Skip to main content

Een les in Beroepseer: Zonder wrijving geen glans

Methode Beuvink: Zonder wrijving geen glans –

Er zijn twee gouden regels die elke rechtgeaarde wijkagent volgens Bennie Beuvink altijd in ere moet houden: “Zelf waarnemen welke problemen er spelen” en “zonder afstemming geen handhaving”.

“Vroeger wisten wijkagenten heel goed wat er op wijkniveau speelde en wat ze moesten doen. Hun zelfredzaamheid was groter en daardoor kwam ze beter en sneller tot handelen. De huidige trend is ‘professionaliseren’: briefings houden, organisatiemodellen toepassen, quota’s vaststellen en vooral alles meten. Dat leidt tot een uniformering die de wijkagent in feite beperkt in zijn mogelijkheden om namens de politieorganisatie de sturende rol te spelen die in het referentiekader gebiedsgebonden politiewerk beschreven staat. Om die rol naar behoren te kunnen invullen moet je juist de ruimte hebben om te improviseren en te handelen naar bevind van zaken.”

Zelf vaststellen wat er speelt

Voor het optimaal functioneren van een wijkagent is het volgens Beuvink van cruciaal belang dat hij zich door “zintuigelijke waarneming” op de hoogte stelt van de situatie in zijn wijk – keer op keer op keer:
“Feiten moeten de basis zijn van het doen en laten van een wijkagent – en dus niet veronderstellingen, gedachten of theoretische modellen. Een wijkagent moet ook echt willen weten wat er speelt.
Stel: je houdt op een bepaalde plek of tijd een spreekuur en er komt niemand opdagen. Dan moet je niet zeggen: er is blijkbaar geen behoefte aan een spreekuur. Nee, dan ga je dat spreekuur houden op een andere plek of tijd. Dan zet je je stoeltje wat verderop – net zoals je aan de waterkant doet als de vissen niet willen bijten.”

Samen handhaven

De wijkagent deelt zijn gegevens en conclusies met de wijkbewoners en met de gemeente, woningbouwcorporaties, winkeliersverenigingen, scholen, het Openbaar Ministerie, vrijwilligersorganisaties, etc.
“Samen weten is een noodzakelijke voorwaarde voor samen werken en dat is weer een noodzakelijke voorwaarde voor samen handhaven”, stelt Bennie Beuvink vol overtuiging: “Dat is de harde les die we in Nederland aan het leren zijn op dit moment: dat het heel veel tijd, energie en geld kost om de veiligheid van de bevolking te waarborgen zonder je activiteiten af te stemmen met die bevolking. Eenzijdig van bovenaf handhaving organiseren, dat leidt tot rare toestanden! Zoveel geld en zoveel regels en toch gaat er nog van alles mis. Ken je dat grapje: de misdaad is al georganiseerd, nu de politie nog?”

Groeiproces

De werkwijze die Bennie Beuvink propageert heeft hij ontwikkeld in de periode van 1997 tot 2009, toen hij wijkagent was in de Enschedese wijk Velve-Lindenhof. Toen hij daar kwam werken was de verhouding tussen de bewoners en de politie zwaar verziekt. Door zijn persoonlijke aanpak – het willens en wetens betrekken van de mensen bij zijn politiewerk – wist hij het vertrouwen weer volledig terug te winnen.
Professor Gabriël van den Brink, lector Gemeenschappelijk Veiligheidskunde aan de Politie Academie, was in 2008 na afloop van een bezoek aan Velve-Lindenhof laaiend enthousiast.: “Zo zou het elders ook moeten.”
Beuvink benadrukt dat zijn succes in Enschede een groeiproces is geweest van acht à negen jaar en dat hij in het begin een hoop weerstand had te overwinnen: “Als ik de wijk binnenkwam, was dat binnen een paar minuten bij iedereen bekend. Via bakkies en telefoons ging er dan een waarschuwing rond. Deuren gingen dicht. Bewoners zwegen. Dat was dus roeien tegen de stroom op – of verzuipen. Maar ja, zoals het spreekwoord zegt: zonder wrijving geen glans.”

Dienstbaar

“Ik heb de buurtbewoners laten zien dat de politie dienstbaar en betrokken is, dat ik mijn werk samen met hen wilde doen. De eerste anderhalf jaar ben ik heel doelbewust bezig geweest me persoonlijk aan iedereen voor te stellen. Tegelijkertijd heb ik de buurtbewoners ‘mit in Verantwortung genommen’. Toen er in de wijk vandalisten opdoken, heb ik iedereen aangespoord vooral foto’s te maken als ze het zagen gebeuren. Die foto’s heb ik vervolgens ook gebruikt bij het verhoor. Toen er klachten binnenkwamen over overlast in het park, heb ik de wijkraad gevraagd die voor de politie te inventariseren. Toen het sluiten van een school voor grote onrust in de wijk dreigde te zorgen, heb ik informatie verspreid over de inspraakmogelijkheden, zodat men desgewenst kon proberen om de beslissing alsnog te beïnvloeden. En dat is ook gebeurd.”

Goed luisteren

“Als je goed luistert, neem je veel in je op. Tijd wordt dan relatief. Als een burger op het politiebureau komt, moet de eerste persoon met wie hij contact heeft goed luisteren naar wat hij precies wil, anders gaat het niet goed. Ik vergelijk het wel eens met een oud vrouwtje dat op de stoeprand staat en door jou, behulpzaam als je bent, doortastend naar de overkant wordt geholpen. Daar aangekomen krijg je dan van haar te horen dat ze helemaal niet naar de overkant wilde.”

Samenvattend stelt deze doorgewinterde wijkagent: “Om hun werk goed te kunnen doen moeten wijkagenten hun tijd voornamelijk doorbrengen in hun wijk en daar zichtbaar en actief bezig zijn met dingen die burgers kunnen plaatsen. Helaas zie je ze in toenemende mate binnen zitten om hun administratie op orde te brengen. Aansturing wordt dan afleiding – afleiding van het échte werk.”

(Met toestemming overgenomen van www.nederlandsepolitiebond.nl, 4 februari 2010).