Skip to main content

Intern toezicht in eerstelijnszorg volgens Wtza leidt tot ongewenste effecten en enorme lastenverzwaring

Vóór 1 januari 2024 moet in de eerstelijnszorg het volgende geregeld zijn:

1. Praktijken met meer dan 10 zorgverleners: een vergunning moet zijn aangevraagd;
2. Praktijken met meer dan 25 zorgverleners: een interne toezichthouder (Raad van Toezicht) moet zijn ingesteld.

Mr. David Renkema, eerstelijnszorgjurist, geeft commentaar op deze bepalingen, vastgelegd in de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza)*), en legt uit hoe deze in de praktijk gaan werken.
Hij schrijft dat met name het tweede punt in de praktijk van de eerstelijnszorg gaat leiden tot hoofdbrekens. Huisartsenpraktijken blijven véél sneller dan gedacht te voldoen aan het criterium van 25 zorgverleners om een Raad van Toezicht te moeten instellen: “Ik maak me zorgen door wat ik hoor in mijn rol als juridisch adviseur. Die zorgen deel ik graag en ik hoop dat ook veel beleidmakers dit lezen. Met name voor hen is de boodschap: beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald. Het is nog niet te laat om de scherpe en ongewenste randen van de regels af te vijlen”.

Juridisch kader

Praktijken met meer dan 25 zorgverleners moeten voor 1 januari 2024 een interne toezichthouder gaan aanstellen. Bestaande uit tenminste drie personen. Over de taakstelling van deze interne toezichthouder, vaak Raad van Toezicht (RvT) genoemd, merkt de Wtza het volgende op:

“Er is een interne toezichthouder die toezicht houdt op het beleid van de dagelijkse of algemene leiding van de instelling en de algemene gang van zaken binnen de instelling en die de dagelijkse of algemene leiding van de instelling met raad ter zijde staat”.

De invulling hiervan wordt grotendeels opengelaten. Dit is dus aan praktijken zelf. Er bestaat dus ook veel vrijheid in het bepalen van de omvang van het toezicht, met name nu huisartsenpraktijken niet gebonden zijn aan de Governancecode Zorg. Wél is er een ‘strak’ kader rondom belangenverstrengelingen. Zo wordt onder meer bepaald dat een toezichthouder niet ook toezichthouder mag zijn bij een andere praktijk in hetzelfde zorggebied.

In de praktijk zijn er behoorlijk wat hoofdbrekens en misverstanden over de telling van het aantal zorgverleners. Enigszins platgeslagen is de hoofdregel dat je moet tellen wie (1) feitelijk (2) in de regel als (3) zorgverlener werkt voor een praktijk.

Uitvoering van de wet in de praktijk

Er zijn veel praktijken in de huisartsenzorg die gebruik maken van gezamenlijk personeel. Bijvoorbeeld wanneer er sprake is van een HOED (meerdere Huisartsen Onder Eén Dak, die in hetzelfde gebouw werken, maar wel ieder een eigen praktijk hebben). Ook zijn er huisartsen die niet ‘onder één dak’ werken, maar wel intensief regionaal samenwerken met andere praktijken. Zij hebben (bepaald) personeel soms gezamenlijk in dienst, bijvoorbeeld om personeel flexibeler en efficiënter in te kunnen zetten of om een zorgverlener gezamenlijk een omvangrijker dienstverband te kunnen aanbieden. Of om (bijvoorbeeld) betere zorg in een wijk te kunnen verlenen. Dit is in de huisartsenzorg bekend als ‘potconstructie’: een gezamenlijk werkgeverschap waarbij de huisartsen in gezamenlijkheid de personeelskosten betalen.

De grens al snel in zicht

De Wtz-telling van het aantal zorgverleners volgend, leidt dit ertoe dat het personeel dat via de potconstructie in de regel wordt ingezet bij alle praktijken, ook bij alle praktijken moet worden meegeteld. Voorbeeld: de twee balie-assistenten die voor vijf relatief kleine praktijken werken, tellen voor alle vijf praktijken gewoon mee als één medewerker.

