Burgerkracht: wat vindt de burger ervan?
Burgerkracht, samenredzaamheid, burenhulp, informele zorg, de kranten, beleidsplannen en vaktijdschriften staan er vol mee. Het is duidelijk; de burgers moeten zichzelf redden en elkaar gaan helpen, de overheid kan het niet meer opbrengen en zal zich steeds meer terugtrekken uit zorg en welzijn. Wie zijn al die burgers die het gat dat de overheid laat vallen in zorg en welzijn moeten opvullen?
Het is goed te realiseren dat er geen enkel cijfermatig bewijs is dat er een surplus is aan burgerkracht. Het is volgens Nico de Boer “Eerder een verwachting, een mooie fantasie dan dat ik het met harde cijfers kan staven”.(1) Hetgeen een nogal schokkende uitspraak is van de schrijver van het rapport Burgerkracht van het regeringsadviesorgaan RMO, waarin burgerkracht als het alternatief voor het falende welzijnsbeleid aanbevolen wordt. Ook is het goed te weten dat er al een enorm arsenaal aan informele zorg is in Nederland; er zijn ongeveer 2,5 miljoen mantelzorgers en zo’n half miljoen vrijwilligers in de zorg. Dat aantal lijkt de laatste jaren niet te groeien.
De burger aan het woord
Laten we de burger eens aan het woord; wat vinden zij en zijn zij bereid tot meer en intensiever vrijwilligerswerk, buurtzorg en mantelzorg ?
Ten eerste: het recente Sociaal en Cultureel rapport Een beroep op de burger beschrijft hoe er een nieuw model is ontstaan tussen burger en overheid: de burgers hebben de eigen verantwoordelijkheid om zich te gedragen zoals de overheid voorschrijft. Het is een geregisseerde verantwoordelijkheid waarin controle, wantrouwen en straf een rol spelen. Het rapport laat zien dat de meeste burgers het wel eens zijn met het principe van eigen verantwoordelijkheid, maar dat men ervan uitgaat dat men die zelf genoeg neemt en dat het voornamelijk geldt voor anderen (die de voorzieningen misbruiken), maar vooral voor de overheid. Mensen willen dat de overheid stevig aanwezig blijft in sectoren als zorg, welzijn en onderwijs, met name voor de zwakken. De overheid moet hen vooral niet belerend aanspreken op de eigen verantwoordelijkheid, men doet al genoeg. Volgens de burgers is er geen sprake van communicerende vaten tussen overheid en burgers, nee, eigen verantwoordelijkheid en een stevige overheid gaan hand in hand. Nederlanders kiezen niet voor een terugtredende overheid, wel voor actievere burgers. Het is dus maar de vraag of burgers zich willen inspannen om de doelstellingen van de overheid uit te voeren wanneer zij vinden dat die overheid dat zelf hoort te doen.
Ten tweede: het tweejaarlijkse Movisie rapport Van samen zoeken naar samen werken dat het invoeren van de WMO monitort, constateert dat, na vijf jaar, de burgers en professionele uitvoerders nog steeds niet echt warm lopen voor de doelstellingen van de wet of de uitdagingen die de wet stelt. Met de stelling “De WMO is gebaseerd op onrealistische verwachtingen van de toename van vrijwillige inzet door burgers” waren 71% van de 237 ondervraagde professionele instanties het eens. Van de 115 burgerorganisaties was het aantal nog iets hoger 74% en slechts 8% was het oneens. Natuurlijk concludeert het rapport dat daar een uitdaging ligt, maar het is vooral een heel duidelijk signaal van mensen die al 5 jaar daadwerkelijk met het WMO bijltje hakken.
Ten derde: vrijwilligers en mantelzorgers wijzen er herhaaldelijk op dat de druk op hen te groot wordt. Zo steeg het aantal mantelzorgers dat lang en intensief zorg verleent en daardoor ernstig belast wordt met 50% . Veel mantelzorgers vinden het moeilijk werk en zorg te combineren. De mantelorganisatie Mezzo waarschuwt voor de gevolgen van deze overbelasting, de mantelzorgers zullen burn-out raken en afhaken.
Ten vierde: uit een aantal onderzoeken (L. Linders, (2) M. Jager-Vreugdehil (3), S. Hooijmans (4)) waarin burgers in wijken gevraagd werd naar hun hulpbehoeften en hulpbereidheid blijkt wat zij onder zelfredzaamheid verstaan; eerst zelf oplossen – inclusief het inschakelen van professionele hulp en alleen als dat niet lukt een beroep doen op anderen, eerst familie en vrienden en als laatste misschien ook buren. Burenhulp blijkt over het algemeen beperkt tot praktische klusjes en in noodgevallen voor korte tijd en als er een wederdienst tegenover staat. Men wil wel bijdragen aan de zorg voor anderen, maar de verantwoordelijk voor die zorg ligt bij de overheid. Hulp van vrijwilligers wordt gezien als een aanvulling op de professionele hulp niet als vervanging ervan.
Ten slotte is er de hoop van beleidsmakers op de babyboomers als mantelzorgers voor hun leeftijdgenoten, Volgens Broese van Groenou (5) staat die hoop op een krakend fundament: babyboomers lijken niet zo bereid om veel en langdurig zorg te dragen voor anderen terwijl de zorgvraag toeneemt.
Hoewel niet de burgerkracht die beleidsmakers wensen, laten burgers hier toch krachtig hun stem horen, zij gaan niet helemaal mee in wat de overheid voor hen als taak ziet. Hooijmans concludeert: het wensbeeld dat de overheid heeft van een participatiesamenleving wordt niet ondersteund door de respondenten (de burgers), deze gaan uit van de ideeën en waarden van een verzorgingsstaat.
Ja maar… vraagverlegenheid dan?
Wat moeten we dan met termen als vraagverlegenheid en altruïstisch surplus die in de discussie over het nieuwe welzijn de ronde doen en die een oplossing lijken om vraag en aanbod van informele hulp te verbinden?
Lees het artikel verder in pdf: Burgerkracht: wat vindt de burger ervan? door Sjef de Vries, methodiekontwikkelaar, auteur van o.m het boek Eropaf…en dan?: https://beroepseer.nl