Blauw en Bezield
In 2006 kreeg ik van mijn chef een uitgave van de reeks Blauwe Denkers van de School voor Politie Leiderschap (SPL) onder mijn neus geduwd. Hij zei zoiets van: “Volgens mij is dit iets voor jou Jacques, ik ben ervan overtuigd dat je dit interessant vindt.” Ik keek naar het boekje en vroeg prompt: “Wat vind jij er van?” Hij gaf een vluchtig antwoord in de trant van: “Ach, je moet er wel de tijd voor nemen om je in zoiets te verdiepen, maar het is zeker interessant.” Het bleef hierbij en wij gingen verder met onze bezigheden.
Later werd ik toch een beetje nieuwsgierig en bladerde vluchtig door de brochure. Het was inderdaad interessant. In de inleiding werd de vraag gesteld wat politiemensen, die op zoek zijn naar de essentie van het politieberoep, bezielt.
De brochure beschreef het ontstaan en de intentie van de Ithaka-beweging. Dit was een groep van politiemensen die in een programma voor de School voor Politie Leiderschap, onderdeel van de Politieacademie, in 2005 op zoek ging naar een antwoord op vragen naar de essentie van politiewerk.
Op het moment dat ik de uitgave in handen kreeg, stond ik op het punt mijn eerste boek De bezieling van een politieman uit te brengen. Wellicht zag deze chef in mij een politieman met een bezielde missie.
Volgens de samenstellers van het tekstboekje moesten we onze primaire taken niet uit het oog verliezen, harde krachten waren aan het winnen, de balans tussen prestatiecontracten en dat waar politie echt voor moest staan, raakte zoek. Het politievak werd uitgehold, het meetbare leek slechts te tellen, aldus de makers van de brochure. In essentie ging het om bescherming van de samenleving tegen criminaliteit en hulp bieden aan mensen die daarom vroegen. Politiemensen moesten het gevoel hebben dat ze iets betekenen voor de burgers, dat ze een belangrijke bijdrage bieden aan veiligheid.
Tegelijkertijd bestond bij de Ithaka-leden een gevoel van onbehagen over de afnemende waardering en erkenning van ons waardevolle werk. Plezier in het werk en beroepstrots kwamen onder druk te staan. De onderwerpen in Blauwe Denkers hadden in elk geval raakpunten met de vragen die mij al jaren bezig hielden. Voor mij werd langzaam duidelijk wat er met mij aan de hand was, waarom ik al een aantal jaar niet meer trots op mijn vak was en waarom ik geen plezier meer in mijn werk had. De zoektocht naar mijn innerlijke zijn was er een die overeenkwam met die van de schrijvers van Blauwe Denkers, namelijk dat de vraag naar de essentie van het politievak samenvalt met de vraag: “Wat bezielt mij?”
De bij de Ithaka-beweging aangesloten leden hadden gemeen dat hun onbehagen gekoppeld was aan de ambitie om iets positiefs op gang te brengen. Het was niet alleen een intuïtief signaal dat er iets waardevols op het spel stond. Het ging hen duidelijk om de diepste kern van het politievak en de wens om die essentie zichtbaar te maken.
Mijn beroepstrots kwam vanaf 2000 onder druk te staan. Ik had minder zin in mijn werk, was ziek en de passie was verdwenen. In 2004 bereikte ik het dieptepunt voor wat betreft de zin in het werk. Het oplossen van een zaak en het maken van een dossier gaven me weinig werkvreugde, want elke handeling die ik verrichtte werd door anderen aangestuurd en daarna volgde controle op controle van het gedane werk. Voldoening haalde ik alleen nog uit betekenisvolle ontmoetingen met mensen, uit gesprekken met collega’s en hun verhalen, uit mijn eigen optreden tijdens interventies en uit de verhoren van verdachten. Wanneer slachtoffers en verdachten lieten horen dat ze tevreden waren over mijn werk of dat ik ze correct en met respect had behandeld, dan was ik daar trots op. De complimenten die ik van collega’s of chefs kreeg, nam ik graag in ontvangst en ze maakten me blij.
De verhalen van politiemensen gingen en gaan altijd over kritieke gebeurtenissen, over de overmeestering van een gewelddadige crimineel, over de aanhouding op heterdaad, over de reanimatie van het kind dat onder een auto was gekomen, over het bij elkaar rapen van menselijke resten van iemand die zich voor de trein heeft geworpen.
Op die momenten wordt de bezieling van politiemensen pas echt zichtbaar. Emoties kunnen op dergelijke kritieke momenten bijna niet meer worden weggemoffeld, de kwetsbaarheid van de mens achter het uniform wordt zichtbaar voor collega’s en omstanders. De kwaliteiten van de politiemens zoals doortastendheid, empathie en hulpverlenen, die onder zulke omstandigheden boven komen drijven zijn belangrijk voor slachtoffers, voor de samenleving en voor iedere betrokkene.