Kort samengevat leiden de vele in urenomvang geringe functies er in de praktijk toe dat de grens van 25 zorgverleners al snel in zicht komt. Véél sneller dan gedacht en vermoedelijk ook sneller dan de beleidsmakers hebben gedacht.

Met als uitzondering wellicht de écht grote praktijken, willen huisartsenpraktijken vaak waar mogelijk voorkomen dat een raad van toezicht moet worden ingesteld. De toegevoegde waarde wordt, in ieder geval door de kleine praktijken, niet gezien.

Inboeten aan kwaliteit

Renkema geeft vervolgens een achttal voorbeelden van effecten die hij in de praktijk tegenkomt:

  • Praktijken die overwegen om te gaan stoppen met opleiden van BBL – doktersassistenten;
  • Praktijken die willen stoppen met het opleiden van huisartsen (Aios);
  • Praktijken die willen gaan stoppen met het aanbieden van bepaalde vormen van zorg;
  • Praktijken die zich weer gaan opsplitsen in kleinere (minder efficiënte) praktijken;
  • Praktijken die een patiëntenstop overwegen om groei te voorkomen;
  • Praktijken die een naburige praktijk met een opvolgingsprobleem niet willen overnemen omdat dan het aantal zorgverleners boven de 25 komt;
  • Praktijken die contracten met zorgverleners niet willen verlengen met mogelijke toekomstige overbelasting van personeel tot gevolg;
  • Praktijken die deeltijdwerk zo veel mogelijk willen gaan ontmoedigen.

Samengevat: Wetgeving waarvan het motief is het verbeteren van zorg in de praktijk leidt dus juist tot het inboeten aan kwaliteit en efficiency.

Renkema vraagt of het tij nog te keren is? Hij wijst erop dat de Wet op de Ondernemingsraad (WOR) als criterium voor het moeten instellen van een Ondernemingsraad meer dan vijftig medewerkers is. Daarom tot slot een welgemeend advies: “Partijen met een dergelijke omvang zijn gewend om te werken met complexere organisatiestructuren, kennen veelal aansturing met een directie die meer op afstand staat tot de daadwerkelijke zorgverlening en de omvang van dergelijke organisaties rechtvaardigt mijns inziens ook extra toezicht. Toezicht kan dan iets wezenlijks toevoegen. Maar laat de kleine zorgverleners met rust, intern toezicht opleggen gaat daar juist ten koste van goede zorg”.

Lees het hele artikel: Intern toezicht WTZA: Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald, door mr. David Renkema, Eerstelijnszorgjurist, 31 januari 2023: https://eerstelijnszorgjurist.nl

Wet toetreding zorgaanbieders, Wetten Overheid: https://wetten.overheid.nl/BWBR0043797/2022-01-01

Noot
*) In de Wtza zijn vier hoofdzaken geregeld:
– Meldplicht: Een eenmalige meldplicht voor nieuwe en bestaande zorgaanbieders.
– Vergunningsplicht: Zorgaanbieders met meer dan 10 zorgverleners moeten ook een Wtza-vergunning aanvragen.
– Inrichting bestuursstructuur (intern toezicht): Zorgaanbieders met 25 zorgverleners of meer zijn verplicht een interne toezichthouder aan te stellen.
– Jaarverantwoording: Alle zorgaanbieders zijn verplicht om een jaarlijkse verantwoording openbaar beschikbaar te maken. Er zal onderscheid gemaakt worden in de eisen tussen kleine, middelgrote en grote zorgaanbieders.

Vanaf 1 januari 2022 is de Wtza in werking getreden. De instelling van de Raad van Toezicht dient plaats te vinden vóór 1 januari 2024. Van de Wtza wordt wel gezegd dat deze aan de eerste lijn onmogelijke eisen stelt en een enorme lastenverzwaring veroorzaakt.

 

Afbeelding bovenaan is van Ulrike Mai

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.