem of haar zelf de koffie te laten pakken bij de automaat. Soms vertelde ik iets over mezelf, waarom ik dit werk graag deed of dat ik ook wel eens bang was op straat of bij een aanhouding. Ik lette er op dat mijn gedrag en houding zo natuurlijk mogelijk waren, dat wil zeggen, zoals ik zelf wás. Ik creëerde ruimte voor emoties en beschreef die uitingen in het proces-verbaal.
De ellende die het slachtoffer was aangedaan door de verdachte vergat ik niet. Elke verdachte werd er onverbiddelijk mee geconfronteerd.
Kennelijk werkte deze methode prima, want vrijwel alle verhoren verliepen volgens verwachting, zonder noemenswaardige druk en resulteerden bijna altijd in een volledige bekentenis. Geleidelijk aan werd ik mij weer bewust van de beroepseer en raakte ik opnieuw in balans, hetgeen ertoe leidde dat ik op een rustige, waardige en vooral eervolle manier, na 43 jaar, afscheid heb kunnen nemen van de politiewereld.
Simpelweg samengevat is het slechts een kwestie van bewustwording. Ik ging me steeds vrijer voelen, terwijl ik mij tegelijkertijd besefte dat ik een grote verantwoordelijkheid droeg. Zo kwam ik tot een belangrijke essentie van het politieberoep, namelijk dat er in elke diender een balans moet zijn tussen enerzijds het besef van de eigen ontwikkeling en de daaraan verbonden karaktereigenschappen en anderzijds van de toestand van mensen in de samenleving, waarmee je gegarandeerd te maken krijgt. Het gaat immers over professionaliteit én vakmanschap.
Tijdens de opleiding zou daar veel meer aandacht voor moeten zijn. Wetten, regels, methodieken en systemen zijn hulpmiddelen. Nu worden ze nog teveel als doel gezien en ook als zodanig gedoceerd. Het komt er dus op aan dat jonge studenten vanaf het begin af aan op de hoogte moeten worden gebracht van de twee specifieke kenmerken beroepseer en beroepszeer. Zo kan er een mooie balans gevonden worden tussen professionaliteit en vakmanschap. Daar is iedereen in de samenleving bij gebaat, inclusief de politie.