De verrassende wending voor mij was dat de zin in mijn werk na ongeveer dertig jaar opeens verdween en dat ik de grootste moeite had dit te accepteren.
De Ithakabeweging was voor mij een duidelijke inspiratiebron om op zoek te gaan naar nieuwe passie voor mijn werk, zodat mijn toekomstperspectief er beter zou gaan uitzien.
Ik leerde dat ik mijn verwachtingen moest bijstellen, die had ik te hoog ingesteld. In een machowereld als de politie is het moeilijk openlijk te praten over thema’s als emoties, kwetsbaarheid en menselijkheid op de werkvloer. Er wordt mondjesmaat geluisterd, meestal wordt er negatief gereageerd. Men vindt het lastig om er mee om te gaan en men vindt het wollige taal waarmee je in je dagelijkse werk niets kunt. Maar ik was onderweg en ik nam me voor om te blijven proberen. Ik besloot om nog meer de tijd te nemen om te luisteren naar de verhalen van collega’s en te vertellen over mijn zoektocht naar duurzame inspiratiebronnen.
Ik vond het erg moeilijk om mijn verkregen inzichten om te zetten in mijn gedrag, want daarvoor moest ik oude patronen en opvattingen loslaten. Mijn rechtsgevoel, plichtsbesef en loyaliteit zaten diep in mij geworteld en ik kon me bijna niet voorstellen dat het verlies in de zin in mijn werk zoveel daarmee te maken had. Ik vond die structuren helemaal in orde, ze hoorden bij mij, zoals de kleur van mijn haar. Toch bleek naderhand dat gelijktijdig met het loslaten van die structuren de passie voor mijn werk weer toenam. Ik leerde inzien dat mijn rechtsgevoel, plichtsbesef en loyaliteit ontstaan waren door invloeden van mijn ouders, leraren en geestelijken. Ik was geïndoctrineerd zonder dat ik dit doorhad. Ik besefte in mijn rechercheperiode dat achter elk crimineel gedrag een reden zat. Voorheen was er maar één mogelijkheid. De wet was overtreden en dus was je strafbaar. Ik was de aangewezen persoon om daartegen op te treden. Wat mensen ook probeerden aan te dragen om onder de straf uit te komen, ik liet me niet ompraten. Fout was fout, zo simpel was het voor mij. Nu zag ik tijdens een verhoor de mens achter de verdachte en probeerde ik samen met hem of haar achter de reden te komen van de misdaad.
Het begrip plichtsbesef kreeg een totaal andere betekenis. Voorheen voerde ik uit wat mij werd opgedragen omdat ik dat voelde als een plicht. Ik was de ondergeschikte en moest mij schikken naar wat de meerdere mij opdroeg. Ik kwam daar zelden of nooit tegen in het verweer. Mijn loyaliteit reikte ver, ik was trouw aan mijn collega’s en mijn chefs. Als rechercheur kwam ik soms wel in opstand tegen een chef als mij niet beviel wat hij mij opdroeg, sommige collega’s liet ik links liggen of ik liet ze weten dat ik niet gediend was van hun benadering van een verdachte. Ik weigerde zelfs samen met sommige collega’s een verdachte te verhoren.
Mijn veranderende houding en persoonlijkheid luidde rond 2004 het herstel in. Ik was geduldig en vond telkens opnieuw de moed om op deze weg te blijven doorgaan. Ik werd authentieker en werd mij bewuster van mijn binnenkant. Daardoor besefte ik dat ik opener, eerlijker en oprechter werd naar collega’s en de mensen waarmee ik beroepsmatig te maken kreeg. Ik voelde me veel menselijker dan voor mijn recherchetijd en werd geestelijk en lichamelijk een gezond mens.
Mijn missie zou de rest van mijn leven bestaan uit het blijven zoeken naar duurzame inspiratiebronnen die mij op weg zouden helpen antwoorden te vinden op vragen die op mijn zoektocht zouden blijven ontstaan. Ik bleek in staat vastgeroeste patronen en structuren te veranderen, maar kon dat pas toen ik aangemoedigd werd door anderen, die een soortgelijk proces doormaakten. Zij wisten mij te inspireren om een andere weg te kiezen, door andere functies te gaan uitoefenen zodat de zin in het werk terugkeerde en ik gemotiveerd werd om mijn loopbaan als politieman af te maken tot aan mijn pensioen. Ik wist dat ik vanuit mijn nieuwe grondhouding in staat was om anderen te inspireren. Dat doe ik middels mijn boek De Blauwe Diender en door het gesprek aan te gaan met (oud)collega’s, leidinggevenden en betrokken politici uit het hele land.
Ik ben blauw en bezield, zelfs nu ik gepensioneerd ben.
Jacques Smeets