Skip to main content

Na lockdown behoort het werk op reële waarde te worden geschat

De reële waarde van werk

De huidige gezondheidscrisis verandert onze kijk op bepaalde beroepen. De onzichtbare werknemers van gisteren – bezorgers, kassamedewerkers, chauffeurs, callcenter-operators, onderhoudspersoneel – blijken uiteindelijk onmisbaar te zijn. Het is alsof de rollen op het wereldtoneel opnieuw worden vastgelegd. Sociologe Aurélie Jeantet schrijft in het Franse dagblad Libération dat door de pandemie en lockdown we ervaren hoe kwetsbaar en onderling afhankelijk we zijn. We zijn onze zorgverleners dankbaar, maar ook deze kleine beroepen waarvan we nu pas beseffen hoe essentieel ze voor ons zijn. Kan dit gevoel de basis zijn voor het opnieuw vormgeven van onze samenleving?

De herwaardering van sociaal nuttige beroepen zou gepaard moeten gaan met een ‘herwaardering van lonen’. Alleen beroepen herwaarderen is niet voldoende.
De waarde van arbeid en mensen die de arbeid verrichten – soms met gevaar voor hun eigen gezondheid, ook als er geen pandemie is – behoort te worden bepaald op basis van hun nut. Dat wil zeggen, tenminste een verdubbeling of verdrievoudiging van hun loon. Dit houdt in: aanpassing van de salarisschaal en terugdringen van de verschillen in de verhouding 1 tot 4 bijvoorbeeld, zoals gebeurt in de Franse ESS – sociale en solidariteitseconomie.*)

Kracht herwinnen

En waarom niet? De sociologen van de Chicago School – met name E.C. Hughes – hadden het al aangetoond in de jaren zeventig: het prestige van beroepen is een sociale constructie die voortkomt uit strijd en vaardigheden, opgedaan tijdens het organiseren, versterken en produceren van een flatteuze zelf-presentatie.
Artsen zijn er beter in geslaagd zichzelf af te schilderen als behorend tot een onbaatzuchtige en schone beroepsgroep (zelfs als ze te maken hebben met ziekte, bloed en uitwerpselen) dan vuilnismannen . Beide zijn maatschappelijk gezien even nuttig, daarover zijn we het wel eens.

Beter betalen en ongelijkheid wegwerken is noodzakelijk, maar niet langer voldoende. Waar verzorgers, leerkrachten en boeren ook om vragen, is van de partij zijn als er henzelf aangaande beslissingen worden genomen. Dit om de macht over hun werk terug te krijgen, in plaats van, zoals al decennia het geval is, soms onzinnige hervormingen te moeten doorvoeren die hen langzaam vermorzelen.

We herontdekken vandaag beroepen omdat ze
1) voorop lopen in de strijd tegen de epidemie (zorgverleners),
2) niet meer face-to-face kunnen worden uitgeoefend (leraren)
3) zorgen voor ons voedsel. Ineens is dat niet meer zo vanzelfsprekend (boeren)

De status herzien

Er zijn nog andere beroepen die uit de onzichtbaarheid komen: minder gekwalificeerde, vaak zelfs gediskwalificeerde beroepen met onzeker dienstverband: bezorgers, kassiers, chauffeurs, tele-operators, onderhoudspersoneel. Deze beroepen hebben andere problemen. Het werk wordt niet van grote waarde geacht en betaalt slecht.

Wat in de huidige periode aan het licht komt, is hun nut. Voor sommigen zijn ze absoluut essentieel, voor anderen geldt het minder vanwege de afhankelijkheid van de ontwikkeling van de ‘platformeconomie’.
Deze sector verleent in feite diensten die men zelf zou kunnen verrichten, maar die de midden- en hogere klassen gemakshalve liever aan anderen overlaten. We kunnen ons eigen avondeten klaarmaken, de tram of de bus nemen om een boek of jas te kopen, maar we kiezen ervoor om bestellingen thuis te laten bezorgen. De Oostenrijks/Franse sociaal filosoof en pionier van de politieke ecologie André Gorz (1923-2007) sprak destijds van dienstbaarheid (in ruil voor hongerloon). Arbeid heeft geen significante meerwaarde voor de geleverde dienst.

In deze tijd van lockdown zijn deze beroepen waardevol voor ons: iets dat we nodig hebben (of niet…) laten we thuis bezorgen omdat we er zelf niet aan kunnen komen. Dat is een omkering van wat we gewend zijn. Ineens speelt de bezorger een sleutelrol. Vanuit Gorz gezien, krijgt hij een andere status, zelfs als de huidige situatie maar tijdelijk is en is het werk in deze sectoren niet  veranderd…

De arbeidskomedie

In tegenstelling tot de hierboven als eerste genoemde beroepsgroep is er weinig kans dat de tweede groep profiteert van een herwaardering. Integendeel. Als we onze aandacht richten op deze beroepen, dan zouden we ook eens kunnen kijken naar de gevolgen van onze levensstijl, de prijs die we betalen voor milieuvervuiling en -vernietiging. Op sociaal gebied gaat het om onzeker, risicovol of onveilig werk en onderbetaling. We kunnen daaraan toevoegen de gevolgen voor de gezondheid, economie, ethiek en politiek. Denk aan overconsumptie, obesitas, individualisme of sedentaire levensstijl. Is dat de samenleving die we willen?

Er is nog een element dat een rol kan spelen bij de herbeoordeling van de waarde van werk. De gezamenlijke ervaring van het gedwongen telewerken. We werken thuis en we doen werk dat we gewoonlijk delegeren. Het decor wordt ondermijnd naarmate de grenzen tussen werk en niet-werk poreuzer worden (de baby op de achtergrond tijdens de videovergadering). Thuis blijven maakt een einde aan de arbeidskomedie. We zijn niet langer de manager in net pak met bureau die zijn medewerkers begroet in een flatterende spiegel.

We houden misschien op met geloven in de rol die we ons dag in dag uit aanmeten, dat die zo belangrijk en essentieel is. Het hele theater, het decorum van de werksfeer, krijgt een harde klap te verduren. Deze gemeenschappelijke ervaring, en vooral het wankelen van de sociaal-psycho-dramaturgische constructie van onze professionele rol, zal misschien gevolgen krijgen voor de betekenis die we in het algemeen aan werk hechten.

Après le confinement, il faudra estimer le travail à sa juste valeur, door Aurélie Jeantet, Libération, 20 april 2020: www.liberation.fr/debats/2020/04/20/apres-le-confinement-il-faudra-estimer-le-travail-a-sa-juste-valeur_1785817


Noot

*) De sociale en solidariteitseconomie (ESS) is een economische speler in Frankrijk van betekenis, goed voor 10% van het BBP en bijna 12,7% van de particuliere banen in Frankrijk.
De sociale solidariteitseconomie bestaat uit 21.000 coöperaties, onderlinge maatschappijen en sociale nutsbedrijven, 1.400 stichtingen en 156.000 verenigingen. Dus 75% van de SSE-werkgeversinstellingen zijn verenigingen.

 

Foto bovenaan: ‘Vuilnismannen’

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.